Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2023:5305

Rechtbank Noord-Holland
07-06-2023
09-06-2023
C/15/333771 / HA ZA 22-683
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

“Eiseres is het slachtoffer geworden van een vorm van dating- en beleggingsfraude. Zij heeft op aanraden van een of meer personen die zich uitgaven onder de naam Leon Logan, verspreid over een aantal maanden, voor een groot bedrag aan crypto’s (Tethers) gekocht via het handelsplatform van gedaagde. Op initiatief van Leon Logan heeft eiseres deze Tethers opgeslagen in een wallet waarvan zij dacht dat die van haarzelf was. Dat bleek niet zo te zijn en zij is de gekochte Tethers kwijt.

Volgens eiseres heeft gedaagde zich schuldig gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken door zonder registratie van De Nederlandse Bank haar diensten in Nederland aan te bieden en heeft gedaagde ook haar zorgplicht geschonden. Eiseres vordert vernietiging van de overeenkomst(en) met gedaagde en terugbetaling van het door haar ingelegde bedrag. Subsidiair vordert zij schadevergoeding.

De rechtbank wijst de gevorderde vernietiging van de overeenkomst(en) af. Weliswaar is sprake van een oneerlijke handelspraktijk doordat gedaagde zich zonder vereiste registratie richtte op de Nederlandse markt, maar niet gebleken is dat eiseres daardoor de betreffende overeenkomst(en) met gedaagde is aangegaan (6:193j lid 3 Burgerlijk Wetboek [BW]). Ook de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. Weliswaar staat vast dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door het verrichten van een oneerlijke handelspraktijk, maar de schade van eiseres is niet aan de schuld van gedaagde te wijten. Tenslotte beslist de rechtbank dat gedaagde haar zorgplicht jegens eiseres niet heeft geschonden.”

Rechtspraak.nl
NTHR 2023, afl. 5, p. 184

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht

Zittingsplaats Alkmaar

Zaaknummer: C/15/333771 / HA ZA 22-683

Vonnis van 7 juni 2023

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

advocaat: mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,

tegen

1 de vennootschap naar Iers recht COINBASE IRELAND LTD.,

gevestigd te Dublin (Ierse Republiek),
2. de vennootschap naar Iers recht COINBASE EUROPE LTD.,

gevestigd te Dublin (Ierse Republiek),

gedaagde partijen,

hierna samen te noemen: Coinbase,

advocaat: mrs. E.C. Netten en H. Şimşek te Amsterdam.

De zaak in het kort

[eiser] is het slachtoffer geworden van een vorm van dating- en beleggingsfraude. Zij heeft op aanraden van een of meer personen die zich uitgaven onder de naam [contactpersoon], verspreid over een aantal maanden, voor een groot bedrag aan crypto’s (Tethers) gekocht via het handelsplatform van Coinbase. Op initiatief van [contactpersoon] heeft [eiser] deze Tethers opgeslagen in een wallet waarvan zij dacht dat die van haarzelf was. Dat bleek niet zo te zijn en zij is de gekochte Tethers kwijt.

Volgens [eiser] heeft Coinbase zich schuldig gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken door zonder registratie van De Nederlandse Bank haar diensten in Nederland aan te bieden en heeft Coinbase ook haar zorgplicht geschonden. [eiser] vordert vernietiging van de overeenkomst(en) met Coinbase en terugbetaling van het door haar ingelegde bedrag. Subsidiair vordert zij schadevergoeding.

De rechtbank wijst de gevorderde vernietiging van de overeenkomst(en) af. Weliswaar is sprake van een oneerlijke handelspraktijk doordat Coinbase zich zonder vereiste registratie richtte op de Nederlandse markt, maar niet gebleken is dat [eiser] daardoor de betreffende overeenkomst(en) met Coinbase is aangegaan (6:193j lid 3 Burgerlijk Wetboek [BW]). Ook de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. Weliswaar staat vast dat Coinbase onrechtmatig heeft gehandeld door het verrichten van een oneerlijke handelspraktijk, maar de schade van [eiser] is niet aan de schuld van Coinbase te wijten. Tenslotte beslist de rechtbank dat Coinbase haar zorgplicht jegens [eiser] niet heeft geschonden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 9 september 2022 met 19 producties;

- de conclusie van antwoord met 8 producties;

- het tussenvonnis van 8 februari 2023;

- de akte houdende producties tevens aanvulling van de grondslag van de eis van [eiser] met 2 producties;

- de mondelinge behandeling van 11 april 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van pleit-/spreekaantekeningen en deze overgelegd.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Coinbase Ireland en Coinbase Europe zijn dochtervennootschappen van Coinbase Global Inc. en zij richten zich op zogenaamde cryptodienstverlening.

Coinbase Ireland biedt zogenoemde E-Money Services aan. Coinbase Ireland stelt daarbij een of meer digitale portemonnees ter beschikking aan haar klanten. Die portemonnees (money wallets) maken het mogelijk om elektronisch geld op te slaan zoals die worden uitgegeven door Coinbase Ireland en om elektronisch geld te ontvangen en te verzenden.

Coinbase Europe biedt cryptodiensten aan, te weten het bieden van de mogelijkheid tot het opslaan, ontvangen of verzenden van verschillende cryptovaluta in of vanuit zogenoemde crypto wallets. Daarnaast biedt zij aan de mogelijkheid om op haar Coinbase-handelsplatform verschillende soorten crypto’s aan te kopen en/of te verkopen.

2.2.

Om gebruik te kunnen maken van de diensten van Coinbase, moeten klanten in een digitale omgeving een Coinbase-account aanmaken. Daarbij moeten de gebruikers de gebruikersvoorwaarden van Coinbase accepteren (vastgelegd in de Gebruikersovereenkomst).

2.3.

[eiser] is het slachtoffer geworden van een zogenaamde “Pig Butchering Scam”, een combinatie van dating- en beleggingsfraude. Daarbij is, verkort en zakelijk weergegeven, het volgende gebeurd:

  • -

    [eiser] heeft in september 2021 via Facebook een heer, [contactpersoon], leren kennen.

  • -

    Op voorstel van [contactpersoon] is [eiser] gaan beleggen in crypto’s in het bijzonder Tethers. Zij heeft daarvoor in het najaar van 2021, na eerder bij andere cryptodienstverleners een account geopend te hebben, bij Coinbase een account geopend.

  • -

    In het najaar van 2021 heeft [eiser] op advies en met hulp van [contactpersoon] een aantal maal kleinere bedragen overgemaakt naar haar money wallet bij Coinbase en daarmee Tethers gekocht via het handelsplatform van Coinbase. Die Tethers kwamen in de crypto wallet van [eiser] bij Coinbase

  • -

    Nog steeds op initiatief en met behulp van [contactpersoon] heeft [eiser] die Tethers vervolgens via het platform van Coinbase over laten schrijven naar een wallet van een derde partij. Die derde partij was geen klant van Coinbase en maakte gebruik van de website coincheckotc.com. Daarbij heeft [contactpersoon] [eiser] in de veronderstelling laten verkeren dat die Tethers bleven toebehoren aan [eiser] . Zij kon het aantal Tethers en haar rendement terugvinden op een op haar naam gestelde account op de website coincheckotc.com.

  • -

    Op 11 maart 2022 heeft [eiser] , met begeleiding van [contactpersoon] via Coinbase

€ 3.600,- naar haar money wallet overgemaakt, daarmee Tethers gekocht en die vervolgens overgeboekt naar, zo dacht zij, coincheckotc.com;

  • -

    In juni 2022 heeft [eiser] [contactpersoon] meegedeeld dat de woning die zij met haar ex-echtgenoot in eigendom had, was verkocht en geleverd en dat zij daaruit een deel van de overwaarde had verkregen. Op initiatief van [contactpersoon] heeft [eiser] vervolgens in een periode van vijf dagen € 69.000,- overgemaakt naar haar money wallet bij Coinbase. Daarmee heeft zij in een periode van negen dagen meermalen Tethers gekocht en deze overgemaakt vanuit haar crypto-wallet van Coinbase naar haar wallet bij coincheckotc.com.

  • -

    Op enig moment wilde [eiser] Tethers van haar wallet bij coincheckotc.com over laten schrijven naar haar crypto wallet bij Coinbase. Dat werd door coincheckotc.com geweigerd. Op advies van [contactpersoon] heeft [eiser] contact gezocht met de helpdesk van coincheckotc.com. Die bracht vervolgens € 5.000,- aan [eiser] in rekening zodat zij zich kon identificeren. Omdat zij die vanuit haar Coinbase crypto wallet moest betalen, heeft [eiser] , naar de rechtbank begrijpt, voor € 5.000,- Tethers gekocht en overgemaakt vanaf haar Coinbase crypto wallet naar coincheckotc.com.

  • -

    Nadat [eiser] opnieuw Tethers vanaf coincheckotc.com wilde overmaken naar haar Coinbase crypto wallet, weigerde coincheckotc.com dit en stelde zij dat er – in Tethers – een winstafdracht van € 27.500,- aan coincheckotc.com betaald moest worden. Op advies van [contactpersoon] heeft [eiser] vervolgens voor via Coinbase € 27.500,- aan Tethers gekocht en deze naar coincheckotc.com overgeschreven.

  • -

    Op advies van [contactpersoon] probeerde [eiser] opnieuw geld vanaf haar account bij coincheckotc.com naar haar Coinbase crypto wallet te sturen. Dat mislukte. coincheckotc.com wilde wel een recovery doen, maar daarvoor moest [eiser] opnieuw betalen, dit keer € 15.000,- in Tethers.

2.4.

Aan het laatste voorstel van coincheckotc.com heeft [eiser] geen gehoor gegeven. Zij heeft vervolgens aangifte gedaan bij de politie. Gebleken is dat [contactpersoon] waarschijnlijk een niet-bestaande persoon is. De website coincheckotc.com is verdwenen en [eiser] heeft van de Tethers die zij dacht over te maken naar haar wallet bij coincheckotc.com niets teruggekregen.

2.5.

Op 24 juni 2022 heeft [eiser] voor het eerst contact gezocht met de helpdesk van Coinbase met de vraag waarom bepaalde transacties nog niet waren verwerkt. Op 4 juli 2022 heeft [eiser] bij Coinbase gemeld, kort gezegd, dat zij voor circa € 150.000,- was opgelicht.

2.6.

De advocaat van [eiser] heeft bij e-mailbericht van 22 juli 2022 Coinbase aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden schade ten bedrage van € 171.022,-.

2.7.

Coinbase heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:

I. voor recht verklaart dat de overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd, althans dat de rechtbank deze op grond van artikel 6:193j lid 3 BW vernietigt, althans dat de rechtbank voor recht verklaart dat Coinbase onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten, zodat zij gehouden is de door [eiser] betaalde bedragen terug te betalen dan wel de geleden schade te vergoeden;

II. Coinbase hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] te betalen € 171.022,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;

III. Coinbase hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] te betalen € 2.485,- wegens buitengerechtelijke incassokosten;

IV. Coinbase veroordeelt in de proceskosten;

met afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 53 van de Brussel Ibis Verordening in de Engelse taal.

3.2.

Aan haar vorderingen legt [eiser] , verkort en zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. [eiser] is het slachtoffer geworden van een combinatie van dating- en beleggingsfraude waarbij een criminele organisatie ([contactpersoon]) haar geld afhandig heeft gemaakt. Daarbij heeft die organisatie [eiser] bewogen geld te investeren in Tethers en die Tethers over te maken naar een crypto wallet waarvan zij dacht dat die van haarzelf was, maar feitelijk beheerd werd door de criminele organisatie. Daarbij handelde [eiser] vanaf een account bij Coinbase en kocht zij de Tethers op haar handelsplatform. Coinbase heeft onrechtmatig tegenover [eiser] gehandeld en zij is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen doordat zij oneerlijke handelspraktijken heeft verricht en in haar zorgplicht tegenover [eiser] is tekortgeschoten. [eiser] is daarom gerechtigd de Gebruikersovereenkomst met Coinbase te vernietigen. Daardoor komt de rechtsgrond voor de bedragen die [eiser] aan Coinbase heeft betaald te vervallen, zodat Coinbase dit aan [eiser] moet terugbetalen. Subsidiair vordert [eiser] van Coinbase schadevergoeding.

3.3.

De verwijten die [eiser] aan Coinbase maakt, komen er op neer, dat Coinbase destijds zonder de vereiste registratie bij De Nederlandse Bank haar diensten op de Nederlandse markt heeft aangeboden. Dat is een strafbaar feit. Coinbase deed het daarbij, in strijd met de waarheid, voorkomen alsof zij haar diensten wel op de Nederlandse markt mocht aanbieden. Coinbase heeft verder nagelaten voorzorgsmaatregelen te nemen tegen mogelijke criminele activiteiten op of via haar platform. Zo doet zij geen cliëntenonderzoek en wordt er niet ingegrepen bij fraude zoals hier aan de orde.

3.4.

Coinbase voert verweer.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

vorderingen [eiser] worden afgewezen

4.1.1.

Vast staat dat [eiser] slachtoffer is geworden van bedrog/oplichting door een of meer personen die zich verschuilen achter de naam [contactpersoon]. Coinbase zelf is niet bij het handelen van [contactpersoon] betrokken. Wel staat vast dat bij het bedrog/de oplichting gebruik is gemaakt van de diensten die Coinbase aanbiedt, waaronder het gebruik van haar handelsplatform. De vraag die hier aan de orde is, is of Coinbase daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden. De rechtbank vindt van niet en zal de vorderingen van [eiser] afwijzen.

4.1.2.

De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij de vorderingen zal afwijzen. Daarbij gaat de rechtbank eerst in op haar bevoegdheid van het geschil kennis te nemen (de rechtsmacht) en op de vraag welk recht op de rechtsverhouding tussen partijen toepasselijk is. Vervolgens zal zij ingaan op (i) de rolverdeling tussen Coinbase Ireland en Coinbase Europe, (ii) de gestelde oneerlijke handelspraktijken en (iii) de gevolgen daarvan voor de tussen [eiser] en Coinbase gesloten overeenkomst(en). Tenslotte zal de rechtbank ingaan op de gestelde schending van de zorgplicht door Coinbase.

4.2.

rechtsmacht

4.2.1.

Omdat Coinbase is gevestigd in Ierland, heeft deze zaak internationale aspecten. De rechtbank moet daarom eerst beoordelen of zij bevoegd is van het geschil kennis te nemen.

4.2.2.

De vordering van [eiser] betreft een burgerlijke of handelszaak en is ingesteld na 10 januari 2015. Dit betekent dat de vraag of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, moet worden beoordeeld aan de hand van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en burgerlijke handelszaken (hierna: te noemen Brussel Ibis-Vo). Op grond van de artikelen 17 tot en met 19 van de Brussel Ibis-Vo is de rechtbank bevoegd van het geschil kennis te nemen.

4.2.3.

Volgens artikel 17 lid 1 Brussel Ibis-Vo zijn de genoemde artikelen van toepassing wanneer voldaan is aan de cumulatieve voorwaarden dat:

- één van de contractanten een consument is, die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,

- er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en

- deze overeenkomst onder één van de in artikel 17 lid 1 onder a), b) en c) bedoelde categorieën valt.

Niet is in geschil dat [eiser] als consument met Coinbase een overeenkomst heeft gesloten en dat Coinbase daarbij bedrijfsmatig handelde. Verder valt de overeenkomst onder één van de in artikel 17 lid 1 onder a), b) en c) bedoelde categorieën. Het betreft namelijk een overeenkomst die is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten (cryptodienstverlening) ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft dan wel dergelijke activiteiten op die lidstaat richt terwijl de overeenkomst onder die activiteiten valt (categorie c.).

4.2.4.

Weliswaar lijkt Coinbase te betwisten dat zij destijds haar cryptodienstverlening ontplooide in of richtte op Nederland, maar dat is onjuist. Hoewel Coinbase destijds niet over de vereiste registratie bij De Nederlandse Bank beschikte, richtte zij zich wel mede op de Nederlandse markt. Uit het boetebesluit van De Nederlandse Bank van 18 januari 2023 (alinea 43) blijkt dat Coinbase zich op de Nederlandse markt richtte:

  • -

    door betaling via het typisch Nederlandse betaalmiddel iDEAL te faciliteren;

  • -

    Nederland te noemen als een van de landen waarin cryptowisseldiensten beschikbaar zijn;

  • -

    door een Nederlandstalige app en website aan te bieden; en

  • -

    doordat bij een of meer zoekmachines Nederlandstalige resultaten worden weergegeven bij de zoekterm Coinbase en die resultaten verwijzen naar de website van Coinbase.

4.3.

toepasselijk recht

4.3.1.

Vervolgens is de vraag welk recht op de rechtsverhouding tussen partijen toepasselijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is dat Nederlands recht. Zij legt uit waarom.

4.3.2.

De rechtbank stelt voorop dat voor de bepaling van het toepasselijke recht moet worden beoordeeld onder de werkingssfeer van welk verdrag of welke verordening de rechtsverhouding tussen partijen valt. In het onderhavige geval betreft het een verbintenis uit overeenkomst(en) tussen [eiser] en Coinbase dan wel een niet-contractuele verbintenis van na 2009. Daardoor valt de rechtsverhouding tussen partijen in beginsel binnen de temporele en materiële werkingssfeer van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo) en van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II-Vo). Dit betekent dat allereerst moet worden vastgesteld of tussen partijen sprake is van een verbintenis uit overeenkomst dan wel van een niet-contractuele verbintenis in de zin van die verordeningen.

4.3.3.

Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een verbintenis uit overeenkomst. Het Hof van Justitie heeft zich over het verschil tussen die verbintenissen uitgesproken in arresten die gaan over de vaststelling van de rechtsmacht onder de Brussel Ibis-Vo en haar voorgangers. Die rechtspraak is echter ook van belang in het kader van de vaststelling van het toepasselijke recht, omdat het materiële toepassingsgebied en de bepalingen van de Rome I-Vo en de Rome II-Vo moeten stroken met die van de Brussel I-Vo en de Brussel Ibis-Vo (considerans 7 van de Rome I-Vo en de Rome II-Vo). In het arrest van het Hof van Justitie EU van 2 april 2020 (ECLI:EU:C:2020:264) heeft het Hof van Justitie beslist dat ook een door een consument ingestelde vordering inzake wettelijke aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad valt onder het begrip “verbintenis uit overeenkomst”, indien de vordering onlosmakelijk verbonden is met een overeenkomst die de betrokken consument en de beroepsmatig handelende wederpartij daadwerkelijk hebben gesloten.

Verder bepaalt artikel 12 Rome II-Vo zelf dat, als het gaat om de precontractuele aansprakelijkheid, ook de niet-contractuele verbintenissen geregeerd worden door het recht dat op de overeenkomst van toepassing is.

4.3.4.

De vorderingen in de onderhavige zaak zijn weliswaar in belangrijke mate gebaseerd op het leerstuk van de oneerlijke handelspraktijken, dat in de Nederlandse wetgeving is geregeld als een vorm van wettelijke aansprakelijkheid, maar zonder de overeenkomst die tussen partijen is gesloten zou [eiser] de bedragen waarvan zij nu terugbetaling vordert, niet via Coinbase hebben betaald en dus ook geen schade hebben geleden en geen vordering op Coinbase hebben. De vordering is dan ook in zoverre onlosmakelijk verbonden met de tussen partijen gesloten Gebruikersovereenkomst. Daarmee wordt de vordering, ook voor zover deze is gegrond op schending van de zorgplicht, geregeerd door het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, en dus door de Rome I-Vo.

4.3.5.

Uitgangspunt van artikel 6 Rome I-Vo is dat een consumentenovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. Dat zou dus Nederlands recht zijn. En dat geldt ook voor eventuele precontractuele verplichtingen met betrekking tot die overeenkomst (zie artikel 12 Rome II-Vo), die voortvloeien uit de regels betreffende oneerlijke handelspraktijken en uit de zorgplicht.

4.3.6.

Hoewel Coinbase uitdrukkelijk heeft meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de toepasselijkheid van Nederlands recht, verwijst zij wel naar artikel 13 van de Gebruikersovereenkomst. Daarin staat vermeld dat Iers recht op de rechtsrelatie tussen partijen van toepassing is “subject to any local mandatory law or rights available to the Consumer”. Kennelijk beoogt Coinbase daarmee een beroep te doen op artikel 6 lid 2 Rome I-Vo. In dat artikellid is bepaald, samengevat, dat de partijen het recht kunnen kiezen dat van toepassing is op de overeenkomst, mits de consument de bescherming behoudt die hij geniet op grond van dwingendrechtelijke bepalingen die gelden in het land waarin hij gewone verblijfplaats heeft. Zekerheidshalve gaat de rechtbank ervan uit dat Coinbase bedoelt te stellen dat partijen in artikel 13 van de Gebruikersovereenkomst zijn overeengekomen dat hun rechtsverhouding wordt geregeerd door Iers recht, zij het met toepasselijkheid van dwingendrechtelijke bepalingen naar Nederlands recht.

4.3.7.

Naar het oordeel van de rechtbank komt aan Coinbase geen beroep toe op artikel 13 van de Gebruikersovereenkomst. Het betreft een algemene voorwaarde die onredelijk bezwarend voor [eiser] is en daarom buiten toepassing moet blijven. Weliswaar blijven volgens dit beding de dwingendrechtelijke bepalingen van het Nederlandse recht toepasselijk, maar voor het overige zou Iers recht toepasselijk zijn. Dat belemmert [eiser] , als consument die in Nederland woont, ontoelaatbaar in haar juridische positie ten opzichte van Coinbase, een in Ierland gevestigde, internationaal opererende groep vennootschappen. Al was het maar omdat het in Nederland veel moeilijker is een rechtsbijstandverlener te vinden met kennis van Iers recht dan iemand met kennis van het Nederlandse recht. De rechtbank zal daarom uitgaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht op de rechtsverhouding tussen partijen.

4.4.

verhouding tussen Coinbase Ireland en Coinbase Europe

4.4.1.

De vorderingen van [eiser] richten zich tegen Coinbase gezamenlijk. Coinbase heeft als een van haar verweren gewezen op het onderscheid tussen de beide vennootschappen en hun verschillende rollen bij de dienstverlening aan klanten. Omdat Coinbase Ireland slechts (met vergunning) een money wallet aan [eiser] ter beschikking heeft gesteld en zij verder geen rol speelt bij de handel in crypto’s en de (digitale) opslag daarvan, zouden de vorderingen tegen Coinbase Ireland moeten worden afgewezen, zo betoogt Coinbase.

4.4.2.

De rechtbank is het niet met Coinbase eens. Weliswaar gebruikt Coinbase voor haar dienstverlening verschillende juridische entiteiten, maar daar staat tegenover dat dit voor haar klanten, consument, niet of nauwelijks merkbaar is. Coinbase Ireland en Coinbase Europe treden gezamenlijk naar buiten. Klanten voor de dienstverlening van Coinbase Ireland en Coinbase Europe sluiten slechts eenmalig een overeenkomst met zowel Coinbase Ireland als Coinbase Europe. De onderscheidenlijke diensten van Coinbase zijn ondergebracht op één digitaal platform en ook op gezamenlijk gebruik afgestemd. Indien de money wallet bij Coinbase Ireland wordt gebruikt voor de aan- of verkoop van crypto’s, dan kan dit slechts via het handelsplatform van Coinbase Europe. Door de wijze waarop Coinbase haar dienstverlening heeft geregeld, moet handelen en nalaten van Coinbase Ireland ten opzichte van [eiser] ook worden toegerekend aan Coinbase Europe, en omgekeerd.

4.5.

oneerlijke handelspraktijken

4.5.1.

[eiser] grondt haar vorderingen overwegend op de stelling dat Coinbase zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken. Dit moet volgens [eiser] leiden tot vernietiging van de overeenkomst met Coinbase dan wel tot betaling van schadevergoeding wegens onrechtmatige daad dan wel toerekenbare tekortkoming van Coinbase. De rechtbank zal eerst de relevante wettelijke bepalingen weergeven.

4.5.2.

Artikel 6:193b BW bepaalt dat een handelaar onrechtmatig jegens een consument handelt indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Een handelspraktijk is oneerlijk als de handelaar handelt (a.) in strijd met de vereisten van professionele toewijding en (b.) het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen (artikel 6:193b lid 2 BW)

Handelspraktijken die in ieder geval als oneerlijk worden beschouwd zijn misleidende handelspraktijken als bedoeld in de artikelen 6:193c tot en met 6:193g BW en agressieve handelspraktijken als bedoeld in de artikelen 6:193h en 6:193i BW (zie artikel 6:193 lid 3 BW). In die gevallen is het onrechtmatig handelen van de handelaar tegenover de consument een gegeven, ongeacht de vraag of die handelspraktijk invloed heeft gehad op het besluit van de consument over het sluiten van een overeenkomst.

4.5.3.

Artikel 6:193j lid 2 BW bepaalt dat de handelaar die op grond van artikel 6:193b BW onrechtmatig heeft gehandeld, voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk is, tenzij de handelaar bewijst dat die schade noch aan zijn schuld is te wijten, noch op andere grond voor zijn rekening komt. Artikel 6:193j lid 3 BW bepaalt dat een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar is.

4.5.4.

Volgens [eiser] zijn de handelspraktijken van Coinbase oneerlijk omdat Coinbase ten tijde van de gepleegde dating- en beleggingsfraude illegaal actief was op de Nederlandse markt, omdat zij niet bij De Nederlandse Bank geregistreerd was. Dat is in strijd met artikel 23b van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Coinbase heeft zich daardoor niet gehouden aan het Nederlandse toezichtregime en zij kon zich daar ook niet aan houden. Coinbase heeft ten onrechte bij [eiser] de indruk gewekt dat zij wel op de Nederlandse markt actief mocht zijn. Verder heeft Coinbase nagelaten maatregelen te treffen ter voorkoming van fraude.

4.5.5.

De rechtbank is met [eiser] van oordeel dat Coinbase een oneerlijke handelspraktijk heeft verricht. Ten tijde van de onderhavige fraude richtte zij zich, in strijd met artikel 23b van de Wwft, op de Nederlandse markt zonder de vereiste registratie bij De Nederlandse Bank en zonder dit uitdrukkelijk aan haar (potentiële) klanten te melden. Daardoor heeft Coinbase de indruk gewekt dat zij haar cryptodiensten legaal kon aanbieden, terwijl dit niet het geval was (zie artikel 6:193g aanhef en onder i. BW). Waarom de rechtbank van oordeel is dat Coinbase zich met haar cryptodiensten op de Nederlandse markt richtte, heeft de rechtbank hiervoor al beschreven onder 4.2.4.

4.5.6.

[eiser] verwijt Coinbase verder dat Coinbase financieel-economische criminaliteit faciliteert door, enerzijds, als ontvangst- en omzettingsstation van het girale banktegoed van [eiser] op te treden en, anderzijds als doorgeefluik naar wallets van criminele organisaties te fungeren. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] haar standpunt dat dit een oneerlijke handelspraktijk is, onvoldoende heeft onderbouwd. Het betreft geen handelspraktijk als genoemd in artikel 6:193b lid 3 BW, waardoor het een gegeven zou zijn dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Verder kan uit wat [eiser] heeft aangevoerd niet worden afgeleid dat aan de voorwaarden van artikel 6:193b lid 2 BW is voldaan. Met name niet dat er een verband is tussen door het gewraakte handelen van Coinbase en het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar.

4.5.7.

Dat de handelspraktijken van Coinbase als agressieve handelspraktijk kunnen worden aangemerkt, blijkt niet uit wat [eiser] heeft aangevoerd.

4.6.

vernietiging overeenkomst(en)

4.6.1.

De primaire vordering van [eiser] is vernietiging van “de overeenkomst” met Coinbase. Eerst gaat de rechtbank in op de vraag wat moet worden verstaan onder “de overeenkomst” waarvan [eiser] vernietiging vordert.

Partijen verschillen onder meer van mening over de vraag welke “overeenkomst” door deze vernietigingsverklaring wordt geraakt: de Gebruikersovereenkomst tezamen met alle in het kader daarvan tot stand gekomen/door [eiser] verrichte transacties (standpunt [eiser] ) of alleen de Gebruikersovereenkomst (standpunt Coinbase).

De rechtbank volgt de uitleg van [eiser] . Coinbase heeft uit de combinatie van de vernietigingsverklaring en de vordering tot terugbetaling van de bedragen die [eiser] vervolgens via Coinbase heeft ingelegd, moeten begrijpen dat onder “de overeenkomst” ook de latere transacties vallen die op basis van de Gebruikersovereenkomst zijn afgesloten. Immers, het (gevorderde) verlies van de inleg was niet het gevolg van het afsluiten van de Gebruikersovereenkomst (die is te beschouwen als raamovereenkomst), maar van de individuele transacties.

4.6.2.

Zoals overwogen is sprake geweest van een oneerlijke handelspraktijk van Coinbase doordat zij zich, kort gezegd, met haar cryptodiensten illegaal op de Nederlandse markt richtte. Anders dan [eiser] betoogt, is daarmee nog niet gegeven dat de overeenkomst met Coinbase kan worden vernietigd. Daarvoor is aanvullend vereist dat de overeenkomst tussen [eiser] en Coinbase als gevolg van die oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen (artikel 6:193j lid 3 BW). In zoverre wijkt de regeling om te komen tot vernietiging van een overeenkomst af van de vaststelling dat sprake is van onrechtmatig handelen. Daarvoor is immers de overtreding van artikel 6:193g BW voldoende voor de vaststelling dat daarvan sprake is.

4.6.3.

Weliswaar zijn de eisen die moeten worden gesteld aan de stelplicht en bewijslast voor de samenhang tussen de oneerlijke handelspraktijk en de totstandkoming van de overeenkomst niet al te hoog, maar [eiser] heeft - bezien in het licht van dat wat Coinbase heeft aangevoerd - onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat zij door die oneerlijke handelspraktijk de overeenkomst heeft gesloten (en die niet zou hebben gesloten indien Coinbase zich daar niet aan schuldig gemaakt had). Gebleken is immers dat [eiser] zich geheel heeft laten leiden door de wensen en het handelen van “[contactpersoon]”. Dat het handelen van Coinbase invloed heeft gehad op de beslissingen van [eiser] , blijkt niet.

4.6.4.

Anders dan [eiser] lijkt te betogen, gold er voor Coinbase geen algeheel verbod om cryptodiensten aan Nederlandse klanten aan te bieden. Zij mocht zich slechts niet richten op de Nederlandse markt. Weliswaar is De Nederlandse Bank in haar boetebesluit van 18 januari 2023 van oordeel dat er waar het gaat om cryptodiensten geen ruimte is voor reverse solicitation (kortweg: de klant benadert zelf de dienstverlener om klant te mogen zijn), maar die beslissing moet worden bezien binnen de beoordeling van het verweer van Coinbase naar aanleiding van de op te leggen boete omdat Coinbase zich actief heeft gericht op de Nederlandse klanten. Er is echter geen regelgeving waaruit volgt dat een aanbieder van cryptodiensten, zoals destijds Coinbase, te allen tijde actief Nederlandse klanten zou moeten weerhouden van haar diensten gebruik te maken. [eiser] heeft ook niet inzichtelijk gemaakt waarom Coinbase dit desondanks wel zou moeten doen.

4.6.5.

Omdat er geen absoluut verbod voor Coinbase was om Nederlandse klanten te bedienen, kon van haar ook niet worden verlangd dat zij al haar cryptodiensten onbereikbaar maakte voor al haar klanten in Nederland of deze allen als klant moest weigeren.

4.6.6.

Blijft staan het verwijt dat Coinbase bij [eiser] ten onrechte de indruk heeft gewekt dat zij haar cryptodiensten in Nederland mocht aanbieden. Daarvan is de rechtbank van oordeel dat eventuele vermeldingen van Coinbase over het al dan niet mogen opereren op de Nederlandse markt, geen invloed zullen hebben gehad op het handelen van [eiser] . Zij liet zich immers geheel leiden door [contactpersoon] en sloeg daarbij geen acht op waarschuwingen of andere mededelingen van Coinbase aan haar (potentiële) klanten.

4.7.

onrechtmatige daad/wanprestatie

4.7.1.

Anders dan nodig voor vernietiging van de overeenkomst, is het onrechtmatig handelen van Coinbase tegenover [eiser] een gegeven, gelet op de artikelen 6:193g in samenhang met artikel 6:193b lid 1 en 3 BW.

De rechtbank begrijpt wat Coinbase heeft aangevoerd over het onrechtmatig handelen (de toerekenbaarheid, de causaliteit, de relativiteit en eigen schuld van [eiser] ), mede als een beroep op het bepaalde in artikel 6:193j lid 2 BW. Daarin staat dat de handelaar die op grond van artikel 6:193b BW onrechtmatig heeft gehandeld, voor de dientengevolge ontstane schade aansprakelijk is, tenzij de handelaar bewijst dat die schade noch aan zijn schuld is te wijten noch op andere grond voor zijn rekening komt. Dat verweer slaagt. De rechtbank zal uitleggen waarom zij tot dit oordeel komt.

4.7.2.

Vast staat dat Coinbase heeft gehandeld in strijd met artikel 23b Wwft. Daarmee heeft zij een publiekrechtelijke norm overschreden. De Wwft bevat immers publiekrechtelijke normen gericht op het voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme. Het bevat geen bepalingen die bedoeld zijn om privépersonen te beschermen. Weliswaar kunnen de verplichtingen die verbonden zijn aan de registratie krachtens de Wwft er toe leiden dat Coinbase maatregelen moest treffen die mede kunnen dienen ter bescherming van haar klanten, maar of Coinbase tegenover [eiser] gehouden was die maatregelen te treffen, betreft de vraag of Coinbase haar zorgplicht jegens [eiser] heeft geschonden. De rechtbank komt daar later op terug.

4.7.3.

Zoals al eerder overwogen onder 4.6.4, bestond er voor Coinbase geen verplichting klanten uit Nederland die op eigen initiatief gebruik wilden maken van de cryptodiensten, te weigeren. Die situatie doet zich hier voor. [eiser] is geheel op eigen initiatief de cryptodiensten van Coinbase gaan gebruiken en blijven gebruiken. Dat Coinbase zich illegaal op de Nederlandse markt richtte, heeft daar geen invloed op gehad. De oneerlijke handelspraktijk weglatend, zou [eiser] dus ook gebruik hebben gemaakt van de cryptodiensten van Coinbase en zou zij ook hebben gehandeld zoals zij dat heeft gedaan.

4.7.4.

Het handelen van [contactpersoon] komt, in de relatie met Coinbase, voor rekening en risico van [eiser] . [eiser] , die zelf geen ervaring met cryptobeleggingen had, is op initiatief van [contactpersoon] gaan beleggen in crypto’s. Daarbij heeft zij zich helemaal laten leiden door [contactpersoon]. Door de wijze waarop de fraude is gepleegd, kan worden aangenomen dat [contactpersoon] goed geïnformeerd was over de handel in crypto’s en de wijze waarop deze kunnen worden overgeschreven van de ene wallet naar de andere. Immers, [contactpersoon] heeft [eiser] bewogen Tethers aan te kopen en deze over te dragen naar een wallet buiten het platform van Coinbase. Daarbij heeft [contactpersoon] gebruik gemaakt van een fictieve website, coincheckotc.com, waarop de suggestie werd gewekt dat de Tethers nog in het bezit van [eiser] waren, met daarbij de fictieve waarde van die Tethers. Aangenomen kan daarom worden dat het enkele gegeven dat de diensten van Coinbase gebruikt konden worden door een Nederlandse klant, voldoende was om [contactpersoon] (ten koste van [eiser] ) te brengen tot de transacties die hier aan de orde zijn.

4.7.5.

Verder weegt mee dat [eiser] zeer onvoorzichtig heeft gehandeld. Hoewel zij [contactpersoon] nog nooit had gezien - ondanks een afstand tussen haar woonplaats, [woonplaats 1] , en de (vermeende) woonplaats van [contactpersoon], [woonplaats 2] , van nog geen 40 kilometer – heeft [eiser] zonder zelf onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van [contactpersoon] klakkeloos zijn instructies uitgevoerd en daarbij voor aan aanmerkelijk bedrag aan Tethers overgemaakt naar een website/wallet die zij niet kende en waarnaar zij verder ook niet zelf onderzoek heeft gedaan.

4.7.6.

Deze feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat het niet aan de schuld van Coinbase te wijten is dat [eiser] schade heeft geleden. De rechtbank ziet ook geen andere grond waarom die schade voor rekening van Coinbase zou moeten komen.

4.8.

handelen in strijd met zorgplicht

4.8.1.

Hoewel dit niet expliciet uit de dagvaarding blijkt, heeft [eiser] desgevraagd bij de mondelinge behandeling meegedeeld dat de vorderingen niet alleen zijn gebaseerd op de oneerlijke handelspraktijk van Coinbase maar ook op onrechtmatig handelen dan wel toerekenbare tekortkoming van Coinbase. Die zou er uit bestaan dat Coinbase haar tegenover [eiser] in acht te nemen zorgplicht heeft geschonden. De stellingen van [eiser] komen erop neer dat Coinbase haar verplichtingen volgens de Wwft niet is nagekomen en dat, mede in het verlengde daarvan, Coinbase alle transacties van [eiser] eerst had behoren te controleren op onregelmatigheden. Ook die grondslag voor de vorderingen faalt.

4.8.2.

Uitgangspunt is dat Coinbase bij het leveren van haar diensten de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moest nemen. Dit betekent dat zij tegenover de opdrachtgever de zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot/vakgenoot mag worden verwacht. Wat dit concreet meebrengt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de opdracht, de positie van de opdrachtnemer en de aard en ernst van de betrokken belangen.

4.8.3.

Voor zover [eiser] zich beroept op de verplichtingen uit de Wwft, verliest zij uit het oog dat verplichtingen met het oog op de bescherming van de individuele klanten voor de handel en opslag van crypto’s, niet zijn vastgelegd in regelgeving. Zoals hiervoor overwogen, is het ook niet zo dat als Coinbase een Wwft-verplichting schendt hieruit volgt dat zij een op haar rustende zorgplicht jegens [eiser] heeft geschonden.

4.8.4.

Verder miskent [eiser] met haar stellingen dat op een cryptodienstverlener in het algemeen niet de verplichting rust om alle wallets die bij haar worden aangehouden en alle transacties die via haar platform plaatsvinden, doorlopend te controleren om ervoor te waken dat haar klanten niet worden gedupeerd. Van een dergelijke verplichting zou pas sprake kunnen zijn - als dit al technisch mogelijk is - indien daarvoor een concrete aanleiding bestaat. Maar een dergelijke aanleiding voor Coinbase was er niet totdat [eiser] op 4 juli 2022 bij Coinbase meldde dat zij was opgelicht. Daarna hebben er geen transacties meer plaatsgevonden. Dat Coinbase haar klanten - en [eiser] in het bijzonder - onvoldoende heeft gewaarschuwd voor fraude, is niet gebleken. Dit nog daargelaten dat [eiser] onder invloed van [contactpersoon] waarschuwingen van Coinbase over veilig gebruik van haar diensten, structureel heeft genegeerd.

4.9.

conclusie

4.9.1.

De conclusie is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

4.9.2.

[eiser] zal als de partij die ongelijk krijgt in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Coinbase als volgt vastgesteld:

- griffierecht € 5.737,00

- salaris advocaat 3.760,00 (2 punten × tarief € 1.880,00)

Totaal € 9.497,00

4.9.3.

Coinbase vordert daarnaast veroordeling van [eiser] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Coinbase tot dit vonnis vastgesteld op € 9.497,00,

5.3.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.