RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats 1] ( [land] ), eiser
(gemachtigde: mr. P.F.M. Deijkers),
de minister van Financiën
(gemachtigden: mr. A. Strooper en mr. A. van der Linden).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van eiser aan de minister om inzage in zijn persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Eiser deed dit verzoek op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)1. De minister heeft het verzoek toegewezen en een overzicht uit de FSV verstrekt. Hier heeft eiser bezwaar tegen gemaakt, omdat het verstrekte overzicht volgens hem onvolledig was. In de beslissing op bezwaar heeft de minister aanvullend inzage verleend in het onderdeel ‘aantekeningen’ bij de FSV-registratie van eiser. Hier is eiser het niet mee eens, waarvoor hij een aantal argumenten (beroepsgronden) aanvoert. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit op bezwaar.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het volgende oordeel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn persoonsgegevens uit de FSV met andere instanties zijn gedeeld. De aanwijzingen die eiser hiervoor aanvoert, zijn daarvoor onvoldoende. Ook is de rechtbank in dit geval niet bevoegd om aan eiser een schadevergoeding toe te kennen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Procesverloop
3.1.
Eiser heeft zich bij de afdeling Toeslagen Herstel gemeld om de situatie met zijn kinderopvangtoeslag te laten onderzoeken. In de brief van 30 april 2022 meldt de Belastingdienst aan eiser dat hij stond geregistreerd in de FSV. Dit kwam door het vermoeden dat eiser over 2013 meer kinderopvangtoeslag had aangevraagd, dan waar hij recht op had. In de brief staat ook dat de FSV niet voldeed aan de AVG en daarom per
27 februari 2020 niet meer wordt gebruikt. De minister ging verder onderzoeken of de FSV-registratie negatieve gevolgen voor eiser heeft gehad. Hierbij onderzocht de minister ook of de FSV-registratie met andere instanties is gedeeld.
3.2.
In de brief van 29 april 2023 informeert de Belastingdienst eiser over de resultaten van het onderzoek. De FSV-registratie heeft voor eiser niet geleid tot een aangepaste behandeling van aangiftes of aanvragen. De registratie is ook niet gedeeld met andere organisaties. Verder stonden geen bijzondere persoonsgegevens in de registratie. Dit leidt tot de conclusie dat eiser niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.
3.3.
Op 1 november 2023 heeft eiser bij de minister een inzageverzoek ingediend. Eiser wilde een overzicht van zijn persoonsgegevens die in de FSV stonden. Dit verzoek heeft de minister in het besluit van 14 november 2023 toegewezen. Hierbij heeft de minister een overzicht van de registratie verstrekt. Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft bezwaar gemaakt.
3.4.
In de beslissing op bezwaar van 31 mei 2024 geeft de minister eiser gedeeltelijk gelijk. Het verstrekte overzicht was niet volledig. Daarom geeft de minister eiser ook inzage in de rubriek ‘aantekeningen’ bij de FSV-registratie. Hierbij benadrukt de minister dat de registratie van eiser niet is gedeeld met andere organisaties. Daarom kan eiser daar geen inzage in krijgen. De minister merkt ook op dat in het geval FSV-gegevens wel zijn gedeeld, die gegevens niet onder het inzagerecht van de AVG vallen.2
Verder legt de minister uit dat vanaf 2009 tot 2014 gebruik is gemaakt van het systeem Dagboek Persoonsgericht Intensief Toezicht (PIT). De gegevens uit PIT zijn een-op-een overgenomen in de FSV. Hier zat de registratie van eiser nog niet bij. De melding over eiser is namelijk op 11 februari 2014 geregistreerd. Die melding kwam toen van de afdeling KOT-Toeslagen. De minister beschikt verder niet over andere systemen voor dit soort registraties. Eiser kan tot slot geen inzage krijgen in de namen van medewerkers die de registratie hebben gezien. Deze gegevens zijn namelijk niet bijgehouden. Ook zijn de namen van medewerkers beschermd vanwege privacy. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de rechtbank.
3.5.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.6.
Eiser heeft op 5 maart 2025 nadere stukken ingediend.
3.7.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser deed hieraan mee via een beeldverbinding. De gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de minister waren in de rechtbank aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
Bevoegdheid van de rechtbank
4. Op de zitting heeft eiser gesteld dat hij in [land] woont. In het beroepschrift is vermeld dat hij in [plaats 2] woont. Volgens meerdere dossierstukken staat eiser ook bij de Belastingdienst geregistreerd als inwoner van [plaats 2] . Bij gebrek aan bewijs voor het tegendeel gaat deze rechtbank ervan uit dat eiser ten tijde van het instellen van beroep in [plaats 2] woonde, zodat zij op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd is om op het beroep te beslissen.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat de FSV-registratie wel is gedeeld met andere instanties?
5. Eiser voert aan dat zijn FSV-registratie wel is gedeeld met andere instanties. Hiervoor heeft hij meerdere aanwijzingen. Ten eerste wijst eiser op het rapport Blind voor Mens en Recht, de brief van de staatssecretaris van 30 januari 2023 en de Handreiking Team Fraude. Uit deze stukken volgt volgens eiser dat gegevens uit de FSV buiten de FSV zijn verspreid. Ten tweede heeft de registratie voor eiser het effect gehad van een ‘zwarte lijst’. Het bewijs hiervoor zit in de voor eiser negatieve besluiten van verschillende instanties. Deze besluiten laten ook zien dat eiser al voor 2014 bekend moest hebben gestaan als fraudeur. Vanaf 2009 moest eiser al kinderopvangtoeslag terugbetalen. Vanaf 2011 had eiser problemen met het verkrijgen van CIZ-indicaties voor zijn bedrijf in de interculturele zorg. De bestempeling fraudeur heeft er daardoor ook toe geleid dat de cliënten van eiser hun misgelopen PGB-budgetten op eiser verhaalden. Eiser vermoedt verder dat hij daardoor ook bij Zilveren Kruis bestempeld stond als fraudeur.
In die periode is de omzet van het bedrijf flink gedaald. Eiser voert aan dat hij zijn werk niet meer kon en kan doen en dat hij een slachtoffer is van het systeem. Deze omstandigheden heeft eiser op de zitting verder toegelicht. Eiser wil graag dat zijn schade wordt gecompenseerd.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de minister in zijn eigen onderzoek tot de conclusie kwam dat de FSV-registratie van eiser niet met andere organisaties is gedeeld. Dit staat in de brief van 29 april 2023. De gemachtigden van de minister hebben op de zitting verder uitgelegd hoe dit is gegaan. Voor de rechtbank is deze uitleg van de minister niet ongeloofwaardig of onlogisch. De FSV-registratie is gedaan vanwege de melding dat mogelijk iets mis is gegaan met een aanvraag van eiser. Die melding kwam extern bij de Belastingdienst binnen. De melding en registratie gaven eiser dus niet meteen het stempel ‘fraudeur’, maar zijn een weerslag van een mogelijk probleem. Nadat was vastgesteld dat de FSV in strijd is met de AVG, startte de minister een onderzoek naar eventuele negatieve effecten van de FSV-registratie. Hierbij hoort ook een onderzoek naar de vraag of de FSV-registratie is gedeeld met andere instanties. Bij dit onderzoek is aan de hand van de naam en het burgerservicenummer naar meerdere systemen gekeken, waaronder dat van de Dienst Toeslagen. De conclusie van het onderzoek was dat de FSV-gegevens van eiser niet waren gedeeld met andere instanties. De FSV gold alleen als een soort notitieblok van binnengekomen meldingen met mogelijke fiscale risico’s. Als bijvoorbeeld het UWV informatie opvraagt, werd dat ook geregistreerd. Soms is de Belastingdienst volgens de wet verplicht om gegevens te delen. Ook hier zijn in het geval van eiser geen indicaties van aangetroffen bij het onderzoek. Omdat het AVG-verzoek van eiser alleen op de FSV ziet, is geen inzage verleend in gegevens uit andere systemen of van andere instanties.
5.2.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de registratie tot negatieve besluiten van andere instanties heeft geleid en dus met die instanties is gedeeld. De rechtbank oordeelt van niet. Uit het FSV-overzicht volgt dat op
11 februari 2014 een melding is geregistreerd in de FSV en die melding op 7 april 2014 is afgedaan. Dit is na de gestelde negatieve besluiten uit 2009 en 2011 waar eiser naar verwijst. Eiser heeft ook niet met concrete bewijsstukken onderbouwd dat de registratie uit het oudere PIT-systeem moet zijn overgeheveld naar de FSV. Uit het overzicht volgt ook dat de registratie is opgenomen vanwege mogelijke onregelmatigheden bij kinderopvangtoeslag. Daarmee zijn problemen met die toeslag de aanleiding voor de registratie en dus het niet gevolg daarvan. Eiser heeft wel stukken overgelegd over de hoogte van een schuld van een cliënte van hem bij Zilveren Kruis, maar uit het enkele bestaan van die schuld blijkt geen connectie met de FSV-registratie.
De brief van de staatssecretaris, het rapport en de handreiking die eiser aanhaalt, leiden niet tot een ander oordeel. Die stukken geven namelijk alleen een algemene weergave van de problemen rondom de FSV, waaronder de verspreiding van persoonsgegevens. Daaruit blijkt niet dat in elk individueel geval FSV-gegevens met andere instanties zijn gedeeld.
De rechtbank heeft begrip voor de lastige situatie waar eiser, zijn gezin, bedrijf en cliënten in zijn beland, zoals hij op de zitting uitvoerig heeft toegelicht. Alleen heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat dit kwam door zijn (kortdurende) FSV-registratie, zodat deze registratie met allerlei instanties moet zijn gedeeld.
De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Het beroep van de minister op de AVG
6.1.
Als tweede beroepsgrond voert eiser aan dat het kwalijk is dat de minister in deze procedure een beroep doet op bepalingen uit de AVG om gegevens buiten het inzagerecht te plaatsen. De Belastingdienst heeft namelijk erkend dat de FSV is strijd was met de AVG, waardoor de persoonlijke rechten van eiser zijn geschonden.
6.2.
Dit betreft een subsidiair standpunt van de minister voor het geval persoonsgegevens wel met andere instanties gedeeld zouden zijn. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn FSV-registratie met andere instanties is gedeeld. Daarom is het niet nodig om dit standpunt van de minister te beoordelen.
7.1.
Eiser verzoekt de rechtbank om de minister te veroordelen tot een schadevergoeding van € 25.000,-.3
7.2.
De rechtbank is niet bevoegd om over dit verzoek te oordelen. Hierin volgt de rechtbank het standpunt van de minister uit het verweerschrift. De huidige regels uit de Awb voor een verzoek om schadevergoeding zijn niet van toepassing op schade veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van bestuursorganen voor zover genomen of verricht in het kader van aan de Belastingdienst opgedragen taken.4 In dit beroep gaat het om een handeling van de Belastingdienst. Deze beslissing valt dus onder de uitzondering.
Op het verzoek van eiser om schadevergoeding is daarom oud recht van toepassing.5 Op grond van het oude recht bepaalt de schadeoorzaak of de rechtbank bevoegd is. Zo kan de bestuursrechter op grond van het vroegere artikel 8:73, eerste lid, van de Awb bij gegrondverklaring van een beroep het bestuursorgaan op verzoek van een partij veroordelen tot schade die die partij als gevolg van het bestreden besluit lijdt. Daarnaast is de bestuursrechter op grond van het oude recht bevoegd om te oordelen over een beslissing van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van schade als gevolg van een besluit dat bij de bestuursrechter kan worden aangevochten.
Eiser stelt dat zijn schade is ontstaan door het delen van zijn FSV-registratie met andere instanties. Los van de vraag of aannemelijk is dat de gegevens gedeeld zijn, is het registreren of uitwisselen van gegevens een feitelijke handeling. Het registreren of delen is dus geen besluit in de zin van de Awb. De rechtbank is niet bevoegd om te oordelen over feitelijke handelingen. De schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan op een AVG-inzageverzoek geldt wel als een besluit.6 Eiser voert echter niet aan dat zijn schade (ook) komt door de beslissingen op zijn inzageverzoek. Bovendien is het beroep daarover ongegrond. Alleen de burgerlijke rechter is bevoegd om de vordering van eiser tot schadevergoeding te beoordelen.7
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 4, aanhef en onder 9:
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
„ontvanger”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan, al dan niet een derde, aan wie/waaraan de persoonsgegevens worden verstrekt. Overheidsinstanties die mogelijk persoonsgegevens ontvangen in het kader van een bijzonder onderzoek overeenkomstig het Unierecht of het lidstatelijke recht gelden echter niet als ontvangers; de verwerking van die gegevens door die overheidsinstanties strookt met de gegevensbeschermingsregels die op het betreffende verwerkingsdoel van toepassing zijn;
Artikel 15, eerste lid:
Recht van inzage van de betrokkene
De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
-
de verwerkingsdoeleinden;
-
de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
-
de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
-
indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
-
dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
-
dat de betrokkene het recht heeft een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
-
wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
-
et bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
Artikel 82, eerste lid:
Recht op schadevergoeding en aansprakelijkheid
Eenieder die materiële of immateriële schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op deze verordening, heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade.
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 34:
Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3, eerste lid:
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Artikel 8:1:
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 8:88, eerste lid:
De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
-
een onrechtmatig besluit;
-
een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
-
het niet tijdig nemen van een besluit;
-
een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
Artikel 8:73, eerste lid [oud]:
Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, kan hij, indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.
Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten
Artikel V, tweede en vierde lid:
2. Op schade, veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van de Dienst Toeslagen of van andere bestuursorganen voor zover genomen of verricht in het kader van aan de Belastingdienst opgedragen taken, met uitzondering van besluiten en andere handelingen ter uitvoering van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, is titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht eerst van toepassing met ingang van vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A.
4. Op schade waarop ingevolge dit artikel titel 4.5 of 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, blijft, in afwijking van artikel IV, het recht van toepassing zoals dat gold voor 1 juli 2013.