2 De feiten
2.1.
[eiser] heeft in de vorm van een eenmanszaak een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de teelt van aardappels.
2.2.
[gedaagden] voert een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de teelt van bloembollen.
2.3.
Artikel 9 lid 1 van de “Regeling Plantgezondheid” luidt als volgt:
“Het is verboden om oppervlaktewater op enigerlei wijze te gebruiken voor of bij de teelt van pootaardappelen.”
2.4.
In het voorjaar van 2022 teelden partijen in [plaats] op twee naastgelegen percelen. [eiser] gebruikte een perceel voor de teelt van pootaardappelen en gerst, [gedaagden] voor de teelt van tulpen.
2.5.
Op 12 mei 2022 heeft [gedaagden] haar in [plaats] staande tulpen beregend met oppervlaktewater uit het nabijgelegen kanaal.
2.6.
De overheersende windrichting die dag was 247° (westzuidwest). Bij een zodanige windrichting waait de wind vanaf het perceel van [gedaagden] in de richting van het perceel van [eiser] .
2.7.
Op diezelfde dag heeft [eiser] om 13:35 uur aan gedaagde sub 4 het volgende WhatsApp bericht gestuurd:
“ Aangezien je nu voor de tweede keer mijn aardappelen nat gooit met water uit het kanaal, je niet even met mij een gesprek aanging meld ik je bij deze dat dit zonder uitzondering niet mag gebeuren. Dit aangezien het zeer jong pootgoed betreft.”
2.8.
Gedaagde sub 4 heeft op dezelfde dag om 18:35 uur het volgende geantwoord:
“ aangezien de haspel stuk is en pas rond half tien aan gaat kan je beter je vader maar ff vertellen dat het nog lang duurt maar wij hebben koffie in de auto als hij wil het is maar dat het weet”
2.9.
[eiser] heeft kort na 12 mei 2022 een gedeelte van de door hem gepote pootaardappelen gerooid en als consumptieaardappelen verkocht.
2.10.
Op 18 augustus 2022 heeft Delphy B.V. (hierna: Delphy ) in opdracht van (de gemachtigde van) [eiser] een onderzoek uitgevoerd naar de schade die “is veroorzaakt door een beregeningsactie van een tulpenteler ( [gedaagden] : toevoeging kantonrechter) die zijn perceel tulpen met oppervlaktewater heeft beregend.1”.
Op 16 september 2022 heeft Delphy een rapport uitgebracht. Delphy heeft de volgens haar door [eiser] geleden schade begroot op € 15.961,00.
2.11.
[eiser] heeft [gedaagden] aansprakelijk gesteld en haar aangemaand om het schadebedrag van € 15.961,00 aan [eiser] te vergoeden. [gedaagden] heeft geweigerd om hiertoe over te gaan.
5 De beoordeling
Inleiding
5.1.
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagden] een schadevergoeding aan [eiser] moet betalen, omdat bij de beregening van haar tulpen met oppervlaktewater vocht en /of nevel terecht is gekomen op het naastgelegen perceel waar [eiser] pootaardappelen had gepoot. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en veroordeelt [gedaagden] onder meer tot het betalen van een schadevergoeding van € 15.961,00. De kantonrechter zal hieronder uitleggen waarop dit oordeel is gebaseerd.
[eiser] kan als eisende partij optreden
5.2.
De kantonrechter verwerpt het formele verweer van [gedaagden] dat is gegrond op de stelling dat een eventueel recht op schadevergoeding niet aan [eiser] zou toekomen, maar aan [bedrijf] .
Op de mondelinge behandeling is van de zijde van [eiser] aangevoerd dat uit het uittreksel van de registers van de Kamer van Koophandel2 blijkt dat [eiser] met ingang van 30 april 2022 zijn onderneming als eenmanszaak voert. [gedaagden] heeft dit niet weersproken.
Om die reden berust het risico op schade als de onderhavige vanaf dat moment exclusief bij [eiser] en niet (meer) bij zijn voormalige medevennoten. Een eventueel vorderingsrecht tot vergoeding van deze schade komt dan ook aan [eiser] toe en hij is dan ook bevoegd om een dergelijke vordering in te stellen jegens de partij die hij aansprakelijk voor deze schade acht. Aan deze bevoegdheid doet niet af dat de eerste brief waarbij [gedaagden] aansprakelijk is gesteld op 29 juni 2022 uit naam van de voornoemde vennootschap onder firma is verzonden3.
5.3.
De kantonrechter komt daarmee toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering. De kantonrechter zal moeten vaststellen of [gedaagden] op 2 en/of 12 mei 2022 haar tulpen op zodanige wijze heeft beregend dat daarbij oppervlaktewater al dan niet in de vorm van nevel op het aardappelveld van [eiser] terecht is gekomen. De kantonrechter maakt daarbij gebruik van de filmopnames die [eiser] op beide dagen heeft gemaakt en die door [gedaagden] als productie 4 bij conclusie van antwoord zijn overgelegd. Deze filmopnames zijn getoond en besproken op de mondelinge behandeling.
Niet gebleken dat [gedaagden] op 2 mei 2022 onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld
5.4.
In het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] heeft [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagden] op 2 mei 2022 op onrechtmatige wijze heeft beregend. Aldus heeft [eiser] niet aan de op haar rustende stelplicht voldaan.
De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat [gedaagden] stelt op die dag niet in [plaats] maar op een andere locatie te hebben beregend en dat [eiser] niet heeft gesteld [gedaagden] (of eventuele medewerkers/ werknemers) ter plaatse in [plaats] te hebben gezien. Ook op het overgelegde foto- en filmmateriaal van die dag is niemand van [gedaagden] zichtbaar aanwezig. [eiser] heeft evenmin gesteld dat hij heeft waargenomen dat [gedaagden] op die dag in [plaats] heeft beregend.
Ook vindt de kantonrechter van belang dat [gedaagden] in haar conclusie van antwoord expliciet heeft gesteld dat het die dag noordenwind was en de wind dus niet in de richting van het perceel van [eiser] waaide, wat [eiser] niet heeft weersproken.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling nog gewezen op het kleurverschil op zijn grond dat waarneembaar is op het op die dag opgenomen filmmateriaal. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan uit dit enkele kleurverschil niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat er op die dag oppervlaktewater op de grond met aardappelen van [eiser] terecht is gekomen en dat [gedaagden] daarvoor verantwoordelijk is.
Niet gebleken is aldus dat [gedaagden] op 2 mei 2022 onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld.
[gedaagden] heeft op 12 mei 2022 onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is wel komen vast te staan dat [gedaagden] gelet op de wijze waarop zij haar tulpen op 12 mei 2022 heeft beregend, onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Hierbij neemt de kantonrechter het volgende in aanmerking.
5.6.
Vast staat dat [gedaagden] die gehele dag haar tulpen heeft beregend. [gedaagden] heeft daarbij gebruik gemaakt van een beregeningskanon en een haspel, een afrolsysteem waarbij kabels kunnen worden opgerold. Het beregeningskanon wordt daarbij tijdens het sproeien verplaatst doordat de haspel de kabel waaraan het beregeningskanon is verbonden, oprolt. Uit de in deze procedure gegeven uitleg van [gedaagden] volgt dat het beregeningskanon zich daarbij ongeveer evenwijdig met de grens tussen beide percelen beweegt, zodat de afstand tussen het beregeningskanon en het perceel van [eiser] steeds ongeveer gelijk is gebleven.
5.7.
Ook staat vast dat het die dag woei. [gedaagden] is ter zitting teruggekomen op haar in de conclusie ingenomen stelling dat er geen wind stond. Dat het die dag aanmerkelijk heeft gewaaid, is daarnaast waarneembaar op het in deze procedure overgelegde filmmateriaal.
Evenmin is in geschil dat de richting van de wind zodanig was dat deze waaide van het perceel van [gedaagden] af in de richting van het perceel van [eiser] . De kantonrechter gaat daarbij uit van een maximale windsnelheid van 14 m/s4, wat neerkomt op tenminste windkracht 6, wat als krachtige wind geldt.
Onder deze weersomstandigheden is het risico dat bij beregening oppervlaktewater vanaf de bewuste plek op het perceel van [gedaagden] in combinatie met de kracht en hoeveelheid van water met bedoeld beregeningskanon al dan niet in de vorm van nevel op het aardappelveld van [eiser] terechtkomt reëel.
5.8.
Uit de door [eiser] gemaakte filmbeelden valt af te leiden dat dit risico zich op 12 mei 2022 heeft verwezenlijkt. De kantonrechter maakt dit op uit de video opnames nummer 1 tot en met 3 van die dag.
5.9.
Op de derde opname is te zien dat het oppervlaktewater vanuit het beregeningskanon van [gedaagden] alle kanten wordt opgespoten en dat een deel ervan al dan niet in de vorm van nevel terechtkomt op het perceel van [eiser] . Vast staat dat op dat gedeelte van het perceel geen aardappelen stonden maar gerst, maar het filmpje maakt wel duidelijk dat het water zo ver van het beregeningskanon afwaait, dat het op het aardappelveld terecht zou zijn gekomen als het beregeningskanon zich ter hoogte van het aardappelveld zou hebben bevonden. Immers, uit de beelden en de gegeven informatie valt af te leiden dat de gerst en de aardappelen op ongeveer dezelfde afstand van de perceelsgrens stonden. De kantonrechter herhaalt daarbij dat de afstand tussen het beregeningskanon en de erfgrens tijdens het beregenen steeds ongeveer gelijk is gebleven5. Hieruit kan worden afgeleid dat de minimale afstand tussen het beregeningskanon van [gedaagden] enerzijds en de (meest dichtbije) gerst c.q. aardappelen anderzijds, tijdens het beregenen ongeveer gelijk is geweest.
5.10.
Hierbij komt dat op de eerste en tweede opname die twaalfde mei in 2022, gemaakt vanuit de auto van [eiser] , duidelijk is te zien dat waterdruppels terecht komen op de voorruit van de auto. [eiser] heeft op de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat de auto zich op dat moment op zijn perceel en op de hoogte van de door hem gepote aardappelen stond. Gelet op de hoeveelheid vocht die blijkens de opnames op de voorruit van [eiser] ’s auto terecht is gekomen, gaat de kantonrechter ervan uit dat ook water terecht is gekomen op de grond waarin de aardappelen zich bevonden.
5.9. Ook vindt de kantonrechter van belang dat [eiser] [gedaagden] op 12 mei 2022 per Whatsapp heeft gewaarschuwd dat er op die dag water op zijn in de grond gepote aardappelen terechtkwam6 en dat niet is gebleken dat [gedaagden] dit destijds heeft weersproken.
Tot slot wijst de kantonrechter erop dat vast staat dat het die dag ter plaatse niet heeft geregend en dat [gedaagden] geen andere mogelijke oorzaken voor de vochtneerslag op het aardappelveld van [eiser] heeft aangevoerd.
5.11.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter komen vast te staan dat [gedaagden] op 12 mei 2022 haar tulpen op een zodanige wijze heeft beregend dat oppervlaktewater al dan niet in de vorm van nevel terecht is gekomen op de aardappelen van [eiser] , althans op zijn aardappelveld. [gedaagden] heeft hierdoor onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Gelet op de voor [gedaagden] bekende althans kenbare belang van [eiser] dat de pootaardappelen niet in contact zouden komen met oppervlaktewater, omdat daardoor een risico op bruinrot ontstaat, diende [gedaagden] bij de beregening de nodige zorgvuldigheid te betrachten. Van belang is dat gedaagde sub. 2 op de mondelinge behandeling heeft verklaard in het verleden ook aardappels te hebben geteeld. Aldus is hij en dus [gedaagden] bekend met de risico’s op en de mogelijke gevolgen van bruinrotbesmetting. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [gedaagden] de nodige zorgvuldigheid niet in acht heeft genomen.
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen besluiten een deel van de door hem gepote aardappelen bij wijze van voorzorgmaatregel uit de grond te halen. Bij deze beoordeling is niet relevant of al dan niet sprake is geweest van plant- of scheutvorming bij de aardappels. Vanwege het risico op bruinrotbesmetting bevat artikel 9 van de Regeling Plantgezondheid een algeheel verbod om oppervlaktewater te gebruiken bij de teelt van pootaardappelen, ongeacht of er sprake is van plant- of scheutvorming. Om die reden gaat de kantonrechter voorbij aan de ongemotiveerde stelling van [gedaagden] dat vanwege de afwezigheid van planten of scheuten er geen risico op bruinrotbesmetting was. Ook gaat de kantonrechter voorbij aan de stelling van [gedaagden] dat niet (meer) kan worden vastgesteld of dit risico zich heeft verwezenlijkt en dat NAK niet op de hoogte is van een bruinrotbesmetting in de regio waar partijen zijn gevestigd.
is gehouden de door [eiser] geleden schade te vergoeden
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat het onrechtmatig handelen [gedaagden] kan worden toegerekend. Zij heeft namelijk onder de gegeven weersomstandigheden onvoldoende voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat het oppervlaktewater op het aardappelveld van [eiser] terecht zou komen. Hierbij komt dat zij ondanks de waarschuwing van [eiser] , is doorgegaan met het beregenen van haar tulpen zonder aanvullende maatregelen te nemen. [gedaagden] is hierom gehouden de als gevolg van haar onrechtmatig handelen door [eiser] geleden schade te vergoeden.
De begroting van de geleden schade
5.14.
Delphy heeft de door [eiser] geleden schade begroot op een bedrag van € 15.961,00.
De bezwaren van [gedaagden] tegen het rapport van Delphy acht de kantonrechter ongegrond. Het enkele feit dat het rapport door de deskundige van [eiser] is opgesteld, betekent niet dat daaraan geen waarde kan worden gehecht. Hieraan doet niet af dat [gedaagden] ondanks gemaakte afspraken niet in de gelegenheid is gesteld aanwezig te zijn bij het door de medewerker van Delphy op 18 augustus 2022 ter plaatse afgelegde bezoek. [gedaagden] heeft niet duidelijk gemaakt in hoeverre haar afwezigheid bij dit bezoek voor haar van nadelige invloed is geweest op de in het rapport opgenomen schadebegroting.
De kantonrechter zal de inhoud van dit rapport dan ook als uitgangspunt nemen bij de begroting van de door [eiser] geleden en door [gedaagden] te vergoeden schade.
5.15.
Bij de begroting van de schade is van belang dat [eiser] zich genoodzaakt heeft gezien om een gedeelte van de door hem gepote aardappelen voortijdig uit de grond te halen. Concreet gaat het daarbij om een strook van 5 meter breed die is geraakt door de beregening en een extra bufferstrook van 5 meter uit voorzorg. Zoals uit r.o. 5.12. volgt, is de noodzaak hiertoe gelegen in de op dat moment niet uit te sluiten kans op bruinrotbesmetting. [eiser] heeft deze aardappelen bij wijze van schadebeperking tegen een lagere opbrengst verkocht als consumptieaardappelen.
5.16.
Onder verwijzing van het door Delphy uitgebrachte rapport specificeert [eiser] zijn schade als volgt:
(i) Directe economische schade € 711
(ii) Schade in programma Stet € 13.254
(iii) Aankoop nieuwe miniknollen € 540
(iv) Extra benodigde arbeidskosten € 1.456
(i) directe economische schade
5.17.
Deze schadepost ziet op het nadelige verschil in de verkoopopbrengst die [eiser] heeft genoten, nu hij stelt een deel van de gepote aardappelen niet als pootaardappel, maar als consumptieaardappel heeft moeten verkopen. Omdat consumptieaardappelen minder opbrengen dan pootaardappelen, lijdt [eiser] een financieel nadeel dat door Delphy is begroot op € 711,00.
[gedaagden] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de uit de grond gehaalde aardappels als gevolg van de beregening nog slechts als consumptieaardappelen konden worden afgezet, met waardevermindering tot gevolg. In dat licht komt de in het rapport begrote schade de kantonrechter niet onredelijk voor. Dit bedrag ligt voor toewijzing gereed.
(ii) Schade in programma Stet
5.18.
Deze schadepost ziet blijkens de in het rapport van Delphy gegeven toelichting op schade die wordt geleden, omdat de voortijdig uit de grond gehaalde pootaardappelen geen toekomstige generaties kunnen maken en om dit gat te vullen extra teeltkosten moeten worden gemaakt. Aan de summiere betwisting van [gedaagden] dat sprake is van aardappelen voor stamselectie gaat de kantonrechter voorbij, gelet op de uitvoerige toelichting op dit punt in het rapport gecombineerd met de als bijlage bijgevoegde foto’s van NAK-labels in de grond. Delphy heeft deze schadepost onder het geven van een toelichting in haar rapport en nadere specificatie begroot op € 13.254,00. [gedaagden] heeft dit alles niet inhoudelijk weersproken. Dit bedrag komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Dit bedrag ligt voor toewijzing gereed.
(iii) Aankoop nieuwe miniknollen
5.19.
Deze schadepost ziet blijkens de in het rapport van Delphy gegeven toelichting op de aankoopprijs die [eiser] heeft moeten betalen voor de vervanging van de door haar uit de grond gehaalde pootaardappelen. [gedaagden] heeft de hoogte van het bedrag niet weersproken. De hiervoor gevorderde vergoeding van € 540,00 komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Dit bedrag ligt voor toewijzing gereed.
(iv) extra benodigde arbeidskosten
5.20.
Deze schadepost ziet op de extra arbeidskosten die zijn gemoeid voor het rooien en schoonmaken van de betreffende aardappels. Delphy begroot deze schadepost op in totaal
€ 1.456,00. Zij gaat daarbij uit van een strook van in totaal 10 meter, 14 uur en een uurtarief van in totaal € 104,00 per uur. [gedaagden] heeft deze uitgangspunten en het begrote bedrag niet weersproken. De kantonrechter komt dit alles niet onredelijk voor.
Het bedrag van € 1.456,00 ligt voor toewijzing gereed.
5.21.
Het gevorderde schadebedrag van € 15.961,00 ligt hiermee voor toewijzing gereed.
De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar als gevorderd, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
5.22.
De op de voet van artikel 6: 96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek door [eiser] gevorderde vergoeding van de door Delphy in rekening gebrachte kosten van € 3.280,92 ligt ook voor toewijzing gereed. Dat de opdracht aan Delphy feitelijk door Achmea Rechtsbijstand als gemachtigde van [eiser] is gegeven, doet er – anders dan [gedaagden] meent niet aan af dat deze kosten zijn gemaakt als redelijke kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in voormeld artikel, en om die reden bij wijze van vermogensschade door [gedaagden] dienen te worden vergoed.
5.23.
De gevorderde vergoeding van het bedrag van € 934,61 aan buitengerechtelijke kosten komt ook voor toewijzing in aanmerking. [gedaagden] heeft hiertegen ingebracht dat [eiser] hiervoor is verzekerd.
Uitgaande van een vordering van € 15.961,00 is op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten € 934,61 toewijsbaar. Door deze kosten lijdt [eiser] vermogensschade, en het is irrelevant of deze kosten door een rechtsbijstandsverzekering zijn gedekt.
5.24.
De proceskosten (inclusief nakosten) komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij ongelijk krijgt.