Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2023:10379

Rechtbank Noord-Holland
05-10-2023
24-10-2023
HAA 22/4021
Omgevingsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Beroep ongegrond. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid kunnen weigeren. Geen grond om de vergunningsplicht uit het bestemmingsplan in strijd met de Wet natuurbescherming te achten. Aanvraag is niet gericht op werkzaamheden die vallen onder de uitzondering van de planregels, omdat geen sprake is van normaal onderhoud maar ziet op het permanent verwijderen van een groenstrook van 225 m2 ten behoeve van het optimaal laten functioneren van een rij zonnepanelen die erlangs is geplaatst. Het verwijderen van de groenstrook neemt een hap uit de boomsingel en daardoor wordt onevenredige, blijvende schade aan de landschappelijke en natuurlijke waarden toegebracht. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning is een onjuiste voorbereidingsprocedure gevolgd, maar rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat aannemelijk is dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

Rechtspraak.nl
JOM 2023/489
Sdu Nieuws Omgevingsrecht 2023/303

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaatsen Alkmaar en Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 22/4021


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaak tussen


Duinrand Texel B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: H.P. Verheijen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Oosterdijk).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden nabij de [straat] [huisnummer] te [plaats] , Texel.

Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 8 november 2021 afgewezen. Met het in beroep bestreden besluit van 22 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

Verweerder heeft schriftelijk op het beroep gereageerd. Eiseres heeft daarop aanvullende gronden ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2023 in Alkmaar op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vertegenwoordigd door [naam 1] en door [naam 2] en bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft na de behandeling het onderzoek ter zitting geschorst en met partijen afspraken gemaakt om te onderzoeken of een alternatief zou kunnen worden gevonden dat aan de bezwaren van beide partijen tegemoetkomt. Verweerder heeft in vervolg daarop schriftelijk toegelicht dat hij geen aanleiding ziet om een alternatief met eiseres te bespreken. Eiseres heeft daarop schriftelijk gereageerd en nadere stukken ingediend. Eiseres heeft daarbij verzocht om een nadere zitting.

De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2023 in Haarlem nogmaals op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vertegenwoordigd door [naam 1] en door [naam 2] , vergezeld door [naam 3] en bijgestaan door haar gemachtigde, de door eiseres als deskundige meegebrachte dendroloog H.G.M. Rovers MSc, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en door ir. I. Boerdijk.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Feiten

1.1.

Eiseres verhuurt vakantiehuizen aan de [straat] te [plaats] .

1.2.

Op de betrokken percelen is - voor zover hier van belang - het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 2013’, gewijzigd door onder meer het ‘Reparatieplan Buitengebied Texel’, van toepassing. Op de gronden rusten de bestemmingen ‘Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen’ en ‘Waarde - Archeologie 4’.

Handhaving

2. Op 8 maart 2021 heeft een toezichthouder van verweerder geconstateerd dat eiseres kap-, zaag- en snoeiwerkzaamheden op haar terrein heeft laten verrichten en heeft de toezichthouder deze werkzaamheden bij wijze van spoedeisende bestuursdwang mondeling stilgelegd. In het besluit van 9 maart 2021 heeft verweerder aan eiseres deze bestuursdwang schriftelijk bevestigd en daarnaast een last onder dwangsom opgelegd. Eiseres moet de stilgelegde werkzaamheden daadwerkelijk stilgelegd houden en deze niet hervatten voordat een omgevingsvergunning is verleend voor deze activiteit, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- ineens. In het besluit van 6 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 9 maart 2021 ongegrond verklaard. In de uitspraak van 2 november 2022 heeft deze rechtbank het door eiseres daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.1 Tegen deze uitspraak is hoger beroep aanhangig.

Omgevingsvergunning

3. Op 16 september 2021 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vellen van 100 houtopstanden met een oppervlakte van 250 m2 nabij [straat] [huisnummer] in [plaats] . Eiseres heeft daarbij toegelicht dat het gaat om bomen die langs haar zonnepanelen groeien. Eiseres wil ruimte vrijmaken om de zonnepanelen tijdens onderhoudswerkzaamheden beter te kunnen bereiken en om meer opwekrendement te kunnen behalen. Op 4 oktober 2021 is deze aanvraag aangevuld en aangeduid als gericht op een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitvoeren van een werk of van werkzaamheden’2. Eiseres heeft bij deze aanvulling situatietekeningen ingediend waaruit blijkt dat het gaat om het verwijderen van bomen en boompjes over een oppervlakte van 225 m2.

Standpunt verweerder

4. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Voor het vellen van een houtopstand op het betrokken perceel is op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 37.5.1 van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden verplicht. Gezien de omvang en de aard van de werkzaamheden is van normaal onderhoud geen sprake en de te vellen groenstrook maakt deel uit van een boomsingel. Zodoende doen zich de uitzonderingen op de vergunningsplicht genoemd in artikel 37.5.2 van het bestemmingsplan niet voor, aldus verweerder. Verweerder heeft de aangevraagde vergunning geweigerd onder verwijzing naar het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied. Dat plan wordt expliciet als toetsingskader voor het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning benoemd in het bestemmingsplan. Verweerder wil, gelet op de waarden die in het bestemmingsplan en het Beeldkwaliteitsplan zijn opgenomen, geen medewerking verlenen aan de kap. Volgens verweerder brengt de kap onevenredige blijvende schade toe aan de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij deze beoordeling zelf mocht verrichten en dat hij daartoe geen externe deskundige behoefde in te schakelen. Eiseres kan volgens verweerder geen geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel doen.

Wettelijk kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Is het bestreden besluit zorgvuldig genomen?

7.1.

Volgens eiseres is het bestreden besluit onzorgvuldig genomen, omdat in de eerste alinea van het bestreden besluit onjuistheden staan vermeld. Verweerder heeft erkend dat bij de aanduiding van twee documenten onjuiste data zijn opgenomen in het bestreden besluit, maar stelt dat er sprake is van een verschrijving. De rechtbank stelt vast dat er geen twijfel is over de juiste data en over de documenten die worden bedoeld. De verschrijving van verweerder leidt daarom niet tot het oordeel dat het bestreden besluit zo onzorgvuldig is genomen dat het onrechtmatig moet worden geacht.

7.2.

Daarnaast is volgens eiseres het bestreden besluit onzorgvuldig genomen, omdat de aanvullende reactie van verweerder na de hoorzitting van 13 april 2022 niet voor het nemen van het besluit is doorgestuurd aan eiseres. Dit is volgens eiseres in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank oordeelt hierover dat in het licht van artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aanvullende reactie van verweerder inderdaad doorgestuurd had moeten worden aan eiseres, maar de rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de commissie bezwaarschriften de reactie van verweerder heeft verwerkt in haar bij het bestreden besluit gevoegde advies, dat verweerder op 30 juni 2022 de reactie aan eiseres heeft toegestuurd en dat eiseres in beroep geen inhoudelijke gronden hierover heeft aangevoerd.

Is de gemeente of de provincie bevoegd?

8. Eiseres heeft aangevoerd dat niet verweerder maar op grond van hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming (Wnb) het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland het bevoegde gezag is, omdat de locatie buiten de bebouwde kom valt. De rechtbank overweegt dat hoofdstuk 4 van de Wnb is ingevoerd ter vervanging van de Boswet en stelt vast dat artikel 15 van de Boswet bepaalde dat de gemeenteraad in beginsel niet bevoegd was regels te stellen ter bewaring van bossen en andere houtopstanden welke niet gelegen zijn binnen een bebouwde kom. In de Wnb ontbreekt een soortgelijke bepaling. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wnb3 blijkt dat de wetgever er uitdrukkelijk voor heeft gekozen om artikel 4.6, waarin een vergelijkbare bevoegdheidsafbakening stond, niet in werking te laten treden. De rechtbank ziet daarom geen grond om de vergunningsplicht uit het bestemmingsplan in strijd met de Wnb te achten. Dat betekent dat deze beroepsgrond niet slaagt.

Is sprake van een uitzondering als bedoeld in artikel 37.5.2 van de planregels?

9.1.

Eiseres heeft aangevoerd dat de werkzaamheden vallen onder de uitzondering van artikel 37.5.2, tweede alinea, aanhef en onder a, van de planregels, omdat sprake is van normaal onderhoud. De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 1.88 van het bestemmingsplan onder normaal onderhoud wordt verstaan: het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren. Verweerder heeft zich op het standpunt geteld dat de aanvraag niet ziet op normaal onderhoud maar op het permanent verwijderen van een groenstrook van 225 m2 ten behoeve van het optimaal laten functioneren van een rij zonnepanelen die erlangs is geplaatst. Daarbij acht verweerder van belang dat de oppervlakte van de groenstrook te omvangrijk is om van normaal onderhoud te kunnen spreken en dat verwijdering van zo’n omvang niet regelmatig aan de orde zal zijn.

De rechtbank constateert dat in de aanvraag van 16 september 2021 bij ‘Projectomschrijving’ staat: ‘Graag wensen wij om onze zonnepanelen heen 250 m2 vrij te maken en dat eiseres elders in deze aanvraag heeft ingevuld dat het om 100 te kappen houtopstanden gaat. Daarnaast heeft eiseres in de aanvullende aanvraag van 4 oktober 2021 de werkzaamheden omschreven als het Verwijderen van boompjes en bomen’ en is op de daarbij gevoegde situatietekeningen in de bosrand ten noorden van het recreatieterrein een rechthoek van 225 m2 rood gemarkeerd met daarin de aanduiding ‘te verwijderen boompjes en bomen’. Tot slot staat in het bezwaarschrift van eiseres van 17 december 2021 op pagina 3, eerste alinea: ‘Geheel om praktische redenen, aangezien cliënte nou eenmaal de onderhavige werkzaamheden spoedig moet kunnen uitvoeren teneinde haar zonnepanelen vrij te maken en te houden van begroeiing, heeft cliënte (subsidiair) de onderhavige vergunning aangevraagd.’; op pagina 3, zesde alinea: ‘Ook is duidelijk dat er na deze kap van 225 m2 nog zeer veel begroeiing blijft staan.’; op pagina 4, vijfde en zevende alinea van onder: ‘Op onderhavige locatie staan slechts jonge boompjes van 6 meter hoogte. (…) Ten onrechte meent het college dat het kappen van deze minimale oppervlakte aan boompjes onevenredige blijvende schade aan de landschappelijke en natuurlijke waarden zou toebrengen.’; en op pagina 5, zesde alinea: ‘Aan de oostzijde blijft het overgrote deel van het bos bestaan.’ [cursivering en onderstreping door de rechtbank]. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de aanvraag terecht opgevat als gericht op het permanent verwijderen van een groenstrook van 225 m2 en, gezien deze aard en omvang van de verwijdering, als niet gericht op normaal onderhoud. Het door eiseres op de tweede zitting ingenomen standpunt dat het nooit de bedoeling is geweest om alle bomen in de strook permanent te verwijderen kan hier niet aan afdoen. De aanvraag is immers leidend.4 Overigens heeft eiseres tijdens de eerste zitting desgevraagd bevestigd dat zij niet slechts over de zonnepanelen uitstekende takken wil snoeien, maar permanent een deel van de bosrand langs de zonnepanelen wil verwijderen. De rechtbank concludeert dat verweerder op grond van de aanvraag terecht het standpunt heeft ingenomen dat deze niet gericht is op werkzaamheden die vallen onder de uitzondering van artikel 37.5.2, tweede alinea, aanhef en onder a, van de planregels. Deze beroepsgrond slaagt niet.

9.2.

Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat de werkzaamheden vallen onder de uitzondering van artikel 37.5.2, tweede alinea, aanhef en onder b, van de planregels, omdat de te verwijderen boompjes of bomen geen deel uitmaken van een boomsingel. Als de boompjes of bomen wel daarvan deel uitmaken, dan is volgens eiseres deze uitzondering ook van toepassing, omdat een afschermende boomsingel op grond van artikel 37.2.8, aanhef en onder c, van de planregels ter plaatse niet noodzakelijk is en omdat de werkzaamheden zullen plaatsvinden buiten de breedte van 7 meter die een afschermende boomsingel op grond van die bepaling moet hebben. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. Zoals de rechtbank in haar uitspraak van 2 november 2022 reeds heeft geoordeeld5, voldoet de desbetreffende beplanting aan de in artikel 1.34 van het bestemmingsplan opgenomen definitie van een boomsingel. Zoals de rechtbank in die uitspraak ook heeft geoordeeld, is in de planregels artikel 37.2.8 niet in artikel 37.5.2 als uitzondering op de vergunningsplicht van artikel 37.5.1 opgenomen, zodat de regels van artikel 37.2.8 eiseres niet ontslaan van de vergunningsplicht. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen.

Wordt onevenredige, blijvende schade aan aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden toegebracht?

10. Op grond van artikel 37.5.2 van het bestemmingsplan wordt de omgevingsvergunning alleen verleend indien de werkzaamheden geen onevenredige, blijvende schade toebrengen aan de aanwezige landschappelijke of natuurlijke of bodemkundige waarden en geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de betrokken of omliggende gronden. Bij de afweging is het Beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in Bijlage 5 bij de planregels, steeds onderdeel van het toetsingskader. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres met het verwijderen van een groenstrook van 225 m2 een hap uit de boomsingel neemt en dat daardoor onevenredige, blijvende schade aan de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt toegebracht. Dat dit volgens eiseres niet zichtbaar is vanaf de weg leidt niet tot een ander oordeel, omdat sprake is van een op zichzelf staand belang van bescherming van de natuur en het landschap. Er wordt wezenlijk afbreuk gedaan aan de rechte begrenzing die de boomsingel in de bestaande situatie vormt. Bovendien wordt het betrokken gebied volgens het Beeldkwaliteitsplan gekenmerkt door een kantwerk van bos en open ruimte. Ook de bevindingen van de door eiseres ingeschakelde deskundige leiden niet tot een ander oordeel, omdat hij, anders dan de aanvraag, niet uit is gegaan van permanente verwijdering van alle boompjes of bomen in de betrokken strook. Dat verweerder eerder een omgevingsvergunning heeft verleend voor de zonnepanelen en dat er dus volgens eiseres toestemming is gegeven om de zonnepanelen naast de boomsingel te plaatsen, leidt ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank stelt vast dat verweerder de zonnepanelen heeft vergund, omdat er geen weigeringsgrond was. Het bestemmingsplan staat op het hele recreatieterrein kleinschalige duurzame energieopwekking toe. Dat de zonnepanelen geplaatst zijn naast de boomsingel is de keuze van eiseres zelf geweest. Tot slot heeft eiseres erop gewezen dat in het Beeldkwaliteitsplan ook juist belang wordt gehecht aan open ruimten. De rechtbank leidt echter uit het Beeldkwaliteitsplan niet af dat dit belang zover gaat dat verweerder moet meewerken aan verwijdering van een deel van een bestaande boomsingel.

Is het besluit genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel?

11. Eiseres heeft voorts een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel en verwijst daarbij naar projecten die verweerder heeft vergund zonder een afschermende boomsingel met een minimale breedte van 7 meter te vereisen. De rechtbank ziet daarin echter geen gelijke gevallen, aangezien het in geen van die gevallen ging om de verlening van een vergunning voor het verwijderen van houtopstanden.

Is er een onjuiste voorbereidingsprocedure gevolgd?

12. De rechtbank overweegt ambtshalve het volgende. Verweerder heeft de aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo afgewezen op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo, omdat niet is voldaan aan de in het bestemmingsplan neergelegde voorwaarden voor verlening van de vergunning. Op grond van artikel 2.11, tweede lid, van de Wabo had de aanvraag mede aangemerkt moeten worden als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Een dergelijke vergunning kan worden verleend in de drie gevallen die in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo worden vermeld, mits de te vergunnen activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In deze zaak zijn de eerste twee vermelde gevallen niet van toepassing. In zijn besluitvorming heeft verweerder de aanvraag niet uitdrukkelijk aan artikelen 2.11, tweede lid, en 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo getoetst. Het standpunt van verweerder daarover ligt echter wel besloten in de motivering van de besluitvorming. Gelet op artikel 6:22 van de Awb, ziet de rechtbank daarom geen aanleiding om het bestreden besluit wegens de motivering ervan te vernietigen. Zoals ook volgt uit hetgeen verweerder op de eerste zitting heeft toegelicht, valt niet in te zien hoe een activiteit die onevenredige, blijvende schade aan de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden toebrengt, niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening kan zijn. In het licht daarvan acht de rechtbank ook de weigering van een vergunning voor afwijking van het bestemmingsplan niet onredelijk. Omdat een vergunning voor afwijking van het bestemmingsplan in deze zaak slechts gebaseerd had kunnen worden op artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 3, van de Wabo, had de aanvraag van eiseres op grond van artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo echter moeten worden beoordeeld met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure vervat in afdeling 3.4 van de Awb. Dat betekent dat verweerder bij de beoordeling van de omgevingsvergunning een onjuiste voorbereidingsprocedure heeft gevolgd. De rechtbank ziet echter aanleiding om ook dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat aannemelijk is dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. Volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure zou tegen het primaire besluit geen bezwaarprocedure hebben opengestaan, maar had verweerder, voor het nemen van het primaire besluit, kennis moeten geven van een ontwerpbesluit en dat ontwerp ter inzage moeten leggen, waarna eenieder een zienswijze over het ontwerp naar voren had kunnen brengen. Eiseres heeft echter door middel van een bezwaarprocedure de gelegenheid gekregen om haar belangen kenbaar te maken en zij heeft ook daadwerkelijk bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Door de weigering van de omgevingsvergunning zijn geen andere belanghebbenden dan eiseres geraakt.

Is er reden om een onderzoek ter plaatse in te stellen?

13. Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om een onderzoek ter plaatse in te stellen, zoals door eiseres verzocht.

Conclusie en gevolgen

14.1.

Het beroep is ongegrond. Weliswaar kleven er gebreken aan het bestreden besluit, maar de rechtbank ziet aanleiding om deze met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Dat betekent dat het bestreden besluit en daarmee de weigering van een omgevingsvergunning in stand blijven.

14.2.

In verband met de toepassing van artikel 6:22 van de Awb moet verweerder wel het griffierecht aan eiseres vergoeden.

14.3.

De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1,5 punt voor het deelnemen aan de zittingen, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke reactie na de eerste zitting).

14.4.

In de proceskostenformulieren heeft eiseres aangegeven dat voor het bijwonen van de zittingen reiskosten zijn gemaakt voor twee personen. De rechtbank overweegt hierover dat in de regel slechts de reiskosten van één van de vertegenwoordigers in aanmerking komen voor vergoeding.6 Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat in dit geval een uitzondering daarop wordt gemaakt. Dit betekent dat slechts de reiskosten van één van de vertegenwoordigers hoeven te worden vergoed voor het bijwonen van de zittingen. De vergoeding van de reiskosten moet verweerder betalen. Deze vergoeding bedraagt € 70,- ( [straat] te [plaats] - zittingsplaats Alkmaar: retour bus € 7,20, retour boot € 2,50 en retour trein € 18,40; en [straat] te [plaats] - zittingsplaats Haarlem: retour bus € 7,20, retour boot € 2,50 en retour trein € 32,20).

14.5.

Tot slot heeft eiseres aangegeven dat er kosten zijn gemaakt voor de deskundige. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze kosten te laten vergoeden, omdat de punten waarop de rechtbank gebreken heeft gezien en waarop eiseres gelijk heeft gekregen geen punten zijn waarover de deskundige heeft geadviseerd.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep ongegrond;

  • -

    bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;

  • -

    veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.581,- aan proceskosten aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
5 oktober 2023.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:22

Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

Artikel 7:9

Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

(…)

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

(…)

Artikel 2.11

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is of in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

2. Indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;

(…)

Artikel 3.10

1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:

a. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°;
(…)

Bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 2013’, zoals gewijzigd door het ‘Reparatieplan Buitengebied Texel’

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
(…)
1.34 boomsingel

opgaande compacte beplanting van boomsoorten om of langs een terrein.
(…)

1.88

normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

(…)

Artikel 37 Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen
37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. recreatief verblijf in de vorm van een terrein van campers, stacaravans, caravans, blokhutten, tenten, zomerhuizen en familiehuizen;

(…)

met daaraan ondergeschikt:

(…)

f. kleinschalige duurzame energieopwekking;

(…)
37.2 Bouwregels

(…)

37.2.8

Terreininrichting

Voor de inrichting van het terrein gelden de volgende regels:

(…)

c. aan de buitenkant van het terrein moet een afschermende boomsingel geplant en in stand gehouden worden, daar waar een boomsingel noodzakelijk is, met een minimale breedte van 7 meter, tenzij op een andere wijze een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd.
(…)
37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.5.1

Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a. het verwijderen of aanplanten van bomen, heesters en struiken;

(…)

37.5.2

Uitzonderingen

Bij de afweging van de hieronder genoemde omgevingsvergunning, is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in Bijlage 5 in bijlagen bij de regels, steeds onderdeel van het toetsingskader.

Het bepaalde in artikel 37 lid 5.1 is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

a. het normale onderhoud of het normale gebruik;

b. het verwijderen en aanplanten van bomen, heesters en struiken van ondergeschikte betekenis tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m², uitgezonderd de bomen, heesters of struiken die deel uitmaken van de afschermende singel;

c. de bestrijding van een aanwezige of dreigende calamiteit.

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de werken of werkzaamheden geen onevenredige, blijvende schade toebrengen aan de aanwezige landschappelijke of natuurlijke of bodemkundige waarden en geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de betrokken of omliggende gronden.

(…)

1 HAA 21/5338 (ECLI:NL:RBNHO:2022:10450).

2 Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

3 Kamerstukken II 2016-2017, 33 348, nr. 192, blz. 6.

4 Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2862.

5 Zie r.o. 4.3.3-4.3.5.

6 Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4426, r.o. 10.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.