Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2024:14100

Rechtbank Noord-Holland
18-11-2024
11-03-2025
11332653 \ KG EXPL 24-126
Burgerlijk procesrecht, Verbintenissenrecht
Kort geding

Kort geding. Vordering tot opheffen van executoriaal beslag wegens terugvordering TOZO. Dwangbevel gemeente. Vaststellen beslagvrije voet. Art. 475i Rv.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Alkmaar

Zaaknummer: 11332653 \ KG EXPL 24-126

Vonnis in kort geding van 18 november 2024

in de zaak van

1 [eiseres] ,

2. [eiser],

te [woonplaats] ,

eisende partijen,

hierna te noemen: [eisers] ,

gemachtigde: mr. S.N. Peijnenburg,

tegen

GEMEENTE DEN HELDER,

te Den Helder,

gedaagde partij,

hierna te noemen: de gemeente,

gemachtigde: A.B. Holtjer en R.J. Visser, werkzaam bij de gemeente.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 22 oktober 2024 met 10 producties,
- de mondelinge behandeling van 4 november 2024.

2 De feiten

2.1.

[eisers] zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. [eiseres] is ondernemer en heeft zogenaamde TOZO-uitkeringen genoten. De gemeente heeft in verband hiermee een vordering tot terugbetaling op [eisers] .

2.2.

De gemeente (Zaffier) heeft op 22 mei 2024 een dwangbevel uitgevaardigd en daarbij aan [eisers] meegedeeld de schuld tot een bedrag van € 14.276,52 bij [eisers] in te vorderen. Kortheidshalve zal de kantonrechter Zaffier hierna aanduiden als de gemeente.

2.3.

Bij e-mailbericht van 29 mei 2024 heeft [eiseres] de gemeente verzocht om een betalingsregeling van € 25,00 per maand gedurende zes maanden en kwijtschelding van de restantschuld. Bij e-mailbericht van 5 juni 2024 heeft de gemeente dat verzoek afgewezen en meegedeeld dat de gemeente minimaal € 165,00 per maand wil ontvangen ter aflossing van de schuld. Bij brief van 24 juli 2024 heeft de gemeente aan [eisers] meegedeeld het verzoek om kwijtschelding af te wijzen. Daarbij heeft zij aangekondigd dat zij een dwanginvordering zal opstarten indien [eisers] de verplichtingen uit het dwangbevel niet per omgaande nakomen.

2.4.

De gemeente heeft eind juli 2024 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van [eiser] , Vepa Bins Groothandel B.V. (hierna: Vepa Bins).

2.5.

Op enig moment heeft de gemeente aan [eiser] een overzicht van de beslagvrije voet gestuurd. In dat overzicht is, naast het inkomen van [eiser] uit zijn dienstverband met Vepa Bins en zijn UWV-uitkering, een bedrag van € 245,- opgenomen als nettoloon van [eiseres] .

2.6.

Bij brief van 25 september 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] aan de gemeente, sterk samengevat, meegedeeld dat de mededeling dat beslag is gelegd nooit bij [eisers] is aangekomen en dat de gemeente heeft verzuimd om de gemotiveerde berekening van de beslagvrije voet aan [eisers] te verstrekken (artikel 475i Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Rv]). Verder roepen [eisers] de vernietiging van het gelegde beslag in, omdat de gemeente de wettelijke volgorde voor beslaglegging (artikel 475c Rv) niet in acht heeft genomen.

3 Het geschil

3.1.

[eisers] vorderen, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. bepaalt dat de gemeente het beslag d.d. 30 juli 2024 onder derde-beslagene Vepa Bins heeft gelegd in strijd met de wettelijk voorgeschreven beslagvolgorde als bedoeld in artikel 475c Rv, waardoor [eisers] op juiste gronden de vernietiging hebben ingeroepen;

II. de gemeente veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan Vepa Bins per brief én e-mail kenbaar te maken dat het beslag in strijd met de wet is gelegd en onmiddellijk als opgeheven dient te worden beschouwd, met gelijktijdige toezending van een afschrift van deze brief en e-mail aan de gemachtigde van [eisers] ;

III. de gemeente veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle door haar ontvangen inhoudingen aan [eisers] te retourneren door bijschrijving van hiervan op de derdenrekening van hun gemachtigde;

IV. de gemeente veroordeelt om bij een volgend derdenbeslag: a) deze berekening conform de wet uiterlijk bij de betekening c.q. kennisgeving aan [eisers] te doen toekomen, b) alle inkomstenbronnen van [eisers] in die berekening kenbaar te maken, c) binnen één week op vragen omtrent de berekening te reageren en voorts d) de wettelijke berekening na te leven;

V. de gemeente veroordeelt tot het voldoen van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat zij niet voldoet aan voornoemde veroordelingen onder II en/of III en/of IV;

VI. de gemeente verbiedt ter zake van onterecht ontvangen betalingen en verschuldigde dwangsommen een beroep op verrekening te doen en tevens verbiedt beslag onder zichzelf te leggen voor deze bedragen;

VII. de gemeente verbiedt het dwangbevel ten uitvoer te leggen totdat de nacontrole is afgerond en onherroepelijk is geworden;

VIII. de gemeente veroordeelt in de proceskosten.

3.2.

[eisers] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. Nadat de gemeente op 30 juli 2024 onder Vepa Bins executoriaal derdenbeslag had gelegd, was de gemeente gehouden het beslag kenbaar te maken aan [eisers] als beslagenen (artikel 475i Rv). Dat is nooit gebeurd. Ingevolge artikel 475i Rv moet uiterlijk bij de

betekening van het beslag aan [eisers] de beslagvrije voet gemotiveerd via een door de minister voorgeschreven formulier kenbaar te worden gemaakt. Dit heeft de gemeente niet gedaan. [eisers] hebben gevraagd om deze gemotiveerde berekening, maar de gemeente heeft dat geweigerd. [eisers] hebben deze pas zeer recent ontvangen. Uit de berekening blijkt, onder meer, dat de gemeente op de hoogte was dat [eiser] twee inkomstenbronnen heeft: loon uit een dienstverband bij Vepa Bins en een uitkering via het UWV. Artikel 475c Rv schrijft dwingend voor dat bij meerdere inkomstenbronnen de volgorde van dat artikel moet worden gevolgd. De gemeente was daarom slechts bevoegd beslag te leggen onder het UWV. [eiser] is direct na het beslag aangeschreven door zijn werkgever. Die aanschrijving moet worden gezien als een eerste stap richting een beëindiging van het dienstverband.

Via hun gemachtigde hebben [eisers] op 25 september 2024 aan de gemeente kenbaar maakte dat er sprake is van een beslag in strijd met de wettelijke beslagvolgorde en dat het gelegde beslag vernietigbaar is. De gemeente heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd, hoewel dat wel snel kon. De gemeente handelt aldus in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

3.3.

Over de beslagvrije voet voeren [eisers] aan dat de gemeente in haar berekening rekening houdt met inkomen van [eiseres] . De gemeente stelt de inkomstenbron van [eiseres] vanwege privacy niet te mogen noemen. Dat is een onjuist standpunt omdat [eiseres] de schuldenaar is van de vordering waarvoor beslag wordt gelegd. Bovendien zijn [eisers] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, zodat zij van elkaars inkomen volledig op de hoogte zijn. [eisers] hebben de gemeente gevraagd toe te lichten welk inkomen van [eiseres] zij bedoelt. Ook daarop kwam geen antwoord. [eiseres] heeft geen inkomen waarmee op grond van artikel 475db Rv rekening mag worden gehouden bij het bepalen van de beslagvrije voet. Zij is ondernemer. Het gehanteerde inkomen is ook te hoog. Omdat de berekening onjuist is en omdat aannemelijk is dat de gemeente opnieuw tot derdenbeslag zal overgaan, hebben [eisers] er belang bij dat de gemeente reeds nu wordt veroordeeld de berekening van de beslagvrije voet op de wettelijke wijze toe te passen, aldus zonder een niet-onderbouwd en onbekend inkomen van [eiseres] .

Voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding heeft [eiseres] een brief ontvangen waaruit blijkt dat de gemeente een TOZO-nacontrole gaat doen. Uit deze brief lijkt te blijken dat de terugvordering nog niet vast staat. Daardoor wordt in twijfel getrokken of het dwangbevel überhaupt rechtsgeldig is uitgegeven. [eisers] hebben daarom belang bij een verbod tot tenuitvoerlegging van het huidige dwangbevel totdat de nacontrole heeft plaatsgevonden en er sprake is van een onherroepelijke vordering.

3.4.

De gemeente voert verweer. Samengevat, heeft de gemeente aangevoerd dat zij het inkomen van [eiseres] heeft gebaseerd op informatie die [eiseres] zelf aan Zaffier heeft verstrekt. Uit de inkomensgegevens bleek dat het bedrag waarop het beslag gelegd kon worden, hoger was dan de UWV-uitkering van [eiser] . Op grond van artikel 475c lid 3 Rv heeft de gemeente daarom beslag gelegd op het loon van [eiser] .

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De kantonrechter is, gelet op het bepaalde in artikel 438 lid 1 en 2 Rv bevoegd als voorzieningenrechter van het geschil kennis te nemen, omdat dit betrekking heeft op de executie van een dwangbevel voor vordering beneden de € 25.000,-.

4.2.

De spoedeisendheid van de gevorderde voorzieningen is, gelet op hun aard, een gegeven.

4.3.

Hoewel [eisers] de procedure vooral hebben ingestoken op onjuiste toepassing van de beslagvolgorde van artikel 475c Rv, gaat het geschil in de kern om de vraag of de gemeente de beslagvrije voet op de juiste wijze heeft berekend. De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] voldoende hebben aangevoerd om hieraan te twijfelen en dat de gemeente te weinig heeft aangevoerd om die twijfel weg te nemen. Hij legt hierna waarom hij dit vindt.

4.4.

Volgens artikel 475i lid 2 Rv moet bij een beslag op een vordering tot periodieke betaling als hier bedoeld, de beslagvrije voet uiterlijk ten tijde van het betekenen van het beslagexploot schriftelijk worden medegedeeld aan de geëxecuteerde. Dat moet met een vastgesteld model onder vermelding van de gegevens waarop de vaststelling van de beslagvrije voet is gebaseerd en de wijze waarop de beslagvrije voet is berekend. Indien de geëxecuteerde binnen vier weken na ontvangst van de mededeling omstandigheden meldt die de beslagvrije voet verhogen, wordt hiermee rekening gehouden vanaf het moment van beslaglegging (artikel 475i lid 3 Rv).

4.5.

Volgens [eisers] hebben zij geen mededeling als bedoeld in artikel 475i lid 2 Rv ontvangen en hebben zij de berekening van de beslagvrije voet pas “zeer recent” ontvangen. De kantonrechter leidt hieruit af dat [eisers] bedoelen te stellen dat het bezwaar dat zij op 25 september 2024 hebben gemaakt tegen de berekening van de beslagvrije voet (en de overige gang van zaken, zie hiervoor 2.6) is gedaan binnen vier weken nadat de in artikel 475i lid 2 Rv bedoelde berekening door hen is ontvangen en dat een eventuele verhoging van de beslagvrije voet met terugwerkend kracht werkt (gelet op artikel 475i lid 3 Rv).

De gemeente heeft daar niets concreets tegen aangevoerd. Zo blijkt uit wat de gemeente heeft aangevoerd niet wanneer zij de bedoelde berekening aan [eisers] heeft meegedeeld. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [eisers] tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de berekening van de beslagvrije voet. Eventuele onjuistheden daarin moeten daarom terugwerken tot de datum van beslaglegging onder Vepa Bins, 30 juli 2024.

4.6.

Over de hoogte van de beslagvrije voet hebben [eisers] gemotiveerd bij de gemeente en ter zitting aangevoerd waarom die onjuist zou zijn. De gemeente zou ten onrechte rekening hebben gehouden met inkomen van [eiseres] . De gemeente heeft daar geen steekhoudende argumenten tegen aangevoerd. Weliswaar voert de gemeente aan dat [eiseres] aan Zaffier zou hebben meegedeeld dat zij een maandinkomen van € 730,- heeft, maar alleen die stelling is onvoldoende onderbouwing van de berekening. In de eerste plaats omdat de gemeente niet inzichtelijk heeft gemaakt wanneer [eiseres] dit bij de gemeente/Zaffier heeft gemeld. Ten tweede omdat - ook als [eiseres] dit wel heeft gemeld - de gemeente uit het

e-mailbericht van 29 mei 2024 van [eiseres] had moeten afleiden dat zij zich toen al op het standpunt stelde minder inkomen te hebben. En al helemaal na de meergenoemde brief van 25 september 2024 van de gemachtigde van [eisers] .

Het lag in ieder geval na de brief van 25 september 2024 op de weg van de gemeente om nader onderzoek te doen naar het inkomen van [eiseres] en om [eisers] helderheid te verschaffen over de uitkomst daarvan. Uit wat de gemeente heeft aangevoerd blijkt niet dat de gemeente dat onderzoek heeft gedaan. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat de gemeente de beslagvrije voet onjuist, namelijk te laag, heeft vastgesteld.

Het is niet aan de kantonrechter om zelf de beslagvrije voet vast te stellen. Hij houdt het er daarom voor dat het beslag onder Vepa Bins ten onrechte is gelegd, omdat [eiser] geen loon heeft of heeft gehad dat uitkomt boven de beslagvrije voet. Wat de gemeente krachtens het beslag heeft geïncasseerd dient zij alsnog aan [eiser] terug te betalen.

4.7.

Voor de vorderingen van [eisers] leidt dit tot het volgende.

- De vordering onder I wordt afgewezen omdat de kantonrechter, als voorzieningenrechter, geen verklaringen voor recht kan geven.

- Wel toewijsbaar is de vordering onder II van [eisers] , inhoudende dat de gemeente aan Vepa Bins per brief en e-mail aan moet meedelen dat het beslag ten onrechte is gelegd en als opgeheven moet worden beschouwd. De kantonrechter vindt dit de enige passende maatregel in verband met de hiervoor beschreven niet-naleving van de wettelijke voorschriften door de gemeente. Aan deze veroordeling zal de kantonrechter een dwangsom verbinden die wordt gemaximeerd (= vordering V).

- Ook de vordering onder III is toewijsbaar. Hoewel de gemeente daartegen geen verweer heeft gevoerd, krijgt de gemeente een iets langere termijn dan gevorderd, omdat voorzienbaar is dat zij de benodigde handelingen niet binnen een termijn van één dag kan verrichten. Aan deze veroordeling kan geen dwangsom verbonden worden omdat het een veroordeling tot betaling van een geldsom betreft (zie artikel 611a lid 1 Rv).

- De vordering onder IV zal worden afgewezen. Uitgangspunt is dat een beslaglegger zich houdt aan de daarvoor geldende regels. Voor het geval de gemeente dat niet doet, staan voor [eisers] rechtsmaatregelen open. In zoverre hebben [eisers] geen belang bij deze vordering.

- Vordering VI wordt toegewezen. Het wordt de gemeente verboden om ter zake van onterecht ontvangen betalingen dan wel verschuldigde dwangsommen een beroep op verrekening betreffende - naar de kantonrechter begrijpt - de hier aan de orde zijnde TOZO-vordering (en daarmee verband houdende kosten) te doen en/of beslag onder zichzelf te leggen op de door haar aan [eisers] te betalen bedragen;

- Vordering VII wordt daarentegen weer afgewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding de gemeente te verbieden het dwangbevel ten uitvoer te leggen totdat de nacontrole is afgerond en onherroepelijk is geworden. [eisers] hebben namelijk onvoldoende aangevoerd om aan te kunnen nemen dat het dwangbevel ten onrechte is uitgevaardigd.

4.8.

De gemeente is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eisers] hebben geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal de gemeente niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:

- griffierecht

87,00

- salaris gemachtigde

814,00

- nakosten

135,00

Totaal

1.036,00

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt de gemeente om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan Vepa Bins per brief én e-mail kenbaar te maken dat het onder haar ten laste van [eiser] gelegde beslag onmiddellijk als opgeheven dient te worden beschouwd, met gelijktijdige toezending van een afschrift van deze brief en e-mail aan de gemachtigde van [eisers] en bepaalt dat de gemeente een dwangsom van € 250,00 verbeurt voor iedere dag of dagdeel dat zij hiermee nalatig is, zulks met een maximum van € 10.000,00,

5.2.

veroordeelt de gemeente om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis alle door haar door het beslag onder Vepa Bins ontvangen inhoudingen aan [eiseres] en/of [eiser] te betalen door bijschrijving van deze bedragen op de derdenrekening van hun gemachtigde,

5.3.

verbiedt de gemeente ter zake van de hiervoor onder 5.2 bedoelde betalingen en/of krachtens eventueel wegens overtreding van het bepaalde onder 5.1 verschuldigde dwangsommen een beroep op verrekening te doen in verband met de hier aan de orde zijnde TOZO-vordering (en daarmee verband houdende kosten) en/of beslag onder zichzelf te leggen op de onder 5.2 bedoelde bedragen en eventueel wegens overtreding van het bepaalde onder 5.1 verschuldigde dwangsommen,

5.4.

veroordeelt de gemeente in de proceskosten van € 1.036,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

5.5.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.