Vordering tot betaling premie zorgverzekering deels toegewezen. Buitengerechtelijke kosten afgewezen omdat betreffende bepaling uit de algemene voorwaarden van de zorgverzekeraar amtshalve als oneerlijk beding is beoordeeld.
- de dagvaarding met producties - het mondeling antwoord - de akte tevens houdende vermindering van eis van Zilveren Kruis - het mondeling dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering (basisverzekering) afgesloten bij Zilveren Kruis.
2.2.
Voor deze verzekering moet [gedaagde] maandelijks € 138,95 aan premie betalen. De premie is telkens bij vooruitbetaling uiterlijk op de eerste dag van de maand verschuldigd.
2.3.
[gedaagde] betaalt via automatische incasso.
2.4.
Zilveren Kruis heeft de premie voor de maand mei 2023 niet kunnen afschrijven van de rekening van [gedaagde]. Ondanks herinneringen en een sommatie heeft [gedaagde] de premie ook nadien niet betaald.
2.5.
De onderhavige zaak is aangebracht op de rolzitting van 27 september 2023. Op die zitting heeft [gedaagde] mondeling geantwoord en verklaard dat de premie altijd automatisch wordt afgeschreven, maar dat hij het zou uitzoeken.
2.6.
Op 9 oktober 2023 heeft [gedaagde] een bedrag van € 359,69 betaald aan de gemachtigde van Zilveren Kruis. Dit bedrag had betrekking op de hoofdsom van € 138,95, de tot 2 augustus 2023 verschenen wettelijke rente van € 2,22, de nadien tot 9 oktober 2023 verschenen wettelijke rente over de hoofdsom van € 0,64, de buitengerechtelijke incassokosten ad € 40,00 vermeerderd met een bedrag van € 8,40 ter zake van de btw, de kosten van de dagvaarding van € 130,48 en het salaris van de gemachtigde van € 39,00, een en ander zoals door Zilveren Kruis bij de dagvaarding opgegeven aan [gedaagde].
3 Het geschil
3.1.
Zilveren Kruis vordert na vermindering van eis - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 128,00 ter zake van het door haar betaalde griffierecht. Zij stelt dat [gedaagde] pas heeft betaald nadat de zaak al was aangebracht waardoor Zilveren Kruis griffierecht verschuldigd is geworden.
3.2.
[gedaagde] heeft antwoord verweer gevoerd. Dit verweer heeft hij bij dupliek niet gehandhaafd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Ambtshalve toetsing van de Voorwaarden basisverzekeringen en aanvullende verzekeringen 2023 (hierna: de Algemene Voorwaarden)
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Zilveren Kruis maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. In artikel 9.2 van de Algemene Voorwaarden is daarover het volgende beding opgenomen.
“(…) Als u (verzekeringnemer) niet op tijd betaalt, kunnen wij administratiekosten, invorderingskosten (waaronder incassokosten) en de wettelijke rente aan u (verzekeringnemer) in rekening brengen.”
De kantonrechter moet beoordelen of dit beding in de Algemene Voorwaarden oneerlijk is ten opzichte van de consument.
4.2.
De kantonrechter oordeelt dat het beding oneerlijk is, omdat Zilveren Kruis op grond van het beding diverse soorten kosten [administratiekosten, invorderingskosten (waaronder incassokosten) en wettelijke rente] bij de consument in rekening kan brengen. Het beding heeft een aanzienlijk bredere strekking dan de kosten die op grond van de wet gevorderd kunnen worden. Incassokosten wordt immers als één van de voorbeelden genoemd, naast administratiekosten en invorderingskosten. Omdat Zilveren Kruis zichzelf met het beding de bevoegdheid heeft gegeven om – naast wettelijke rente en incassokosten – bij de consument, onder diverse noemers, meer invorderingskosten in rekening te brengen, is sprake van een aanzienlijke verstoring van de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst, ten nadele van de consument. Bovendien schrijft artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek voor dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd worden. Dit is niet in het beding opgenomen. Voorts laat het beding de mogelijkheid open om meer incassokosten in rekening te brengen dan volgt uit de normering in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook dat is oneerlijk.
Op basis van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het beding oneerlijk is. Het beding wordt daarom vernietigd.
4.3.
De kantonrechter vindt het beding voor wat betreft de wettelijke rente niet oneerlijk, voor zover deze rente wordt berekend over de verschuldigde premie. Uit de overeengekomen betalingstermijn volgt namelijk dat de verzekeringnemer zonder ingebrekestelling in verzuim is als de premie niet op tijd wordt betaald.
4.4.
De argumenten die Zilveren Kruis heeft aangevoerd voor haar stelling dat het beding niet oneerlijk is, leiden niet tot een ander oordeel.
Conclusie
4.5.
Omdat het beding op grond waarvan de buitengerechtelijke incassokosten bij de consument in rekening kan worden gebracht oneerlijk is, heeft Zilveren Kruis ook geen recht op de buitengerechtelijke incassokosten. Die nevenvordering zal daarom worden afgewezen.
4.6.
Vaststaat dat [gedaagde] inmiddels de hoofdsom en bijkomende kosten heeft betaald zoals vermeld in de begeleidende brief bij de dagvaarding waarin werd meegedeeld door betaling van welk bedrag [gedaagde] tot uiterlijk drie dagen voor de zitting (27 september 2023) de zitting en verdere kosten kon voorkomen.
4.7.
[gedaagde] heeft het genoemde bedrag echter niet tijdig betaald en Zilveren Kruis heeft daardoor griffierecht moeten betalen. Deze kosten moet [gedaagde] nog aan Zilveren Kruis vergoeden. In het door [gedaagde] betaalde bedrag was ook de vergoeding van € 48,40 voor de buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw opgenomen. Omdat dit deel van de vordering wordt afgewezen wordt dit bedrag nog in mindering gebracht op het door [gedaagde] nog te betalen bedrag. De vordering zal worden toegewezen zoals hierna onder ‘de beslissing’ vermeld.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het restant van de proceskosten van € 79,60,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: