[eiser] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om het beslag op de woning aan het adres [betrokkene 1] te ([postcode]) [plaats] op te heffen per omgaande, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, doch in ieder geval vóór 23 augustus 2023, en niet opnieuw beslag te leggen op deze woning, op straffe van een eenmalige dwangsom van € 50.000,- (zegge: vijftigduizend euro) voor het geval [gedaagde] in strijd handelt met het gebod, althans op straffe van een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
II. [gedaagde] te veroordelen om per omgaande, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, doch in ieder geval vóór 23 augustus 2023, zorg te dragen voor doorhaling van het beslag bij het kadaster, op straffe van een eenmalige dwangsom van € 50.000, (zegge: vijftigduizend euro) voor het geval [gedaagde] in strijd handelt met het gebod, althans op straffe van een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
III. te bepalen dat indien [gedaagde] het beslag niet per omgaande, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, doch in ieder geval vóór 23 augustus 2023 opheft, het beslag na het wijzen van dit vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, komt te vervallen en met dit vonnis als door de voorzieningenrechter opgeheven hebben te gelden;
IV. alsmede [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met € 163,- (€ 248,--in geval van betekening) aan nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.