Eindvonnis na ambtshalve toetsing. Voldoende informatie verschaft. Wettelijke handelsrente afgewezen want niet inzichtelijk gemaakt waarom eiseres deze bij een natuurlijk persoon in rekening mocht brengen.
Verstekvonnis van de kantonrechter van 7 april 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
handelend onder de naam Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde]
wonende te [adres]
gedaagde partij,
tegen wie verstek is verleend.
1 Procesverloop
1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd om de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 515,09, te vermeerderen met wettelijke handelsrente van € 19,79, incasso- en proceskosten.
1.2.
Op 28 januari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Nadat eisende partij een uitstel heeft verzocht en verkregen voor de zitting van 25 februari 2020 heeft zij ter zitting van 10 maart 2020 een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.
2 Motivering
2.1.
De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de door de eisende partij uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen de vordering nader te onderbouwen, al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier. Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat de eisende partij in ieder geval stukken diende te overleggen waaruit blijkt dat en op welke manier een overeenkomst met gedaagde partij tot stand is gekomen. Daarnaast diende eisende partij stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij de wettelijke handelsrente bij gedaagde partij in rekening mocht brengen. Indien sprake is van een koop op afstand diende eisende partij stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij aan haar informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW heeft voldaan. Daarnaast diende eisende partij de facturen te overleggen. Indien eisende partij een beroep doet op een algemene voorwaarde, diende eisende partij de algemene voorwaarden te overleggen en toe te lichten waarom het beding waarop een beroep wordt gedaan niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen.
2.2.
De eisende partij heeft het landelijke informatieformulier ingevuld, producties overgelegd en haar vordering bij akte nader toegelicht. Eisende partij heeft de verzekeringspolis overgelegd en toegelicht dat er een overeenkomst van schadeverzekering tot stand is gekomen, bestaande uit een woonverzekering. Deze is later uitgebreid met een inboedelverzekering. Artikel 6:230m BW is niet van toepassing op een financieel product zoals een schadeverzekering. Eisende partij doet geen beroep op een bepaling in de algemene voorwaarden. Daarnaast heeft zij toegelicht dat er geen rentes of boetes zijn opgenomen in de gevorderde hoofdsom. Eisende partij heeft niet toegelicht waarom zij de wettelijke handelsrente bij gedaagde in rekening mocht brengen.
2.3.
De eisende partij heeft gezien het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter thans voldoende informatie verschaft ten aanzien van de hoofdsom en de incassokosten. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke handelsrente van € 19,79 afwijzen nu eisende partij niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij de wettelijke handelsrente bij een natuurlijk persoon in rekening mocht brengen. Het gevorderde komt de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat dit kan worden toegewezen als na te melden.
2.4.
Gedaagde zal als grotendeels in het ongelijkgestelde partij de proceskosten moeten dragen.
3 Beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen € 608,57 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 515,09 vanaf 7 november 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van eisende partij begroot op € 103,07 aan dagvaardingskosten, € 486,00 aan vast recht en € 120,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020.
typ/conc: 36330/TG
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: