RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10205507 \ CV EXPL 22-4101
Uitspraakdatum: 2 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
verder te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg
2 De verdere beoordeling
2.1.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 in onderlinge samenhang oneerlijk zijn. Gelet op dit oordeel is een antwoordakte van [gedaagde] overbodig en is hij daartoe niet in de gelegenheid gesteld. In het navolgende licht de kantonrechter haar oordeel toe.
2.2.
Q-Park heeft in de akte uiteengezet dat zij in geval van treintje rijden in theorie op alle vijf de hierboven genoemde bedingen een beroep kan doen, maar dat het niet zo is dat het cumulatieve effect van de bedingen zou zijn dat de consument met een schadevergoeding zou worden geconfronteerd die de daadwerkelijk geleden schade overstijgt. Ook is volgens Q-Park geen sprake van het dubbel vorderen van enige schade; de vijf bedingen hebben ieder een andere strekking en dienen een ander doel. Ten slotte zijn de bedingen in lijn met de wet en dienen zij enkel ter verduidelijking voor de parkeerder.
2.3.
De kantonrechter overweegt dat, ook als wordt uitgegaan van die strekking en doel van de afzonderlijke bedingen, dat de bedingen nog niet eerlijk maakt. Een achteraf gegeven uitleg of de omstandigheid dat Q-Park zich in de praktijk niet beroept op meerdere bedingen tegelijkertijd, is niet van invloed op de kwalificatie van de bedingen. Het gaat er om dat Q-Park met de door haar gehanteerde algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst de mogelijkheid heeft gecreëerd om op alle bedingen tegelijkertijd een beroep te doen. Dit volgt expliciet uit de zinsnede in artikel 5.8 van de algemene voorwaarden waarin staat dat Q-park het recht heeft om daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijke geleden (gevolg)schade te vorderen. Of zij dit vervolgens ook daadwerkelijk doet is voor de weging of bedingen eerlijk zijn niet relevant.
2.4.
Anders dan Q-Park betoogt, valt uit de tekst van de bedingen niet op te maken dat zij een andere strekking hebben en op andere situaties zien. De betreffende bedingen hebben allen betrekking op (vergoeding van) schade die ontstaat door het niet nakomen van de overeenkomst en zijn zodanig ruim geformuleerd, dat Q-Park in het geval van treintje rijden, op alle vijf de bedingen een beroep zou kunnen doen. Het cumulatieve effect van de bedingen is dat Q-Park de consument met een schadevergoeding zou kunnen confronteren die de daadwerkelijk geleden schade (ver) overstijgt. Bovendien voorzien de algemene voorwaarden van Q-Park er ook nog in dat de schade ter plaatse moet worden vergoed, dat Q-Park gerechtigd is het motorvoertuig van de consument onder zich te houden en dat zij maatregelen kan treffen zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang niet alles is betaald. De conclusie is dat de bedingen het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. De artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 zijn daarom in onderlinge samenhang beschouwd oneerlijk en worden vernietigd.
2.5.
Bij dit oordeel wordt in aanmerking genomen dat de noodzaak om te kunnen optreden tegen treintje rijden en de wil van Q-Park om de daaruit volgende schade te kunnen verhalen evident is, maar de wijze waarop Q-Park dat op dit moment in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen verstoort het evenwicht aanzienlijk. Zoals ook in twee recente uitspraken van de rechtbank Amsterdam1 is overwogen, kan Q-Park haar algemene voorwaarden eenvoudig aanpassen met inachtneming van voorgaande overwegingen. Daarbij kan zij overigens een groot deel van haar vorderingen op de wet baseren, waardoor het hanteren van algemene voorwaarden (met het risico dat deze oneerlijk worden bevonden) onnodig is.
2.6.
In dit kader is van belang dat Q-Park in haar akte heeft aangevoerd dat zij haar algemene voorwaarden heeft gewijzigd en bij de akte heeft gevoegd. In artikel 5.8. van de gewijzigde algemene voorwaarden staat: “Het is Q-Park niet toegestaan een beroep te doen op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 (aanvulling kantonrechter: artikel 5.7 in de gewijzigde algemene voorwaarden is een samenvoeging van de artikelen 5.7 en 5.8 zoals weergegeven onder de feiten in het tussenvonnis) voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.”. Ook heeft Q-Park in de gewijzigde algemene voorwaarden de vergoeding ter plaatse in artikel 7.5 geschrapt en bij artikel 8.2 toegevoegd: “In afwijking van vorenstaande geldt tussen Q-Park en de consument (…) de wettelijke regeling van art. 6:96 BW en het Besluit Vergoeding voor Buitelgerechtelijke Incassokosten.”. Daarbij heeft Q-Park aangevoerd dat zij haar vorderingen eveneens kan instellen als de betreffende bedingen uit haar algemene voorwaarden worden geschrapt. Dat laatste laat echter onverlet, dat Q-Park met de algemene voorwaarden die in deze zaak gelden de mogelijkheid heeft om op alle bedingen tegelijkertijd een beroep te doen en de consument kan worden geconfronteerd met een aanzienlijk hogere schadevergoeding dan de daadwerkelijk geleden schade.
2.7.
Dat eerder (ook) deze rechtbank de combinatie van de artikelen 5.6, 5.8 en 7.5 niet als oneerlijk heeft beschouwd, zoals door Q-Park is aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders. Zoals in het tussenvonnis is overwogen heeft het arrest van het Europees Hof van Justitie van 13 juli 20232, waarin (opnieuw) duidelijk is gemaakt dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst onder meer rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen van die overeenkomst, aanleiding gegeven de algemene voorwaarden van Q-Park opnieuw tegen het licht te houden.
2.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Q-Park zal afwijzen.
2.9.
Q-Park is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 408,00 aan salaris gemachtigde en € 102,00 aan nakosten.