RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/239204-22 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 januari, 27 maart, 12 juni en 12 december 2023 in de zaak tegen:
[verdachte]
,
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I. Stas, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
1 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode 1 november 2018 tot en met 4 april 2020 te Krommenie, gemeente Zaanstad en/of Aarschot in België en/of elders in Nederland en/of België met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten een minderjarige aan zijn zorg toevertrouwd
buiten echt, meermalen, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft hij
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of;
- een seksspeeltje in vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of;
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] gebeft;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode 5 april 2020 tot en met 25 oktober 2021 te Krommenie, gemeente Zaanstad en/of Aarschot in België en/of elders in Nederland en/of België, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], door
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te brengen en/of;
- een seksspeeltje in vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te brengen en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te brengen en/of heen en weer te bewegen en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] te beffen;
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode 1 november 2018 tot en met 1 september 2021 te Krommenie, gemeente Zaanstad en/of Aarschot in België en/of elders in Nederland en/of België meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft vervaardig en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van [slachtoffer 1], althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het met de handen en/of vingers en/of een seksspeeltje (laten) penetreren en/of betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van [slachtoffer 1], althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp, en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
3 Beoordeling van het bewijs
3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier.
3.2
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsrouw bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de raadsvrouw – kort samengevat – aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet tot het bewijs kan worden gebezigd, nu aan haar geloofwaardigheid en betrouwbaarheid moet worden getwijfeld. Voorts betwist de verdediging dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in de onder 1 ten laste gelegde pleegperiode omdat het steunbewijs hiertoe ontbreekt. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat voor het onder 1 ten laste gelegde hooguit een bewezenverklaring kan volgen voor 15 december 2019. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het gedeelte in de tenlastelegging dat ziet op ontuchtige handelingen gepleegd in België nu aangeefster op die momenten niet was toevertrouwd aan de zorg of waakzaamheid van de verdachte. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit feit kan worden bewezen voor zover dit ziet op het filmpje van 6 juli 2020. Voor het overige gedeelte van de ten laste gelegde periode dient de verdachte te worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Voorts komt de rechtbank op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het hieronder bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- -
de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2023;
- -
een Pro Justitia navolgend proces-verbaal van Politiezone Aarschot (België) met bijlagen van 16 februari 2022 (pagina 25 e.v. van het procesdossier).
3.3.2
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Juridisch kader: bewijsminimum
De rechtbank stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring in haar geheel en niet vereist dat elk onderdeel daarvan door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zaken als de onderhavige kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig steun vindt in een ander bewijsmiddel, maar dat het voldoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal eerst beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Zij doet dit aan de hand van criteria als consistentie (geen innerlijke tegenstrijdigheden) en authenticiteit (echtheid; oorspronkelijkheid). Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of haar verklaring voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster ongeloofwaardig en onbetrouwbaar is, onder meer omdat deze inconsistenties bevat. Volgens de raadsvrouw kan haar verklaring daarom niet bijdragen aan het bewijs.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [voornaam]) wél betrouwbaar. [voornaam] (geboren op [geboortedatum]) heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door de verdachte. Zij heeft verklaard dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden van haar veertiende tot en met haar zeventiende levensjaar en dat dit rond 20 à 25 keer is gebeurd. De seksuele handelingen bestonden onder meer uit het met de penis penetreren van haar vagina en anus, het vingeren van haar vagina en anus, het laten pijpen door en het beffen van [voornaam]. [voornaam] heeft naar het oordeel van de rechtbank authentiek, op belangrijke punten consistent en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte bij/met haar heeft verricht. Haar verklaringen bij de politie zijn in de kern gelijkluidend aan hetgeen zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard. Voor zover er verschil is tussen de verklaring van [voornaam] bij de Belgische politie en die bij de rechter-commissaris is dat niet wezenlijk en acht de rechtbank dat minder van belang nu er meer dan een jaar tijd zat tussen deze twee verklaringen, en het geheugen van [voornaam] in die tijd (zoals bij alle mensen) aangepast of veranderd kan zijn. [voornaam] heeft hoe dan ook concrete gebeurtenissen benoemd waarbij details worden vermeld met betrekking tot waar en wanneer deze hebben plaatsgevonden en onder welke omstandigheden. Daarnaast heeft zij beschreven welke specifieke gevoelens en gedachtes zij had bij het seksueel misbruik, zoals de opmerking dat zij bevroor toen hij haar voor het eerste zoende en dat het prikkelde wanneer zij hem moest pijpen, omdat hij daar heel veel haar had. Verder draagt bij aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam] dat [naam] heeft verklaard dat [voornaam] steeds stiller werd gedurende het weekend in november 2018 bij de verdachte thuis en dat zij verdrietig en heftig reageerde bij het afscheid. [voornaam] heeft over dit weekend verklaard dat het seksueel misbruik door de verdachte toen voor het eerst heeft plaatsgevonden. Daar komt nog bij dat de verdachte heeft erkend dat vrijwel alle door [voornaam] omschreven seksuele handelingen wel hebben plaatsgevonden doch pas na haar zestiende levensjaar, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank ook bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam]. De in zoverre bekennende verklaring van de verdachte (die hij pas in een veel later stadium heeft afgelegd) dat de seksuele handelingen met [voornaam] pas ná haar zestiende levensjaar hebben plaatsgevonden komt de rechtbank dan ook gekunsteld over en lijkt als achtergrond te hebben dat seks met iemand tussen de twaalf en de zestien jaar zwaarder kan worden gestraft.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaring van [voornaam] als authentiek en betrouwbaar kan worden aangemerkt en tot uitgangspunt kan worden genomen in deze zaak. De rechtbank gaat daarom uit van de door haar geschetste gang van zaken.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de verklaring van [voornaam] bij de rechter-commissaris onvolledig zou zijn, maakt dit niet anders. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verdediging bij dit verhoor aanwezig was en derhalve in de gelegenheid is geweest om [voornaam] nader te bevragen.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [voornaam] dat de seksuele handelingen met de verdachte vóór haar zestiende levensjaar hebben plaatsgevonden, in voldoende mate wordt ondersteund door het beeldmateriaal dat [voornaam] aan de politie heeft overgedragen. Op dit beeldmateriaal is te zien dat [voornaam] anaal wordt gepenetreerd. Verder blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat dit beeldmateriaal voor het laatst is gewijzigd op 15 december 2019. Uit de door [voornaam] overgelegde WhatsApp-gesprekken volgt vervolgens dat de verdachte op 29 januari 2020 aan [voornaam] vraagt of zij “hun filmpje” naar hem wil toesturen, waaruit volgt dat het de verdachte en [voornaam] zijn die op het filmpje te zien zijn. Daarnaast duidt dit er naar het oordeel van de rechtbank op dat het filmpje in ieder geval vóór 29 januari 2020 is opgenomen op welk moment [voornaam] nog geen zestien jaar oud was.
Waar de raadsvrouw heeft aangevoerd dat de WhatsApp-berichten door [voornaam] zijn vervalst en deze niet aan het bewijs kunnen bijdragen, faalt dit betoog. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de authenticiteit van de WhatsApp-berichten. Door de verdediging is enkel aangetoond dat vervalsing technisch mogelijk is, niet dát deze berichten vals of vervalst zijn.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde ontuchtige handelingen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op tijdstippen in de periode 1 november 2018 tot en met 4 april 2020 te Krommenie, gemeente Zaanstad en in België met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten een minderjarige aan zijn zorg toevertrouwd buiten echt, meermalen, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft hij
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en anus van die [slachtoffer 1] gebracht en;
- een seksspeeltje in vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en;
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina en anus van die [slachtoffer 1] gebracht en
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] gebeft;
Feit 2
hij op tijdstippen in de periode 5 april 2020 tot en met 25 oktober 2021 te Krommenie, gemeente Zaanstad, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], door
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en anus van die [slachtoffer 1] te brengen en;
- een seksspeeltje in vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina en anus van die [slachtoffer 1] te brengen en
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] te beffen;
Feit 3
hij op een tijdstip in de periode 1 november 2018 tot en met 1 september 2021 te Krommenie, gemeente Zaanstad eenmaal afbeeldingen, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], is betrokken heeft vervaardigd welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een penis oraal en anaal penetreren van het lichaam van [slachtoffer 1], althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.
7 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 35.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder feit 1 tot en met feit 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 20.000,- dient te worden toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de vordering dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting heeft [voornaam] toegelicht hoe zwaar zij het heeft gehad als gevolg van het bewezenverklaarde en hoe moeilijk zij het hiermee tot op heden nog heeft. De rechtbank acht dit, mede gelet op haar jonge leeftijd, goed voorstelbaar. De rechtbank is van oordeel dat aan [voornaam] door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht wegens aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van normschending mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank komt een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke aan nadere onderbouwing van de aard en de omvang van het psychisch letsel ziet de rechtbank geen aanleiding om een hoger bedrag toe te wijzen. De benadeelde partij zal voor het overige gevorderde dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [voornaam] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 tot en met feit 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een minderjarige, meermalen gepleegd en vervaardigen van beeldmateriaal van een seksuele gedraging met een minderjarige] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
10 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden, met bevel dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- -
de verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- -
de verdachte zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- -
de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- -
de verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van (betaald) werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- -
de verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- -
de verdachte op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de verdachte dat er een volwassen persoon hierbij aanwezig is.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 10.000,-, bestaande uit immateriële schade, en de veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven goed:
1 STK Shirt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mrs. N.M.L. Rogmans en H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Snelder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2023.