Totstandkoming van het bestreden besluit
1.1
Eiseres exploiteert een transportbedrijf, gevestigd in [plaats 1] [locatie 1] . Eiseres transporteert in opdracht van landbouwers en loonwerkers dierlijke meststoffen in onder meer Noord-Holland, Noord-Brabant en ook Utrecht.
1.2
In januari 2020 is in drie mestputten op een landbouwbedrijf aan de [adres 1] in [plaats 2] behalve mest ook chemisch afval aangetroffen. De NVWA heeft naar aanleiding van die vondst onderzoek gedaan naar de eigenaar van de mest in de putten. Daarbij kwamen drie bedrijven in beeld, namelijk: [bedrijf 1] (gevestigd aan de [adres 2] te [plaats 2] , hierna: [bedrijfsnaam 2] ), [bedrijf 2] (gevestigd aan de [adres 3] te [plaats 2] , hierna: [bedrijfsnaam 3] , eigenaar van het bedrijf aan de [adres 1] ) en [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ), gevestigd aan de [adres 4] te [plaats 2] . Als vervoerder van mest naar de mestputten kwam eiseres in beeld.
1.3
Op 28 januari 2020 waren de toezichthouders van de NVWA bij de [bedrijfsnaam 2] en daarna bij [bedrijfsnaam 1] . De heer [naam 1] toonde aan hen een document met als aanhef: “Betreft: huur mestopslag” (hierna: het ‘mestopslagdocument’) met betrekking tot mestopslag aan de [adres 5] te [plaats 2] voor de periode 1 september 2019 tot 1 maart 2020 van [bedrijfsnaam 3] , de eigenaar van de mestputten. In dit ‘mestopslagdocument’ staat niet gespecificeerd welke van de drie aanwezige mestopslagen op het bedrijf aan de [locatie 2] [bedrijfsnaam 2] “huurde”. Het ‘mestopslagdocument’ van [bedrijfsnaam 1] met [bedrijfsnaam 3] is vergelijkbaar.
1.4
De heer [naam 1] verklaarde (samengevat) tegen de toezichthouders dat hij jaarlijks een huurmestopslagformulier tekende, vergelijkbaar met het ‘mestopslagdocument’ voor de periode 1 september 2019 tot en met maart 2020 dat hij aan de toezichthouders toonde. Die overeenkomst heeft hij op 11 januari 2020 om 12 uur ontvangen via de app omdat het opmaken eerder vergeten was. Hij weet niet welke opslag hij huurde op dit adres. Ook weet hij niet in welke put de vervoerder, eiseres, de mest in week 44 van 2021 geloosd heeft. Hij wist niet dat er meerdere putten waren op die locatie. Het transport heen en terug naar de put gebeurde onbemonsterd. Hij gaf ook aan niet zeker te weten of hij de eigen mest weer terugkreeg. Ten slotte verklaarde hij dat hij voor de mestopslag geen betalingen aan [bedrijfsnaam 3] doet. Er is sprake van goodwill en [bedrijfsnaam 3] rijdt de mest uit op het land van [bedrijfsnaam 2] .
1.5
De heer [naam 2] verklaarde (samengevat) dat het de bedoeling was dat hij de grote opslag van 1100 m3 onder de nieuwe/grote ligboxenstal huurde, maar hij weet niet zeker waar de vervoerder, eiseres, de mest loste. Hij betaalde 3 euro per m3 mest die hij bracht. De mest werd zonder Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (VDM) en onbemonsterd vervoerd. Hij wist niet dat zijn mest bij de mest van andere veehouders terechtkwam. Hij gaf ieder jaar de opdracht om een deel af te voeren naar andere veehouders. Dat regelde ook eiseres. Dat vervoer werd wel bemonsterd. Ook werd ieder jaar een deel van de mest uitgereden op zijn eigen weiland. Het uitrijden deed [bedrijfsnaam 3] , de eigenaar van de opslag. Vorig jaar was de mestput niet leeg.
1.6
Op 28 januari 2020 ontvingen de toezichthouders een e-mail van [naam 1] met daarin de facturen van [bedrijfsnaam 3] voor het uitrijden van mest en facturen van eiseres voor het rijden van mest van de stal naar de mestopslag. Op de facturen van eiseres was te zien dat:
- -
op 27 november 2018 zes vrachten mest van de stal van [naam 2] naar de opslag aan de [adres 1] zijn gereden;
- -
en in week 44 van 2019, zeven vrachten mest van de stal van [naam 2] naar de opslag zijn gereden.
Ook was een ‘mestopslagdocument’ voor de periode 15 september 2018 tot en met maart 2019 bijgevoegd.
1.7
Op 29 januari 2020 ontvingen de toezichthouders van eiseres de facturen van het vervoer van mest van [bedrijfsnaam 1] .
1.8
Op 29 januari 2020 waren de toezichthouders bij [naam 3] . Hij toonde aan hen 4 ‘mestopslagdocumenten’ voor mestopslag tussen hem en [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 1] . Al deze documenten hadden dezelfde tekst; er werd in geen overeenkomst verwezen naar een of meer van de (drie) mestopslagen aan de [locatie 2] . Hij verklaarde (samengevat) dat hij de eigenaar is van de mestputten, dat hij die alleen verhuurt aan [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] en dat hij geen huur rekent voor de opslag van mest. Er zijn 3 putten namelijk:
1.9
Op 10 februari 2020 spraken de toezichthouders telefonisch met de heer [naam 4] . Hij gaf aan via [bedrijf 4] B.V. indirect bestuurder te zijn van eiseres, en dat hij (samen met zijn echtgenote) bestuurder is van de beheer-bv. De andere bestuurder van eiseres is [bedrijf 5] B.V. Hij verklaarde (samengevat) dat eiseres transporten van mest voor [bedrijfsnaam 2] heeft gedaan, namelijk 6 vrachten op 27 november 2019 en 7 vrachten in week 44 van 2019. Voor [bedrijfsnaam 1] heeft eiseres de volgende vrachten van mest van de stal van [bedrijfsnaam 1] naar de opslag aan de [locatie 2] verricht:
- -
8 vrachten op 15 november 2018;
- -
4 vrachten op 12 december 2018;
- -
2 vrachten op 14 december 2018;
- -
8 vrachten op 8 januari 2019;
- -
3 vrachten op 5 februari 2019;
- -
9 vrachten op 29 oktober 2019.
En ten slotte heeft eiseres nog 8 vrachten voor [bedrijfsnaam 1] op factuurdatum 11 mei 2019 verricht van de opslag aan de [locatie 2] naar zijn stal aan de [adres 4] . Verder verklaarde hij dat de mest in aparte putten werd gelost. Hij weet niet exact waar omdat hij daar niet bij was. Omdat beide veehouders vertelden dat zij de putten huurden heeft hij de mest vervoerd zonder te wegen en te bemonsteren. Ook zijn er geen VDM’s gemaakt.
1.10
In een rapport van april 2020 (nummer 122514) hebben de toezichthouders van de NVWA op grond van hun onderzoek het volgende geconstateerd:
- in de ‘mestopslagdocumenten’ is niet gespecificeerd welk bedrijf welke mestopslag huurt en hoeveel m3 de opslag is;
- het ‘mestopslagdocument’ voor 2019 van [bedrijfsnaam 2] is later pas opgemaakt namelijk pas op 11 januari 2020;
- de mestopslag is na de huurperiode (eind maart) nog niet leeg, aangezien er door [bedrijfsnaam 3] volgens de facturen nog na maart mest wordt uitgereden;
- in augustus 2019 zou er nog 200 m3 van [naam 2] in de opslag hebben gezeten;
- een mestopslag dient ten minste (zuig)leeg opgeleverd en afgeleverd te worden. De ‘huurovereenkomst’ liep immers van 1 september 2019 tot en met maart 2020.
Volgens de toezichthouders berust de feitelijke beschikkingsmacht over de mestopslagen bij [bedrijfsnaam 3] en niet bij [bedrijfsnaam 2] of [bedrijfsnaam 1] . Dat betekent dat de mest van en naar deze mestopslagen gewogen en bemonsterd had moeten worden. Ook had de mest met een AGR/GPS-melding conform spoor 1 vervoerd moeten worden. In 2018 heeft eiseres in totaal 6 vrachten van [bedrijfsnaam 2] en 14 vrachten van [bedrijf 6] naar de mestopslag vervoerd. In 2019 heeft eiseres in totaal 7 vrachten van de [bedrijfsnaam 2] en 20 vrachten Van [bedrijfsnaam 1] naar de mestopslag vervoerd. Ook heeft eiseres 8 vrachten in 2019 van de mestopslag naar [bedrijfsnaam 1] vervoerd. Alle vrachten zijn zonder VDM en zonder bemonsteren en wegen vervoerd, terwijl dat volgens de toezichthouders wel had moeten gebeuren (feitcodes M300 en M502).
1.11
Op 1 juli 2020 heeft verweerder aan eiseres het voornemen kenbaar gemaakt om boetes op te leggen voor de overtreding van artikel 53, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Mestoffenwet (Ubm) namelijk het vervoer van een vracht dierlijke meststoffen zonder VDM. Ook was verweerder voornemens een boete op te leggen voor overtreding van artikel 77, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet omdat eiseres het fosfaat- en stikstofgehalte van diezelfde vrachten niet heeft laten bepalen. Voor zowel de overtredingen vervoer zonder VDM als de overtredingen de lading niet te bemonsteren/gehalte te bepalen kan een boete van € 300,- worden opgelegd, hetgeen in totaal per soort overtredingen € 16.500,- zou bedragen. Verweerder was echter voornemens de boetes te matigen met 50% tot € 8.250 per soort overtredingen, omdat meerdere malen dezelfde overtreding is geconstateerd. De boetes zouden in totaal € 16.500,- worden.
1.12
In het boetebesluit van 2 juli 2021 heeft verweerder, conform het voornemen, aan eiseres boetes opgelegd en in reactie op de zienswijze het volgende aangegeven. Uit de verklaringen zoals opgenomen in het rapport van de NVWA leidt verweerder af dat [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 3] en [bedrijfsnaam 1] niet exact wisten wie over welke mestopslag kon beschikken. Bovendien werd dat ook niet nader omschreven in de aan de toezichthouders overgelegde ‘mestopslagdocumenten’. Nader mondeling overleg hierover is natuurlijk mogelijk, maar dat leidt tot verwarrende situaties dan wel fouten bij de aan- en afvoer van de mest. De stelling dat het voor partijen en de chauffeurs wel duidelijk was welke mestput van wie was, trekt verweerder daarom in twijfel. De boete matigt verweerder met 10% omdat meer dan 26 weken zijn verstreken tussen de dagtekening van het NVWA-rapport en het voornemen tot oplegging van de boete. Concluderend legt verweerder aan eiseres een boete op van € 14.850,-.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 1, eerste lid, Msw
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
e. verhandelen van meststoffen: afleveren van meststoffen aan handelaren in of gebruikers van meststoffen alsmede het met het oog daarop voorhanden of in voorraad hebben, aanbieden of vervoeren van meststoffen;
(…)
i. bedrijf: geheel van productie-eenheden bestaande uit één of meer gebouwen of afgescheiden gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van enige vorm van landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;
(…)
Artikel 15 Msw
1.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten of de bescherming en verbetering van het milieu, regels worden gesteld met betrekking tot het in voorraad hebben, verwerken, vervoeren en verhandelen van dierlijke meststoffen.
(…)
5. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het is verboden dierlijke meststoffen in voorraad te hebben, te verwerken, te vervoeren of te verhandelen zonder voorafgaande registratie bij Onze Minister. Daarbij kunnen regels worden gesteld over de weigering, schorsing of schrapping van een registratie. Die regels kunnen inhouden dat een registratie kan worden geweigerd of geschrapt in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en dat daaraan voorafgaand het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet kan worden gevraagd.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens door natuurlijke personen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen die meststoffen produceren, verhandelen, gebruiken of verwerken. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. het bedrijf of de onderneming, zoals de aard en de locatie van het bedrijf of de onderneming en van de daartoe behorende onderdelen en bedrijfsmiddelen, de tenaamstelling of handelsnaam, de rechtsvorm, in voorkomend geval de aard en samenstelling van het samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat het bedrijf of de onderneming voert, de inschrijving in het handelsregister en de bij het bedrijf of de onderneming werkzame personen en hun bevoegdheden;
b. de geproduceerde, in voorraad gehouden, aangevoerde, afgevoerde, verhandelde, be- of verwerkte, op of in de bodem gebrachte en anderszins gebruikte hoeveelheden meststoffen, de samenstelling, herkomst en bestemming van de meststoffen en de gegevens, bedoeld in artikel 35, tweede lid, onderdelen b en c;
(…)
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de bepaling van:
a. de hoeveelheden meststoffen, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, uitgedrukt in kilogrammen stikstof of fosfaat;
b. de verdere samenstelling van deze meststoffen;
(…)
Artikel 51
Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7, 9, tweede en derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 14, eerste lid, 15, 21, eerste lid, 33a, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, 33b, vijfde lid, 33d, eerste lid34, 35, 36, 37, 38, derde lid, of 40.
Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (Ubm)
Artikel 1, eerste lid, Ubm
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(..)
o. intermediaire onderneming: onderneming, niet zijnde een bedrijf, in het kader waarvan al dan niet uitsluitend dierlijke meststoffen worden verhandeld of worden gebruikt;
(…)
s. vervoeren van meststoffen: elk feitelijk transporteren van meststoffen, het laden en lossen van deze meststoffen inbegrepen, met uitzondering van het feitelijk transporteren binnen een bedrijf;
1. De landbouwer houdt per bedrijf en per kalenderjaar een inzichtelijke administratie bij.
2. De administratie bevat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 31, tweede lid, alsmede gegevens over:
a. de civielrechtelijke titel die het exclusieve gebruiksgenot verschaft van elk van de tot het bedrijf behorende productie-eenheden;
(…)
i. de capaciteit van de bij het bedrijf behorende opslagruimte voor dierlijke meststoffen in kubieke meters;
(…)
1. Een vracht dierlijke meststoffen gaat tijdens het vervoer vergezeld van een op de vracht betrekking hebbend vervoersbewijs, dat overeenkomstig de regels gesteld bij of krachtens paragraaf 2 van dit hoofdstuk is opgemaakt.
(…)
1. Terzake van het vervoer van een vracht dierlijke meststoffen wordt door de leverancier, de vervoerder en de afnemer gezamenlijk een vervoersbewijs opgemaakt.
2. De leverancier en de afnemer dragen er ieder voor zijn deel, en de vervoerder voor het geheel, zorg voor dat het vervoersbewijs overeenkomstig de krachtens artikel 54 gestelde regels volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend.
3. Het vervoersbewijs wordt bij ministeriële regeling vastgesteld en bevat in ieder geval gegevens over:
a. de leverancier, de vervoerder en de afnemer;
b. het tijdstip en de locatie van laden en lossen;
c. de hoeveelheid meststoffen; en
d. het soort meststoffen.
(…)
Artikel 54 Ubm
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a. de overige op het vervoersbewijs te vermelden gegevens;
b. de wijze en het tijdstip waarop het vervoersbewijs door de leverancier, de vervoerder en de afnemer wordt opgemaakt en ondertekend;
c. de overige ter zake van een vracht dierlijke meststoffen te verstrekken gegevens;
d. de wijze en het tijdstip waarop de op het vervoersbewijs ingevulde gegevens alsmede de gegevens, bedoeld in onderdeel c, worden ingediend; en
e. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder artikel 53 geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is.
1. De op een bedrijf of onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld aangevoerde hoeveelheid meststoffen, de van een bedrijf of onderneming afgevoerde hoeveelheid meststoffen en de binnen een onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld vervoerde hoeveelheid meststoffen worden bepaald op basis van het gewicht of het volume en het stikstofgehalte, onderscheidenlijk fosfaatgehalte van de desbetreffende meststoffen.
(…)
1. Bij ministeriële regeling worden vastgesteld:
(…)
c. de forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten, bedoeld in artikel 67, tweede tot en met vijfde lid.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin, de voorwaarden waaronder en de wijze waarop:
a. de hoeveelheid stikstof en de hoeveelheid fosfaat van de bij die regeling te onderscheiden diervoeders in zoverre in afwijking van artikel 67, eerste lid, wordt bepaald op basis van de bij die regeling vast te stellen forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten; en
b. de hoeveelheid aangevoerde of afgevoerde dierlijke meststoffen in zoverre in afwijking van artikel 68, wordt bepaald op basis van de bij die regeling vast te stellen forfaitaire stikstofgehalten onderscheidenlijk fosfaatgehalten.
1. De hoogte van de op grond van artikel 62, tweede lid, van de wet te bepalen bestuurlijke boete bedraagt voor de volgende categorieën:
a. niet op de voorgeschreven wijze administreren, registreren, melden of invullen van gegevens: € 50;
b. niet tijdig administreren, registreren, melden of indienen: € 100;
c. niet volledig administreren, registreren, melden of invullen of niet ondertekenen: € 200;
d. niet naar waarheid administreren, registreren, melden of invullen: € 300;
e. niet administreren, registreren, melden, indienen of aanwezig hebben: € 300.
2. Bij ministeriële regeling wordt per overtreding de hoogte van de bestuurlijke boete aangewezen overeenkomstig het eerste lid.
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Urm)
Artikel 130 Urm
De hoogte van de bestuurlijke boete die overeenkomstig artikel 51 van de Meststoffenwet kan worden opgelegd, wordt vastgesteld overeenkomstig het bedrag dat in bijlage M voor de desbetreffende overtreding is vermeld.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:41 Awb
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
4. Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.