Beoordeling
2. Het spoedeisende belang in deze procedure is gegeven met de onomkeerbaarheid van een de kap van de boom die rechtens mogelijk wordt gemaakt door de verleende vergunning. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek inhoudelijk beoordelen.
3. In artikel 4:11, eerste lid, van de APV Groningen is bepaald dat het bevoegd gezag in beginsel geen velvergunning verleent, anders dan na een zorgvuldige belangenafweging op basis van minimaal één van de criteria “waardering”, “overlast”, “kwaliteit” en “dringende redenen.” De aanvrager dient duidelijk te maken waarom naar zijn mening de vergunning noodzakelijk is. In het tweede lid van artikel 4:11 van de APV Groningen is bepaald dat de gemeente beleidsregels vaststelt met betrekking tot de in het vorige lid genoemde criteria en de te maken belangenafweging.
3.1.
In de Beleidsregels is in artikel 2, zevende lid onder e, vastgesteld dat de gemeente voor het criterium dringende redenen toetst op het aspect groot onderhoud. In de toelichting staat dat het soms nodig is een houtopstand te vellen om groot onderhoud aan bijvoorbeeld een riolering mogelijk te maken. Het groot onderhoud geldt dan als dringende redenen voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Een uiterste inspanning moet worden geleverd om de houtopstand te handhaven.
4. De beslissing van de gemeente om wel of geen kapvergunning te verlenen betreft de uitoefening van een zogenoemde discretionaire bevoegdheid. Voor de bestuursrechter geldt daarom dat de beslissing van de gemeente terughoudend moet worden getoetst. De toets is beperkt tot de vraag of de gemeente de kapvergunning in redelijkheid kan verlenen.
5. Verzoekers voeren, samengevat weergegeven, het volgende aan. Er bestaan alternatieven voor de relining van de zinker om het leidingennet te renoveren waarbij de boom kan worden behouden. Zij wijzen specifiek op de mogelijkheid om de zinker in zuidelijke richting te verplaatsen, daar waar er onder water geen leidingen lopen en waar aan de wal vrije ruimte tussen de rij lindebomen en de rij kastanjebomen bestaat. Dit moet mogelijk zijn. De historische wand aan de Steenhouwerskade is een aantal jaren geleden vernieuwd en toen is de structuur ook open gelegd en dichtgemaakt. De gemeente had de belangen anders moeten afwegen. Het belang van het behoud van de boom moet, gelet op het belang van het groen voor de leefbaarheid van de binnenstad, prevaleren boven de financiële en bestuurlijke belangen die zijn meegewogen.
6. Het is niet in geschil dat het onderhoud van de zinker noodzakelijk is. De te beantwoorden vraag is of in redelijkheid gezegd kan worden dat de gemeente voldoende inspanning heeft geleverd om de boom te bewaren en mocht komen tot de gemaakte belangenafweging.
7. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
7.1.
Het waterbedrijf heeft een onderzoeksrapport in het geding gebracht van Royal Haskoning B.V., waarin wordt geïnventariseerd hoe de gekozen renovatietechniek van relining zich verhoudt tot andere mogelijkheden van renovatie. Er is een vergelijking gemaakt op de punten kosten, doorlooptijd werkzaamheden, technische en bestuurlijke haalbaarheid en toekomstbestendigheid tussen relining, het aanbrengen van een nieuwe zinker, HDD-boring, persing en de omlegging van het leidingtracé. De conclusie van het rapport is dat relining van de zinker op al deze punten aanvaardbaar is, in tegenstelling tot de genoemde alternatieven. De toekomstbestendigheid van de methoden is vergelijkbaar, maar de andere methoden zijn duurder, hebben een langere doorlooptijd, zijn technisch gezien zeer complex en risicovol, en geen van hen wordt bestuurlijk haalbaar geacht. Ten aanzien van de aanleg van een nieuwe zinker wordt daarbij meer specifiek als nadeel omschreven dat de aanleg een stremming van de Zuiderhaven zou meebrengen, de plaatsing van een damwandsleuf die zou moeten worden uitgebaggerd, en er in dat verband woonboten verplaatst moeten worden. Ook wordt erop gewezen dat er trillingen kunnen ontstaan die mogelijk schadelijk zijn voor de monumentale panden en dat de monumentale kademuur lokaal gesloopt moet worden, iets waarvoor geen bestuurlijk draagvlak bestaat.
7.2.
Ter zitting is meer in het bijzonder ingegaan op de verplaatsing van de zinker in zuidelijke richting, de richting van de locatie van de roeivereniging. De gemeente heeft uiteengezet dat er ook dan vrijwel zeker gekapt moet worden. Hoewel de stammen van de kastanje- en lindebomen daar ca. 20 meter uit staan elkaar, is de afstand tussen de kronen van de bomen veel geringer, maximaal vier meter, en hebben de wortels een zodanige lengte dat de werkzaamheden hoogstwaarschijnlijk niet zonder schade aan de bomen kunnen worden uitgevoerd. Zo brengt de plaatsing van de noodzakelijke damwanden een grote kans op schade aan de boomwortels met zich. Het waterbedrijf heeft ter zitting verder toegelicht dat een vergelijking met de werkzaamheden aan de Steenhouwerskade niet opgaat, omdat bij die werkzaamheden de damwanden anders werden geplaatst.
7.3.
De voorzieningenrechter begrijpt het zo dat de renovatie van de zinker noodzakelijk is, maar hoe dan ook pijnlijke keuzes meebrengt. Alternatieven zijn tot zekere hoogte in technisch opzicht aanwezig, maar stuitten op andere bezwaren, zoals de mogelijke aantasting van de monumentale kade of de monumentale panden in de nabije omgeving. Het is aan de gemeente om de alternatieven te onderzoeken en tegen elkaar af te wegen. De gemeente heeft dit uitgebreid gedaan en heeft dit ook inzichtelijk gemaakt. Daarbij zijn terecht aspecten zoals de financiële en bestuurlijke haalbaarheid meegenomen. Verzoekers hebben de gemeente weersproken, maar hun standpunt is onvoldoende gemotiveerd in het licht van de onderbouwing van het standpunt van de gemeente met de rapporten van Arbor Noord Nederland B.V. en Royal Haskoning B.V. en gelet op de ter zitting door de gemeente en het waterbedrijf gegeven toelichting. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de gemeente onvoldoende inspanning heeft geleverd om de houtopstand te bewaren en niet mocht komen tot de gemaakte belangenafweging.
7.4.
In wat verzoekers hebben aangevoerd bestaat daarmee geen aanleiding om aan te nemen dat de omgevingsvergunning in bezwaar geen stand houdt. Tegen die achtergrond ziet de voorzieningenrechter geen grond voor toewijzing van de verzochte voorziening.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1. Voor zover ingevolge in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
g. Een houtopstand te vellen of te doen vellen,
Algemeen Plaatselijke Verordening Groningen 2021
Artikel 4.8 Begripsomschrijvingen
1. In deze afdeling wordt verstaan onder
a. boom: Een houtachtig, overblijvend gewas. Deze is vergunningplichtig indien de boom een dwarsdoorsnede van de stam heeft van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;
(…)
c. houtopstand: één of meer bomen, hakhout of een beplantingsvak van bosplantsoen van meer dan >100m² met een natuurlijke groeihoogte van meer dan twee meter;
d. monumentale houtopstand : De houtopstand die voldoet aan de hierna te noemen basisvoorwaarden en aan tenminste één van de specifieke voorwaarden:
Basisvoorwaarden:
- 50 jaar of ouder;
- Redelijke conditie; minimaal 10 à 15 jaar nog te leven;
Specifieke voorwaarden;
(…)
- Bepalend voor de omgeving;
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.
(…)
4. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
5. Het college kan beleidsregels vaststellen ter zake van het opleggen van een herplantplicht en het geheel of gedeeltelijk omzetten van de herplantplicht in een financiële compensatie.
6. In geval een herplantplicht is opgelegd als bedoeld in het vierde lid, kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn en op welke wijze een niet geslaagde herplanting moet worden overgedaan.
Artikel 4:10 Aanvraag vergunning
1. Een vergunning moet worden aangevraagd door, namens of met toestemming van de rechthebbende die gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
(…)
Artikel 4:11 Beslissing op aanvraag
-
Het bevoegd gezag verleent in beginsel geen velvergunningen anders dan na een zorgvuldige belangenafweging op basis van minimaal één van de criteria “waardering”, “overlast”, “kwaliteit” en “dringende redenen”. De aanvrager dient duidelijk te maken waarom naar zijn mening de vergunning noodzakelijk is.
-
Het college stelt met betrekking tot de in het vorige lid genoemde criteria en de te maken afweging beleidsregels vast.
Artikel 4:16 Monumentale houtopstanden
-
Het college houdt een openbaar register bij bestemd voor de inschrijving van monumentale houtopstanden.
-
Het register bevat twee categorieën van monumentale houtopstanden, te weten:
- nationaal geregistreerde houtopstanden; deze voldoen in ieder geval aan de in artikel 4:8, eerste lid onder d opgenomen beschrijving;
- lokaal geregistreerde houtopstanden; dit zijn houtopstanden die door de gemeente als monumentaal zijn aangemerkt.
3. De inschrijving van een monumentale houtopstand geschiedt door opneming van voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie.
4. Monumentale houtopstanden, die na inschrijving in het openbaar register worden geveld, worden door het college uit het register uitgeschreven.
Beleidsregels APV Groningen Behoud van groen: kap en herplant 2022
Artikel 2 Toetsing aanvraag omgevingsvergunning
-
Het college toetst een aanvraag om een omgevingsvergunning op het belang voor het behoud van de houtopstand en op het belang voor het verwijderen van de houtopstand. Hierbij toetst het college op de criteria ‘kwaliteit’, ‘overlast’, ‘dringende reden’ of ‘waardering’.
-
Het college toetst voor het criterium ‘waardering’ en maakt een belangenafweging met minimaal één van de volgende aspecten:
a. onderdeel van de groenstructuur;
b. leefbaarheid;
c. esthetische waarde;
d. monumentale c.q. cultuurhistorische waarde;
e. potentieel monumentale houtopstand;
f. zeldzaamheid (dendrologische waarde).
3. Het college toetst voor het criterium ‘kwaliteit’ levensverwachting de volgende aspecten:
a. Goed, > 15 jaar;
b. Voldoende, tussen de 10-15 jaar;
c. Matig, tussen de 5-10 jaar;
d. Slecht, < 5 jaar.
4. Het college toetst voor het criterium ‘overlast’ de volgende aspecten:
a. lichtreductie of schaduwwerking;
b. opdruk van verharding door boomwortels;
c. schade aan bouwwerken.
5. In uitzonderlijke gevallen kan het college bij het criterium ‘overlast’ ook op de volgende aspecten toetsen:
a. vruchten/zaden/bloesem;
b. allergie;
c. op houtopstanden levende organismen;
d. gebrek aan uitzicht.
6. Het college toets voor het criterium ‘overlast’ niet op de volgende aspecten:
a. bladval;
b. overlast door hogere energiekosten;
c. overlast door groene aanslag.
7. Het college toetst voor het criterium ‘dringende reden’ de volgende aspecten:
a. ruimtelijke ontwikkeling;
b. bouwplan;
c. rendementsverlies energie-opwekkers;
d. sloopmelding;
e. groot onderhoud.
8. Toepassing belangenafwegingsformulier.
a. Het college kan voor de toetsing van een aanvraag om een omgevingsvergunning bij overlast een belangenafwegingsformulier toepassen;
b. Bij een verzoek om een aanvraag omgevingsvergunning bij overlast van een gemeentelijke houtopstand kan het college een belangenafwegingsformulier toepassen;
c. Het college beoordeelt de aanvraag om een omgevingsvergunning onder meer aan de hand van de puntenscore voor het behoud van de houtopstand en de puntenscore voor de verwijdering van de houtopstand. De puntenscore vormt samen met de andere wegingskaders in het formulier de basis voor de belangenafweging.
9. Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een vastgestelde Boom Effect Analyse (BEA) bij te voegen zoals opgesteld volgens de richtlijn BEA, opgesteld door de landelijke Bomenstichting en CROW. Deze BEA moet conform deze richtlijn worden opgesteld vanaf de initiatieffase als een doorlopend advies.
a. Het college stelt de BEA vast indien er sprake is van een negatieve balans op de houtopstand, en/of er sprake is van geveld houtopstand in Stedelijke Ecologische Structuur (SES)gebied ongeacht de groenbalans, en/of als er sprake is van het vellen van monumentaal houtopstand ongeacht de groenbalans;
b. Het college mandateert in de overige gevallen de teamleider VTH tot het vaststellen van de BEA.
9. Indien gewerkt wordt in de nabijheid van te behouden bomen is een boombeschermingsplan verplicht. De basis voor dit plan is de poster “boombescherming op bouwlocaties” van de vereniging Stadswerk en de Bomenstichting. Het plan dient voorafgaand aan de uitvoering van het werk aan het bevoegd gezag ter goedkeuring te worden voorgelegd.
10. Indien een financiële compensatie aan de omgevingsvergunning vellen van een houtopstand is verbonden, mag de houtopstand niet worden geveld dan nadat de opgelegde financiële compensatie in het compensatiefonds is gestort.