Loonbeslag. Berekening beslagvrije voet. Een ZZP-inkomen kan wél worden meegenomen bij de berekening van de hoogte van de beslagvrije voet, maar het niet-beslagen deel van dit inkomen wordt níet in mindering gebracht op de beslagvrije voet.
hierna respectievelijk '[eiser 1]' en '[eiser 2]' dan wel gezamenlijk [eisers] te noemen,
gemachtigde: mr. S.N. Peijnenburg,
tegen
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelende te Hoofddorp,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. J.R.S. Adrichem.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de uitgebrachte dagvaarding van 17 februari 2025 met in totaal 9 (deels nagekomen) producties
- de conclusie van antwoord van de gemeente met 13 producties
- de mondelinge behandeling van 26 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de spreekaantekeningen van [eisers]
- de pleitaantekeningen van de gemeente.
2 De feiten
2.1.
[eisers] hebben een aanvraag ingediend bij de gemeente op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (hierna: TOZO). De gemeente heeft op basis van de aanvraag een voorschot van € 4.509,96 aan [eisers] verstrekt.
2.2.
Bij Besluit op aanvraag Tozo-uitkering van 1 december 2020 heeft de gemeente de aanvraag van [eisers] afgewezen en het verstrekte voorschot teruggevorderd, tegen welk besluit [eiser 2] bij brief van 22 juni 2021 bezwaar heeft gemaakt.
2.3.
Na herhaalde betaalverzoeken door de gemeente zonder (terug)betaling van het voorschot door [eisers] heeft de gemeente bij brieven van 5 en 6 oktober 2022 een dwangbevel uitgevaardigd aan [eiser 1] respectievelijk [eiser 2].
2.4.
Bij e-mail van 28 augustus 2024 heeft de gemeente aan [eisers] aangekondigd dat bij gebrek aan betaling(sregeling) zonder verdere aankondiging beslag zal worden gelegd op het inkomen van [eiser 1].
2.5.
Op 10 september 2024 heeft de gemeente loonbeslag ten laste van [eiser 1] gelegd onder diens werkgever, [bedrijf] te [plaats 2]. Bij de berekening van de beslagvrije voet van [eiser 1] heeft de gemeente het ZZP-inkomen van [eiser 2] bij gebrek aan informatie geschat op een bedrag van € 1.200,-.
2.6.
Sinds de beslaglegging is er in overleg met de werkgever van [eiser 1] een bedrag van € 400,- per maand ingehouden op het loon van [eiser 1].
3 Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. Primair, het beslag zoals door de gemeente is gelegd onder werkgever [bedrijf] nietig te verklaren, te vernietigen, dan wel op te heffen;
Subsidiair de gemeente te veroordelen de wettelijke beslagvrije voet van thans € 2.323 met ingang van het beslag te respecteren, met een verbod aanspraak te maken op beslagkosten;
II. In alle gevallen de gemeente te veroordelen de uitspraak binnen 48 uur kenbaar te maken aan de werkgever van eiser;
III. In alle gevallen de gemeente te veroordelen de als gevolg van de uitspraak onder I. onterecht ontvangen bedragen binnen 48 uur aan eiser te voldoen;
IV. In het geval het beslag niet nietig wordt verklaard, vernietigd of opgeheven, de gemeente te veroordelen de verplichtingen uit hoofde van 475d t/m 475i Rv stipt na te komen;
V. De gemeente te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis een kopie van het dossier van [eiser 2] en [eiser 1] te overhandigen, specifiek maar niet uitsluitend, alle informatie uit de gemeentelijke portal;
VI. De gemeente te veroordelen tot het voldoen van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de gemeente niet aan ieder van de voornoemde veroordelingen onder I t/m V voldoet;
VII. De gemeente te verbieden ten aanzien van enige vordering uit hoofde van deze procedure een beroep op verrekening te doen;
VIII. De gemeente te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder begrepen een vergoeding voor (na)salaris van de advocaat van eisers.
3.2.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over hun geschil, zodat de vorderingen en grondslagen daarvoor in zoverre niet meer inhoudelijk behandeld hoeven te worden. Partijen hebben verzocht de tussen hen gemaakte afspraken vast te leggen in dit vonnis. Ter uitvoering van die afspraken wensen zij wel een beslissing van de kantonrechter over de vraag of het ZZP-inkomen van [eiser 2] in mindering dient te worden gebracht op de beslagvrije voet. Zowel de afspraken tussen partijen als het oordeel van de kantonrechter op vorenstaande vraag zullen hieronder in de beoordeling worden weergegeven.
4 De beoordeling
4.1.
De gemeente heeft loonbeslag gelegd onder de werkgever van [eiser 1] ter terugvordering van de aan [eisers] uitgekeerde TOZO-uitkering tot een bedrag van € 4.509,96 (hierna: de hoofdsom). De (hoogte van de) hoofdsom wordt door [eisers] niet erkend. Partijen zijn overeengekomen dat het door de gemeente gelegde loonbeslag zal worden opgeheven en dat de gemeente van elke eerdere inhouding een bedrag van € 75,- mag houden en het restantbedrag zal retourneren aan [eiser 1]. Vanaf het eerstvolgende loon dat [eiser 1] zal ontvangen, zal een bedrag van € 75,-, of zoveel meer als de beslagvrije voet toelaat, worden voldaan aan de gemeente bij wijze van terugbetaling van de TOZO-uitkering. Tot slot zal de gemeente de door [eiser 2] gewenste informatie uit het dossier verschaffen.
4.2.
Gelet op de afspraken tussen partijen zal de vordering tot opheffing van het door de gemeente gelegde loonbeslag worden toegewezen. De advocaat van [eisers] heeft ter zitting aangegeven dat zij de opheffing van het beslag zelf aan de werkgever van [eiser 1] kan en zal doorgeven, zodat de vordering om de gemeente daartoe te veroordelen zal worden afgewezen.
4.3.
Ter uitvoering van bovenstaande afspraken wensen partijen zoals gezegd een oordeel van de kantonrechter over de vraag of het ZZP-inkomen van [eiser 2] in mindering dient te worden gebracht op de beslagvrije voet van [eiser 1]. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.4.
Artikel 475da lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt de wijze waarop de beslagvrije voet wordt berekend. Daarbij is voor het tot een jaarinkomen herleidbare belastbare inkomen bepaald dat dit op basis van artikel 475d eerste lid wordt vastgesteld.
4.5.
Artikel 475d Rv bepaalt dat voor de vaststelling van de beslagvrije voet (BVV) gebruik gemaakt wordt van het belastbaar inkomen van de schuldenaar (in dit geval dus [eiser 1]). Onder 'belastbaar inkomen' wordt hier op grond van artikel 475ab lid 1 Rv mede verstaan het "gezamenlijk bedrag van de belastbare winst uit onderneming, het belastbare loon, het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden, de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen en de belastbare inkomsten uit eigen woning". Hieruit volgt dat het ZZP-inkomen voor de berekening van de BVV dus dient te worden meegerekend. Weliswaar bepaalt artikel 475d Rv dat de hoogte van het belastbaar inkomen wordt berekend op basis van het meest recente maandinkomen zoals dat blijkt uit de polisadministratie, maar dat laat blijkens de wetsgeschiedenis onverlet dat indien de deurwaarder (bijvoorbeeld op basis van de door de schuldenaar verstrekte informatie) bekend raakt met informatie over andere bronnen van inkomsten, hij deze door de gekozen definitie kan betrekken bij de vaststelling van de hoogte van de beslagvrije voet.1
4.6.
Voor de vermindering van de BVV als bedoeld in artikel 475db Rv geldt echter dat in genoemd artikel alléén wordt verwezen naar de in 475c eerste lid Rv genoemde inkomstenbronnen en die opsomming is limitatief. ZZP-inkomsten worden daarin niet genoemd.
Volgens het tweede lid van artikel 475db Rv wordt de hoogte van het op basis van het eerste lid, onderdelen a en b, in mindering te brengen bedrag "berekend op basis van het meest recente maandinkomen zoals dat blijkt uit de polisadministratie op het moment van beslaglegging, tenzij dit maandinkomen geen reële afspiegeling vormt van het belastbaar inkomen op het moment van beslaglegging omdat het maandinkomen fluctueert of er sprake is van een incidentele betaling". Ook dit artikellid geeft geen aanleiding om de inkomstenbronnen voor de verlaging van de BVV uit te breiden naar ZZP-inkomsten. Met 'dit maandinkomen' wordt immers verwezen naar het maandinkomen zoals dat blijkt uit de polisadministratie (en dus níet naar een ZZP-inkomen). Het vervolg van lid 2 geeft dan de redenen: omdat het maandinkomen – zijnde dus het maandinkomen uit de polisadministratie – fluctueert of sprake is van een incidentele betaling. Anders dan de gemeente heeft aangevoerd, gaat het daarbij dus niet om fluctueren van het ZZP-inkomen.
4.7.
De conclusie van het voorgaande is dat een ZZP-inkomen wél kan worden meegenomen bij de berekening van de hoogte van de beslagvrije voet, maar dat het niet-beslagen deel van dit inkomen níet in mindering wordt gebracht op de beslagvrije voet.
4.8.
Omdat dit vonnis een uitvloeisel is van door partijen gezamenlijk gemaakte afspraken over de beëindiging van hun geschil en aan hetgeen de kantonrechter hierboven heeft overwogen geen vordering ten grondslag is gelegd, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
heft op het door de gemeente onder werkgever [bedrijf] te [plaats 2] gelegde loonbeslag,
5.2.
bepaalt dat de gemeente van elke eerdere inhouding op het loon van [eiser 1] een bedrag van € 75,- mag houden ten titel van restitutie ten onrechte ontvangen Tozo-uitkering en dat zij het meerdere aan [eiser 1] dient terug te betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.
1Tweede Kamer, vergaderjaar 2016-2017, 34 628, nr. 3 p.60.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: