Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2023:1718

Rechtbank Noord-Holland
15-03-2023
17-03-2023
10105794 \ CV EXPL 22-5612
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Onbetaalde facturen. Persoonlijke omstandigheden gedaagden kunnen niet aan eiseres worden tegengeworpen. Kantonrechter kan geen betalingsregeling opleggen.

Rechtspraak.nl
Prg. 2023/108

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 10105794 \ CV EXPL 22-5612

Uitspraakdatum: 15 maart 2023

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:


de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Van Rhijn Bouw B.V.

gevestigd te Katwijk

eiseres

verder te noemen: Van Rhijn Bouw

gemachtigde: mr. R.J. Oost (Boeder Incasso)

tegen

1 [gedaagden]

2. [gedaagden]

beiden wonende te [woonplaats]

gedaagden

verder gezamenlijk te noemen: [gedaagden]

procederend in persoon

1 Het procesverloop

1.1.

Van Rhijn Bouw heeft bij dagvaarding van 15 september 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] heeft schriftelijk geantwoord.

1.2.

Op 20 februari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagden] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat mr. Oost ter toelichting van het standpunt van Van Rhijn Bouw naar voren heeft gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Van Rhijn Bouw bij akte van 5 december 2022 nog stukken toegezonden. [gedaagden] heeft op 17 februari 2023 nog een brief toegestuurd.

2 Feiten

2.1.

Van Rhijn Bouw heeft met [gedaagden] op 12 juni 2017 een aannemingsovereenkomst gesloten ten aanzien van een nieuw te bouwen appartement. Van Rhijn Bouw heeft het werk opgeleverd.

2.2.

Van Rhijn Bouw heeft aan [gedaagden] drie facturen voor het uitgevoerde werk gestuurd. Twee van die facturen heeft [gedaagden] niet (volledig) betaald. Het gaat om een factuur van 19 februari 2019 voor een totaalbedrag van € 3.614,99, waarvan [gedaagden] € 2.230,32, onbetaald liet en een factuur van 25 februari 2019 voor een totaalbedrag van € 11.310,00, die geheel onbetaald bleef.

2.3.

Per brief van 4 februari 2020 heeft de gemachtigde van Van Rhijn Bouw [gedaagden] aangemaand om binnen veertien dagen vanaf de dag nadat de brief bij [gedaagden] is bezorgd over te gaan tot betaling van € 13.540,65. Daarbij is aangezegd dat in geval betaling binnen die termijn uit zou blijven ook € 910,41 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn.

2.4.

Tussen Van Rhijn Bouw en [gedaagden] zijn afspraken over de betaling tot stand gekomen. [gedaagden] heeft is afspraken niet goed nagekomen, waardoor deze zijn vervallen. [gedaagden] heeft in de periode 10 augustus 2020 tot en met 12 juli 2022 nog in totaal € 7.150,00 aan Van Rhijn Bouw betaald.

3 Het geschil

3.1.

Van Rhijn Bouw vordert dat de kantonrechter [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 8.150,43. De vordering bestaat uit € 13.540,65 aan hoofdsom, € 910,41 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 849,37 aan rente, waarop de betalingen van in totaal € 7.150,00 in mindering strekken.

3.2.

Van Rhijn Bouw legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagden] c.s. tekortschiet in de nakoming van haar betalingsverplichtingen op grond van de aannemingsovereenkomst. Door de facturen van 19 en 25 februari 2019 (deels) onbetaald te laten is [gedaagden] ook wettelijke rente en incassokosten verschuldigd, aldus Van Rhijn Bouw.

3.3.

[gedaagden] betwist de vordering niet, maar vraagt om gedeeltelijke kwijtschelding van de vordering en/of een betalingsregeling. [gedaagden] voert aan dat de betalingsproblemen het gevolg zijn van een miscalculatie door de financieel adviseur en diverse (ingrijpende) persoonlijke omstandigheden. [gedaagden] zegt verder dat zij nooit de kans heeft gehad om persoonlijk om de tafel te zitten met de deurwaarder.

4 De beoordeling

4.1.

De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagden] c.s. de vordering niet heeft betwist, zodat deze kan worden toegewezen. De kantonrechter heeft kennis genomen van hetgeen [gedaagden] over haar (persoonlijke) omstandigheden naar voren heeft gebracht. De kantonrechter is van oordeel dat deze omstandigheden, hoe moeilijk die ook zijn, en de gestelde betalingsonmacht niet aan Van Rhijn Bouw kunnen worden tegengeworpen. Van Rhijn Bouw heeft de werkzaamheden al in 2019 afgerond en maakt terecht aanspraak op volledige betaling voor die werkzaamheden. Uit de stukken die Van Rhijn Bouw heeft overgelegd, blijkt ook dat zij diverse pogingen heeft gedaan om de zaak buiten rechte af te doen en dat betalingsregelingen zijn getroffen die uiteindelijk niet tot volledige betaling hebben geleid.

4.2.

Van Rhijn Bouw maakt aanspraak op een bedrag van € 910,41 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en is toewijsbaar. Ook de niet betwiste wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar.

4.3.

Overeenkomstig artikel 6:44 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft Van Rhijn Bouw de betaling van € 7.150,00 eerst in mindering gebracht op de kosten en de verschenen rente en daarna op de hoofdsom.
Er resteert dus een bedrag van € 8.150,43 (€ 13.540,65 + € 910,41 + € 849,37 -/- € 7.150,00) aan hoofdsom. Dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2022, de datum waarop de dagvaarding aan [gedaagden] is betekend.

4.4.

De kantonrechter kan geen betalingsregeling opleggen; daarvoor moet [gedaagden] zich melden bij (de gemachtigde van) Van Rhijn Bouw. De gemachtigde van Van Rhijn Bouw heeft op de zitting te kennen gegeven dat onder verband van vonnis een betalingsregeling tot de mogelijkheden behoort.

4.5.

De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij ongelijk krijgt.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan Van Rhijn Bouw van € 8.150,43 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 september 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;

5.2.

veroordeelt tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Van Rhijn Bouw tot en met vandaag vaststelt op:

dagvaarding € 111,11

griffierecht € 514,00

salaris gemachtigde € 660,00 (2x € 330,00);

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst de vordering voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.