Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen
[eiser]
, wonende te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. H.P. Mulder),
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Verweerder heeft met dagtekening 1 september 2020 ten aanzien van eiser een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vastgesteld (hierna: de Informatiebeschikking).
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de Informatiebeschikking. Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft hij ten aanzien van (een gedeelte van) bijlagen 57, 58 en 59 een beroep gedaan op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Op 2 februari 2024 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank geoordeeld dat de door verweerder gevraagde beperking van de kennisneming alleen gerechtvaardigd is voor:
- bijlage 58, voor zover het ziet op de persoonsgegevens in de e-mailberichten gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen en de gegevens in de e-mailberichten van 18 oktober 2019 en 21 oktober 2019 (tweemaal); en
- bijlage 59, voor zover het ziet op “interne beraadslaging” in de e-mailberichten van 14 oktober 2020, 13 oktober 2020, 20 oktober 2020 en 20 oktober 2020, en de bijlage.
Voor het overige heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank geoordeeld dat beperkte kennisneming van de bijlagen 57, 58, en 59 niet gerechtvaardigd is.
Eiser heeft bij brief van 6 februari 2024 erin toegestemd dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van de ongeschoonde versie van bijlage 58.
Verweerder heeft bij brief van 23 februari 2024 de bijlagen 57, 58 en 59 overgelegd met ongeschoond de delen waarvan de geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat beperkte kennisname niet gerechtvaardigd is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2024 te Haarlem.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en mr. [naam 2] .
1. Op 22 juli 2019 is aan eiser een boekenonderzoek aangekondigd ter vaststelling van de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2016 tot en met 2018 en de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017. Het onderzoek heeft op 29 augustus 2019 plaatsgevonden.
2. Op 16 september 2019 heeft eiser aan verweerder bescheiden overgelegd, waaronder een “overzicht/historie gekochte bitcoins vanaf 09-05-2016’’. Volgens dit overzicht (hierna: bitcoinoverzicht) heeft eiser in 2016 en 2017 bitcoins verkregen, die hij in 2018 heeft verkocht.
3. Naar aanleiding van het op 16 september 2019 door eiser overgelegde bitcoinoverzicht, heeft verweerder per e-mailbericht van 24 september 2019 gevraagd informatie te verstrekken, onderbouwd door stukken en bescheiden, waaruit kan worden opgemaakt dat eiser in 2016 bitcoins heeft gekocht en in 2018 contant heeft gemaakt. Eiser heeft daarop per e-mailbericht van 7 oktober 2019 gereageerd.
4. Per e-mailbericht van 18 oktober 2019 heeft verweerder omtrent de bitcoins nogmaals aan eiser verzocht om nadere informatie te verstrekken. In dit bericht staat:
‘(…)
Uit de print van de mail van 2017-08-08 of 10/19/2017van [e-mailadres] die u heeft meegestuurd (overigens alleen pagina 1 van 3) maken wij op dat u een [wallet] heeft via [website] .
Aangezien u een wallet heeft, moet het mogelijk zijn om de aankoop, het verloop en de verkoop van de bitcoins aan te tonen.
Wij verzoeken u daarvoor de volgende gegevens aan te leveren, onderbouwd door stukken en bescheiden:
• Op welke datum/data is welke hoeveelheid bitcoins aangekocht, voor welke prijs en via welke organisatie, tussenpersoon of bank;
• Op welke datum/data is welke hoeveelheid bitcoins verkocht, voor welke prijs en via welke organisatie, tussenpersoon of bank;
• Alle mailverkeer in de periode 2016 tot en met heden inzake deze wallet.
(…)’
5. Eiser heeft per e-mailbericht van 18 oktober 2019 als volgt gereageerd op het voornoemde verzoek:
‘(…)
Het aangemaakte wallet die ik bij blockchain had was alleen aangemaakt voor de transactie van usb naar mijn wallet en van mijn wallet naar mijn harddrive. Waarna de bitcoins hierop zijn gebleven tot bij de verkoop ervan. Aankoopdatum heb ik aangeleverd bij de stukken en met de grafiek erbij wat de koers toen was. Er staat niet op de blockchain een naam van een persoon, bank of organisatie. Na de hack op blockchain heb ik proberen in te loggen op mijn wallet maar mijn wachtwoord klopte niet en de 12 woordige herstel ervan had ik niet opgeschreven dus kon ik geen gebruik meer van maken.
(…)’
6. Met dagtekening 6 november 2019 (in de beschikking is per verschrijving het jaartal 2011 genoemd) is een informatiebeschikking vastgesteld (hierna te noemen: de eerste informatiebeschikking). Daarin is (onder meer) het volgende opgenomen:
‘(…)
In verband met het boekenonderzoek bij u betreffende de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2018 hebben wij via e-mail verzocht om inlichtingen en/of (de inhoud van) gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor uw belastingheffing.
Informatiebeschikking:
Nu u niet adequaat op onze verzoeken hebt gereageerd, ontvangt u hierbij deze
informatiebeschikking (ex artikel 52a van de Algemene wet rijksbelastingen).
Wij verzoeken u (nogmaals) de volgende vragen te beantwoorden en de daarbij behorende bewijsstukken te overleggen:
• Waaruit blijkt dat u naast in mei 2016, ook in augustus 2016 op Curacao was?
• Hoe zijn de aankopen van de bitcoins in 2016 gefinancierd; oftewel: waar komt het totaalbedrag van € 27.400 waarmee bitcoins zijn gekocht vandaan?
• Bij wie zijn deze bitcoins aangeschaft?
• Waaruit blijkt dat u de bitcoins die u in augustus zou hebben aangeschaft voor dezelfde prijs heeft kunnen kopen als de bitcoins die u op 11 mei 2016 zou hebben aangekocht?
• Hoe zijn deze aankopen precies gegaan?
• Bij wie zijn deze drie aankopen gedaan?
• Hoe zijn deze bitcoins in uw bezit gekomen; in welke vorm?
• Waaruit blijkt dat het overzicht dat we van u hebben ontvangen dat dit een overzicht was van 59 bitcoins die zich in uw wallet bevonden?
• Wanneer (op welke datum/data) en hoeveel bitcoins heeft u vanaf de USB stick in uw wallet gezet?
• Wanneer (op welke datum/data) en hoeveel bitcoins heeft u vanuit uw wallet naar een harddrive gezet?
• Wanneer (op welke datum/data) en hoeveel bitcoins heeft u vanuit uw harddrive verkocht?
• Hoe is deze verkoop precies gegaan?
• Aan wie zijn deze bitcoins verkocht?
• Hoe zijn deze bitcoins verkocht; in welke vorm?
• Van wie heeft u € 966.945 in contanten ontvangen?
• Waar/bij wie heeft u deze contanten "verstopt"?
• U heeft aangegeven dat u tot nu toe vijf maal in Spanje bent geweest om geld op te halen en per keer € 20.000. Op welke data bent u naar Spanje gereisd?
• Wij verzoeken u uw reizen naar Spanje aan te tonen door middel van bijvoorbeeld
vliegtickets, betaling van benzine, tolwegen, hotels, etc? Graag overlegging van de
bewijsstukken.
• Wie is de vriend waarvan u heeft aangegeven dat die met u naar Spanje is gereisd om de eigenaar van de woning of te leiden zodat u ongestoord geld uit de "verstopplek" kon halen?
• Hoeveel geld ligt er op dit moment nog in Spanje en waar blijkt dit uit?
• Heeft u de USB stick waarop de bitcoins zich zouden hebben bevonden voordat u ze naar uw wallet heeft gezet nog in uw bezit? Zo ja, dan hebben we daar graag inzage in.
• Heeft u de harddrive waarop de bitcoins zich zouden hebben bevonden voordat u ze naar uw wallet heeft gezet nog in uw bezit? Zo ja, dan hebben we daar graag inzage in.
• U heeft aangegeven dat u niet meer in uw wallet kunt omdat u geen wachtwoord meer heeft. Mocht blijken dat u die toch nog wel heeft, dan hebben we graag inzage in deze wallet, omdat het verloop van de bitcoins daarin zichtbaar moet zijn en uw verklaring mede zou kunnen onderbouwen.
(…)’
7. Eiser heeft op 18 december 2019 bezwaar gemaakt tegen de eerste informatiebeschikking. Dit bezwaar is op 11 maart 2020 gegrond verklaard en de eerste informatiebeschikking is vernietigd.
8. Bij brief van 30 maart 2020 is eiser opnieuw om nadere informatie over de bitcoins verzocht. De brief vermeldt het volgende:
‘(…)
Op 6 november 2019 heeft [verweerder] u een informatiebeschikking gestuurd voor het jaar 2018.
(…)
Op 11 maart 2020 heeft de Belastingdienst deze informatiebeschikking ingetrokken.
Zoals in bovenstaande brief is vermeld is het boekenonderzoek met het intrekken van de informatiebeschikking niet afgerond. Daarvoor staan nog te veel vragen open, met name wat betreft de bitcoins.
Hieronder treft u daarom vragen aan die nog beantwoording behoeven en informatie die door u nog verstrekt dient te worden voordat het boekenonderzoek afgerond kan worden.
1. U heeft een print verstrekt van de opboekingen van BITCOIN op de Wallet bij
[website] . Uit deze print blijkt dat het overzicht moet bestaan uit meerdere pagina's, terwijl u slechts 1 pagina ter inzage heeft verstrekt. Uit het verstrekte overzicht (alleen de eerste pagina) kan worden afgeleid dat de eerste opboeking in de Wallet heeft plaatsgevonden op 9 mei 2016. Uit deze eerste pagina kan echter ook worden afgeleid dat de op deze pagina opgeboekte BITCOINS op de datum waarop deze pagina van het overzicht is geprint NIET meer aanwezig zijn in de Wallet. Ik verzoek u daarom ook de andere pagina's te verstrekken van het overzicht, zodat duidelijk wordt welke transacties nog meer in de Wallet hebben plaatsgevonden en op welke data.
2. U beweert dat de BITCOIN CASH, die gratis zijn verstrekt bij de FORK in 2017, aan u zijn toegedeeld per 14 december 2017. Uit de informatie over deze FORK en de automatische toekenning van de gratis BITCOIN CASH volgt echter, dat de BITCOIN CASH werd toegedeeld per 1 augustus 2017 en per 8 augustus 2017 verhandelbaar werd. Ik verzoek u daarom aan te tonen dat de gratis BITCOIN CASH aan u werden toebedeeld per 14 december 2017 en niet per 1 augustus 2017.
3. Gratis BITCOIN CASH werd overigens slechts verstrekt op een 1 op 1 basis voor BITCOINS die per 1 augustus 2017 in uw bezit waren. Uit de aan ons toegezonden print van de transacties bij de opening van de Wallet blijkt, dat op die printdatum nog geen handel mogelijk was in BITCOIN CASH - zodat de printdatum bepaald is op vóór 8 juli 2017. Uit hetzelfde deeloverzicht blijkt ook dat toen het bezit aan BITCOINS in de Wallet slechts fractioneel was. Ik verzoek u daarom te bewijzen dat u op 1 augustus 2017 beschikte over de BITCOINS die recht gaven op de gratis BITCOIN CASH die u zou hebben verkocht op 8 januari 2018. Dat kan door het complete overzicht te verstrekken van de mutaties op de Wallet, en niet alleen de openingspagina met de eerste opboekingstransacties.
4. U heeft in het inleidend gesprek verklaard dat de BITCOINS en de BITCOIN CASH zijn verkocht via de organisatie Localbitcoins.com waarbij de transactie feitelijk in Spanje zou hebben plaatsgevonden. Om te kopen en verkopen via localbitcoins.com is een account nodig bij de genoemde organisatie en is een legitimatie vereist (op grond van Europese regelgeving). Ik verzoek u aan te tonen dat u eind 2017 een account heeft aangemaakt bij localbitcoins.com en een (of meer) advertentie(s) voor de verkoop van de BITCOINS en de BITCOIN CASH heeft geplaatst.
5. Op 24 oktober 2017 heeft u als eigenaar van BITCOIN, BITCOIN GOLD ontvangen. Heeft u deze verkocht en zo ja, wanneer, hoe en tegen welke waarde?
(…)’
9. Eiser heeft per brief met dagtekening 26 juni 2020 (onder meer) medegedeeld dat de informatie die hem omtrent de bitcoins ter beschikking staat, reeds aan verweerder is overgelegd.
10. Met dagtekening 1 september 2020 is de Informatiebeschikking (hierna ook naar verwezen als: de tweede informatiebeschikking) vastgesteld. In de Informatiebeschikking is onder meer het volgende opgenomen:
‘(…)
In het kader van het bij u ingestelde boekenonderzoek met als doel:
- de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2016 tot en met 2018;
- de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017;
is u verzocht om informatie te verstrekken die van belang kan zijn voor uw belastingheffing. Deze informatie is tot op heden nog niet (volledig) verstrekt.
Deze informatiebeschikking richt zich op de controle van en de daarvoor benodigde informatie voor de inkomstenbelasting over het jaar 2018. De door u te verstrekken informatie kan ook gevolgen hebben voor de omzetbelasting over 2018.
De wettelijke basis voor het verzoek tot het verstrekken van informatie vindt u terug in artikel 47 eerste lid letter a van de Algemene wet inzake rijksbelasting (hierna: AWR). (…)
De gevraagde informatie zie op de aan- en verkoop van Bitcoins en de daaruit volgens u gefinancierde contante stortingen op bankrekeningen.
Ontbrekende stukken
De hierna genoemde stukken heeft u nog steeds niet verstrekt:
- Alle volgende bladzijden met de mutaties op de Bitcoin-rekening (de Wallet) vanaf het moment van de eerste stortingen van mei en augustus 2016.
Omdat de printdatum van de eerste bladzijde die is overgelegd moet dateren van vóór 8 augustus 2017, en het saldo van de rekening met Bitcoins toen nog slechts 0,00709368 Bitcoins bedroeg betekent dat, dat er tenminste één, maar waarschijnlijk meerdere transacties zijn geweest op deze rekening vóór de genoemde datum van 8 augustus 2017.
Inzicht in de transacties in 2016 en 2017 is noodzakelijk om te kunnen beoordelen of het gestelde bedrag aan Bitcoins per 1-1-2018 aanwezig was/kon zijn en of de gestelde verkoop daarvan begin 2018 ter verklaring van de in 2018 op de bankrekeningen gedane contante stortingen kan dienen.
Gevolgen gebreken
U heeft de gevraagde stukken niet c.q. niet volledig aan mij verstrekt en daarmee op dit moment niet voldaan aan de verplichtingen van artikel 47 AWR.
Om te kunnen vaststellen of, en zo ja op welke wijze, de Bitcoin-rekening een verklaring kan zijn voor de contante stortingen in 2018 is het volledige overzicht nodig van de stortingen en opnamen en alle mutaties op de rekening. Door dit overzicht niet volledig te verstrekken, wordt een goede beoordeling van de belastingaangifte 2018 onmogelijk gemaakt. Het belang van een goede fiscale duiding is nodig omdat er contante bankstortingen worden gedaan die nu bestempeld worden als `privé-stortingen' (afkomstig uit de verkoop van de tot het privévermogen behorende Bitcoins) waarvan het onduidelijk, maar vooral ook onwaarschijnlijk is dat het om privé-stortingen gaat.
Informatiebeschikking
Ik stel op dit moment vast dat u niet of niet geheel aan uw informatieverplichting uit hoofde van de AWR heeft voldaan. Ik neem hiervoor dan ook een informatiebeschikking.
Deze informatiebeschikking is gebaseerd op artikel 52a van de AWR en wordt aan u afgegeven omdat u, ook na herhaalde verzoeken, niet heeft voldaan aan uw informatieverplichtingen van artikel 47 eerste lid letter a van de AWR.
(…)’
11. Met dagtekening 9 oktober 2020 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de Informatiebeschikking.
12. Op 7 april 2021 heeft een digitale hoorzitting plaatsgevonden. Eiser heeft tijdens de hoorzitting verzocht dat de op de zaak betrekking hebbende stukken worden verstrekt. Na de hoorzitting heeft verweerder aan eiser stukken toegezonden.
13. Bij zijn bericht van 28 juni 2021 heeft eiser verzocht om gelegenheid om te reageren op de toegezonden stukken.
14. Op 3 november 2021 heeft eiser de gronden van het bezwaar tegen de Informatiebeschikking aangevuld. Hierin is wederom verzocht om (nogmaals) te worden gehoord.
15. Bij het e-mailbericht van 23 november 2021 heeft verweerder eisers verzoek om een tweede hoorzitting afgewezen.
16. Met dagtekening 30 december 2021 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan en is het bezwaar van eiser tegen de Informatiebeschikking ongegrond verklaard.
Geschil
17. In geschil is of de Informatiebeschikking terecht is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of verweerder de bevoegdheid heeft tot het geven van de tweede informatiebeschikking na het geven van de eerste informatiebeschikking.
18. Verder is in geschil of (i) eiser in bezwaar voor een tweede maal gehoord had moeten worden, (ii) de Informatiebeschikking te verstrekkend is en (iii) het zorgvuldigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel zijn geschonden.
19. Op de zitting heeft eiser zijn standpunt dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarfase zijn overgelegd ingetrokken.
Beoordeling van het geschil
Bevoegdheid tot het geven van de tweede informatiebeschikking?
20. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat ten onrechte een tweede maal een informatiebeschikking is gegeven over hetzelfde jaar.
21. Volgens verweerder zien de informatiebeschikkingen op andere verzochte informatie, aangezien de eerste informatiebeschikking is gebaseerd op door eiser onbeantwoord gelaten vragen, terwijl de tweede informatiebeschikking is gebaseerd op de omstandigheid dat eiser niet de gevraagde ontbrekende pagina’s van het op 16 september 2019 verstrekte bitcoinoverzicht heeft overgelegd.
22. Bij de beoordeling van de vraag of verweerder de bevoegdheid heeft tot het geven van meerdere informatiebeschikkingen, stelt de rechtbank voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1439, het volgende heeft geoordeeld:
‘3.2.1 Indien de inspecteur bij informatiebeschikking heeft vastgesteld dat de betrokkene met betrekking tot een op te leggen belastingaanslag niet of niet volledig heeft voldaan aan een of meer in artikel 52a, lid 1, van de AWR bedoelde verplichtingen, is de inspecteur als regel niet langer bevoegd om een volgende informatiebeschikking te geven met betrekking tot dezelfde tekortkoming(en) waarvoor die eerdere informatiebeschikking is gegeven. De enkele omstandigheid dat de inspecteur tweemaal informatie heeft gevraagd op grond van hetzelfde artikel uit de AWR, is niet voldoende om aan te nemen dat het om dezelfde tekortkoming gaat. Van dezelfde tekortkoming is bijvoorbeeld wel sprake wanneer de inspecteur op grond van artikel 47 van de AWR opnieuw om dezelfde informatie heeft gevraagd en de belastingplichtige deze niet heeft verstrekt.’
23. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte de tweede informatiebeschikking heeft vastgesteld, aangezien deze informatiebeschikking is gegeven ter zake van dezelfde tekortkomingen als de eerste informatiebeschikking. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
24. Zowel de eerste informatiebeschikking als de tweede informatiebeschikking is gegeven wegens het niet door eiser verstrekken van de door verweerder gevraagde informatie als bedoeld in artikel 47 van de AWR. Verweerder heeft bij het opleggen van de tweede informatiebeschikking verzocht om informatie die ook al was verzocht bij het opleggen van de eerste informatiebeschikking, namelijk informatie over hoe de bitcoins in de periode 2016 tot en met 2018 zijn verkregen, gehouden en vervreemd. De vragen van verweerder voorafgaand aan het opleggen van de eerste informatiebeschikking zien weliswaar niet op geconcretiseerde bescheiden of gegevens omtrent de bitcointransacties, maar zij zien (onder meer gelet op het bericht van verweerder van 18 oktober 2019; zie onderdeel 4) weldegelijk op het verkrijgen van informatie over de aankoop, het verloop en de verkoop van de bitcoins. Bij de brief van 30 maart 2020 (zie onderdeel 8) heeft verweerder zijn informatieverzoek toegespitst op (onder meer) het verkrijgen van de ontbrekende pagina’s van het bitcoinoverzicht dat eiser op 16 september 2019 had verstrekt (zie onderdeel 2). Anders dan verweerder, ziet de rechtbank niet in op welke andere informatie het opvragen van de ontbrekende pagina’s van het bitcoinoverzicht zou zijn gericht dan de informatie over het verkrijgen, houden en vervreemden van de bitcoins. Ook de toelichting in de tweede informatiebeschikking wijst daarop. De omstandigheid dat verweerder bij de tweede informatiebeschikking concreter heeft gevraagd naar bescheiden die inzicht verschaffen in de wijze waarop de bitcoins zijn verkregen, gehouden en verkocht, maakt niet dat die informatie niet al eerder – onder meer algemene formulering – zou zijn verzocht. Dit geldt in gelijke zin voorzover in de brief van 30 maart 2020 specifiek per soort bitcoin informatie wordt verzocht en meer specifieke informatie wordt verzocht over de wijze waarop de verkoop van de bitcoins heeft plaatsgevonden.
25. Nu de Informatiebeschikking ten onrechte is vastgesteld, komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de overige standpunten van eiser.
26. Op grond van het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt.
27. Zowel de uitspraak op bezwaar als de Informatiebeschikking zullen worden vernietigd.
Proceskosten en griffierecht
28. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1). Vergoeding van andere kosten is niet verzocht.
29. Eiser heeft in de bezwaarfase niet verzocht om een vergoeding voor de gemaakte proceskosten. Er dient derhalve voor de bezwaarfase geen proceskostenvergoeding toegekend te worden.
30. Aangezien het beroep gegrond wordt verklaard, zal verweerder worden opgedragen om het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
vernietigt de informatiebeschikking;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskoten van eiser tot een bedrag van € 1.750; en
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. van Beelen, voorzitter, mr. A.A. Fase en mr. C. Huisman, leden, in aanwezigheid van mr. T. van Opzeeland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).