4.1.
[eiser] stelt dat [gedaagde] in verschillende media uitlatingen over hem en het (mede) door hem geschreven boek heeft gedaan. [eiser] stelt dat die uitlatingen smadelijk en lasterlijk zijn en daarom onrechtmatig. Om die reden vordert [eiser] , kort gezegd, dat [gedaagde] zich onthoudt van smadelijke en lasterlijke uitlatingen, een rectificatie plaatst en een schadevergoeding aan [eiser] betaalt. [gedaagde] betwist dat de door hem gedane uitlatingen onrechtmatig zijn en beroept zich op zijn vrijheid van meningsuiting. Om die reden moet volgens hem de vordering worden afgewezen. De rechtbank overweegt als volgt.
Toetsingskader onrechtmatige uitlating: botsing grondrechten
4.3.
Welke van de bovenstaande rechten en belangen zwaarder weegt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Uitgangspunt bij die afweging is dat beide rechten in beginsel gelijkwaardig zijn. Dit brengt mee dat de toetsing in één keer dient te geschieden en dat het oordeel dat één van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat daarmee de inbreuk op dat andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het tweede lid van de in het geding zijnde artikelen.1
De Hoge Raad heeft als in aanmerking te nemen omstandigheden genoemd:
-
de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de verdenkingen betrekking hebben,
-
de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen,
-
de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal,
-
e inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a tot en met c genoemde factoren,
-
de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicatie, het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden, en
-
de mate van zorgvuldigheid van het aan de publicaties ten grondslag gelegde onderzoek,
-
een mogelijke beperking van het door de perspublicatie te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat het betreffende stuk, ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers, in de publiciteit zou zijn gekomen.
Deze opsomming is niet limitatief: alle relevante omstandigheden moeten worden meegewogen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van [eiser] onder I en II te ruim en algemeen zijn geformuleerd om tot toewijzing te kunnen leiden. [eiser] vordert (onder I) dat [gedaagde] ‘diens smadelijke, dan wel lasterlijke uitlatingen jegens [eiser] ’ staakt, zonder concreet te maken welke uitlatingen [gedaagde] zou moeten staken. Ook de vordering onder II is te ruim en algemeen geformuleerd, nu uit de tekst van de rectificatie niet valt op te maken welke uitlatingen [gedaagde] concreet zou moeten rectificeren.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank het vorenstaande aan [eiser] voorgehouden. Daarop heeft hij toegelicht dat hij met de in de vorderingen onder I en II genoemde ‘smadelijke en lasterlijke uitlatingen’ drie door [gedaagde] gedane uitlatingen heeft bedoeld, te weten:
(1) [gedaagde] heeft het boek antisemitisch genoemd,
(2) [gedaagde] heeft vermeld dat [eiser] het boek alleen heeft geschreven,
(3) [gedaagde] heeft [eiser] een complotwaanzinnige genoemd.
4.6.
Gelet op de toelichting van [eiser] ter zitting gaat de rechtbank ervan uit dat [eiser] aan zijn vorderingen de onder 4.5. genoemde uitlatingen ten grondslag legt. De rechtbank zal bij de beoordeling dan ook enkel uitgaan van die drie uitlatingen. Daarbij constateert de rechtbank dat door [eiser] de recensie(s) en/of kopieën van de website(s) waar(in) deze uitlatingen zouden zijn gedaan door [gedaagde] , opmerkelijk genoeg niet door [eiser] zijn overgelegd. [gedaagde] heeft evenwel erkend dat hij het boek als antisemitisch heeft gekwalificeerd. Hij betwist [eiser] een complotwaanzinnige te hebben genoemd, maar erkent dat hij het boek complottenwaan heeft genoemd.
(1) [gedaagde] heeft het boek antisemitisch genoemd
4.7.
[gedaagde] heeft in zijn recensie op The Post Online geschreven: ‘Voor het eerst sinds de Holocaust is in Nederland een onverbloemd antisemitisch boek verschenen’. De rechtbank begrijpt dat [eiser] stelt dat (in ieder geval) die uitlating in deze recensie onrechtmatig is. [eiser] heeft, zoals hiervoor overwogen, de recensie niet overgelegd, zodat de rechtbank niet kan beoordelen in welke context [gedaagde] deze uitlating heeft gedaan. De rechtbank zal hierna dan ook beoordelen in hoeverre de uitlating van [gedaagde] ‘dat het boek antisemitisch is’, onrechtmatig is.
4.8.
De rechtbank betrekt bij die beoordeling allereerst de omstandigheid dat [gedaagde] heeft onderbouwd dat zijn uitlating ten tijde van de publicatie voldoende steun vond in het toen beschikbare feitenmateriaal. [gedaagde] verwijst in dat verband allereerst naar – onder meer – de volgende passages uit het boek:
‘Stap voor stap zullen we in dit boek dan ook aantonen dat zelfs Hitler slechts het eindproduct was van een nog veel demonischer systeem dan het Nazisme en meer doortrapte criminelen dan hijzelf.’
‘Terwijl de aristocratie en de geestelijkheid in Europa zich dus wentelden in hun weelde, wellust en waanzin, hadden de Joden en protestanten allang een verborgen agenda, die in alle stilte als onzichtbaar spinnenweb werd gespannen. Voor zover wij hebben kunnen reconstrueren, moet dat demonische plan al rond 1100 na Christus in werking zijn getreden.’
‘Maar in werkelijkheid ben je dan al in de val gelopen VAL-S spelen = VAL van S.atan. Een val waar je de rest van je leven eigenlijk alleen maar dieper in wordt gezogen en waarin alleen de Grootmeesters der Vrijmetselarij de echte agenda beheersen.’
Men kan het ook wel zien als de blauwdruk van het hedendaagse W.W.W., een wijdvertakt wereldnetwerk van Satansgetrouwen die bij voorkeur elkaar de bal toespelen (…). Een volstrekt pervers systeem dus, maar wel uiterst doeltreffend, want het heeft al vele eeuwen doorstaan en Satans Secret Army groeit ondergronds gewoon door onder de belofte dat zijn volgers ooit de aarde en al haar rijkdommen zullen beërven onder de bezielende leiding van een grote wereldleider conform Joods model.’
‘Daarnaast is het hele concept van de vrijmetselarij/Satan gebaseerd op het constant loeren naar prooien, naar zwakheden bij de ander, ook loeren naar kansen en uiteraard naar profijt en geldelijk gewin.’
‘Waarschijnlijk was het A.H. concept het grootste Joods-protestantse leiderkweekproject ooit sinds Napoleon, die op een vergelijkbare wijze ‘gemaakt’ werd tot wie hij was. In het geval van Adolf ging het echter door de interventie van Klara en Paus Leo 180 graden de andere kant op en kon Aloys [Hitlers vader] zijn plannen niet meer verwezenlijken en werden Adolf en Alois junior geen haatdrager voor het Joods-protestantse maar juist een Jihadist voor het leven, voor dat andere geloof, het Katholicisme. Een typisch geval dus van ‘wie een slangenkuil graaft voor een ander..’
‘Wat deden al die Joodse mensen, wiens geboorteland het warme Midden-Oosten was, nu allemaal plots in dat koude, onherbergzame Rusland anders dan het koloniseren en het land langzaam van binnenuit uithollen en bezetten? (…) en waarom moeten die eerste Zionistische congressen uitgerekend in Europa plaatsvinden en niet gewoon ergens in het Midden-Oosten? (…) Let wel, van ons mag iedereen wonen waar hij of zij wil op de wereld, echter we hebben een hekel aan verborgen, op geloofsfanatisme gestoelde, agenda’s die enkel en alleen tot doel hebben om sluipenderwijs andere mensen en volkeren te bekeren en zelfs te knechten.’
‘De haatzaaiers achter de schermen zoals een Samuel Untermyer die die in Amerika als een spin in het web zat van de Joods-protestantse vrijmetselarij aldaar, en al in 1933 namens alle Joden op de wereld de oorlog had verklaard aan Nazi-Duitsland.
Een historisch feit dat tijdens de geschiedenislessen in Europa toch vooral wordt verzwegen. Althans wij wisten niet eens van het bestaan van die man en zijn bepalende rol in de escalatie van het Joods-Duitse conflict. Samuel was blijkbaar in die tijd president van de Joods-economische wereldfederatie en een succesvolle financiële advocaat. Uitgerekend op 6 augustus 19.33 (opgesteld 68 = de horens van de ram0 riep hij een groot congres bijeen in Amsterdam voor alle Joodse leiders op de wereld teneinde in de naam van alle Joden de HEILIGE oorlog te verklaren aan Nazi-Duitsland. (…) Tijdens de haatspeech zei hij onder meer: ‘we would starve them to death’, daarmee doelend op Duitsland. (…) Kortom, dit openlijke optreden van Untermyer was vrij uitzonderlijk in de verborgen wereld van de vrijmetselarij. Normaal waren zij de grote manipulatoren achter de schermen die altijd buiten schot bleven en de lotsbestemming van hun schaapskudde, ook wel de mensheid genoemd, in het comfort van hun loge’s zaten te bekonkelen.’
‘We danken u dat u ons hebt willen vergezellen op deze waanzinnige speurtocht die ons tenminste vijf jaar aan research heeft gekost en we spreken de hoop uit dat toch bij velen onder u de ogen zijn geopend en dat u niet meer zomaar klakkeloos alles wat er om u heen gebeurt voor vanzelfsprekend zult aannemen en dat eenieder weer zélf zal gaan nadenken in plaats van om dat maar, uit een zekere gemakzucht, aan de Wolven in schaapskleren [= de Joods-protestantse Vrijmetselaars] met een verborgen agenda over te laten. Inmiddels is een wereldwijde cyberoorlog in volle gang en bespioneren bevriende naties elkaar volop. Ook de gewone burger zal nauwelijks nog het spiedende vrijmetselaarsoog kunnen ontlopen.’
‘Het echte verhaal is dat al die Joodse leiders in Bazel bijeenkwamen voor een hoger doel, met een volstrekt geheime agenda die angstvallig voor de buitenwacht verborgen werd gehouden. Dat doel was om de christelijke maatschappij (lees Katholieken en andere heidenen in hun optiek) omver te werpen om uiteindelijk tot een wereldheerschappij of Nieuwe wereldorde te komen. Dit natuurlijk onder leiding van een Joods-protestantse bovenlaag of intellectuele bevoorrechte elite).’
‘De Protocollen (rb: van de Wijzen van Zion) beschrijven stap voor stap en in detail hoe er dan geleidelijk tot die Joods-protestantse wereldheerschappij gekomen zou kunnen worden, en omdat er in de Protocollen ook wordt gerefereerd aan juist weer de vrijmetselarij was het destijds bij de publicatie ervan in 19.03 voor velen hét bewijs dat er een joods-maçonnieke samenzwering of complot zou bestaan.’
‘Klaarblijkelijk wordt er ook nog steeds, vanuit een bepaalde belanghebbende hoek, veel moeite gedaan om dwaalsporen en rookgordijnen te genereren [genereren – TPO] teneinde de Protocollen voor eens en voor altijd naar het rijk der fabelen te verwijzen.’
‘Vrijmetselarij liep dan ook continu en als een rode draad door de geschiedenis, onlosmakelijk gekoppeld aan (Joodse-) Religie. Een giftige, haatdragende en mensenvernietigende cocktail. Zo zal men in het jodendom ook nooit het woord God opschrijven, maar altijd G’d. Het duurde even voordat we daar de V.M.-truc [V.M. = Vrijmetselaars] van doorhadden, maar die zit hem dus in die volstrekt onschuldig lijkende komma, of beter APOSTROPH. Pas als je dan anagrammen gaat maken van de letters G+D+A+P+O+S+T+R+O+P+H volgens hun systeem, komen er boodschappen tevoorschijn zoals: GOD = TEEF, TORA PESACH! Of E.E.G. = SEGE, PHARAO DE POET (het geld). En zo nog wat van die haatdragende boodschappen.’
4.9.
Antisemitisme betekent in het normaal spraakgebruik ‘Jodenhaat’, althans getuigen van een negatief vooroordeel ten aanzien van Joodse mensen. Ook partijen gaan daar kennelijk vanuit. In deze zaak ligt niet de vraag voor of de rechtbank van oordeel is dat het boek antisemitisch is, maar of [gedaagde] dat mocht schrijven. Daarbij is van belang dat hier gaat om een waardeoordeel en niet om een puur feitelijke aangelegenheid. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] de hiervoor weergegeven passages uit het boek in redelijkheid heeft kunnen opvatten als negatieve vooroordelen over Joodse mensen en daarmee heeft kunnen kwalificeren als antisemitisch. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [gedaagde] na het lezen van het boek en vóór het publiceren van zijn recensie, CIDI om een reactie over het boek heeft gevraagd en dat CIDI daarop heeft geantwoord dat het boek ‘bol van onverbloemde antisemitische complottheorieën’ staat. Dat het boek een ‘fact-ficion’ verhaal zou betreffen en [gedaagde] er niet van uit mocht gaan dat het verhaal, en daarmee voornoemde passages, op waarheid is c.q. zijn berust, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. [eiser] heeft het boek in het voorwoord en de persberichten gepresenteerd als een verhaal dat (voor het grootste gedeelte) op onderzoek van hem (en zijn medeauteurs) is gebaseerd. Overigens laat dat onverlet dat [gedaagde] ook een ‘fact-ficion’ verhaal als antisemitisch kan beschouwen.
4.10.
De rechtbank wil nog wijzen op het volgende. [eiser] heeft een boek uitgebracht over een precair onderwerp en daarover zélf de publiciteit opgezocht. Hij heeft het boek gepresenteerd als ‘het enige ware hoofdstuk’ (rb: over Hitler) en naar eigen zeggen zal in het boek worden aangetoond ‘dat zelfs Hitler het eindproduct was van een nog meer demonischer systeem dan het Nazisme en meer doortrapte criminelen dan hijzelf’. Na lezing van het boek zou volgens [eiser] ‘onze kijk en kunde op de top van het Nazi-apparaat kunnen veranderen’. In het boek schrijft hij over een complot van Joden en Vrijmetselaars om de wereld te overheersen. Temeer gelet op de door hem gebezigde ‘gespierde taal’ heeft [eiser] hierdoor over zich afgeroepen dat een derde, en met name een journalist, zich kritisch zou uitlaten over het boek en daarbij het woord ‘antisemitisch’ in zijn mond zou kunnen nemen. [gedaagde] moet zich als journalist ook in het openbaar kritisch kunnen en mogen uitlaten over onderwerpen die de samenleving raken, zoals het onderhavige.
4.12.
[gedaagde] betwist dat hij heeft geschreven dat [eiser] het boek alleen heeft geschreven en niet, zoals [eiser] stelt dat [gedaagde] zou hebben vermeld, met zeven andere auteurs. [eiser] heeft daarop niet (nader) onderbouwd waar en wanneer [gedaagde] deze uitlating zou hebben gedaan. Voor zover [gedaagde] in de media al zou hebben vermeld dat [eiser] de enige auteur is van het boek, valt bovendien niet in te zien waarom die uitlating onrechtmatig is, omdat [eiser] niet heeft onderbouwd dat hij door die uitlating in zijn eer en goede naam is aangetast.
(3) [gedaagde] heeft [eiser] een complotwaanzinnige genoemd
4.13.
Ook deze uitlating wordt door [gedaagde] betwist en is niet door [eiser] onderbouwd. [gedaagde] erkent dat hij het boek ‘complotwaan’ heeft genoemd, maar dat acht de rechtbank – zonder informatie te hebben over de context waarin dat woord is geschreven – niet onrechtmatig. [eiser] erkent dat het boek ‘vol’ complotten zit, zodat dat deel van de uitlating op feiten is gestoeld. Indien [gedaagde] van mening is dat deze complotten niet op waarheid berusten, kan en mag hij, nu niet is toegelicht waarom dat in dit geval onrechtmatig zou zijn, gelet op zijn recht op vrije meningsuiting, het boek bestempelen als complotwaan.
4.15.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat € 1.126,00(2,0 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 1.435,00
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn toewijsbaar zoals hierna in het dictum zal worden bepaald.