1
[eiser sub 1],
wonende te [woonplaats 1],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 2],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna te noemen: [eiser sub 1], [eiser sub 2] en samen [eisers],
advocaat: mr. G.B. de Jong te Hoogezand,
1
[gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats 3],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 4],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en samen [gedaagden],
advocaat: mr. P.C. Schutte te Winschoten.
2 De feiten
in conventie en in reconventie
2.1.
[eisers] zijn sinds 5 september 1994 eigenaar van het perceel grond met daarop een woning, staande en gelegen aan de [woning]. Achter dit perceel bevindt zich een perceel weiland dat eigendom is van [eiser sub 1], kadastraal bekend als gemeente [weiland].
2.2.
[gedaagden] zijn sinds 15 december 2010 eigenaar van de percelen grond met daarop een woning en een loods, staande en gelegen aan de [woning en loods] Op de percelen rust de bestemming Wonen – 1B (wonen met de mogelijkheid van bedrijf aan huis). Deze percelen zijn achter het hiervoor genoemde perceel weiland van [eiser sub 1] gelegen.
2.3.
De percelen van [gedaagden] zijn bereikbaar vanaf de [straat] via een laan die over het perceel weiland van [eiser sub 1] loopt. In het kader van de ruilverkaveling “Slochteren” is bij notariële akte van toedeling van 16 april 1982 een erfdienstbaarheid ten behoeve van de percelen van (thans) [gedaagden] gevestigd ten laste van het perceel weiland van (thans) [eiser sub 1]. In de akte van toedeling is het recht van erfdienstbaarheid als volgt geformuleerd:
616. de erfdienstbaarheid van weg van en naar de [straat] over de bestaande laan, ten behoeve van kavel [kavel 1] en ten laste van kavel [kavel 2];
1
2.4.
De kadastrale situatie ter plaatse ziet eruit zoals hieronder afgebeeld:
2.5.
[gedaagden] exploiteren een glazenwassersbedrijf, ‘[bedrijf]’ geheten. Vanaf 2020 is het bedrijf op hun perceel gevestigd. Sindsdien komen en gaan hun medewerkers over de laan met bedrijfsbusjes en hun eigen auto’s.
2.6.
De advocaat van [eisers] heeft [gedaagden] bij e-mail van 23 juni 2021 aangeschreven over het gebruik van de laan voor bedrijfsdoeleinden:
“(…) Cliënten zijn eigenaar van een weg gelegen naast hun perceel. Voor de weg is een erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve van uw perceel/woning. Er is sprake van een erfdienstbaarheid van weg. Ten tijde van de vestiging van deze erfdienstbaarheid werd uw perceel gebruikt voor bewoning. Dus was gebruik toegestaan voor de eigen auto en eventueel (familie)bezoek of andere derden met uitdrukkelijk een privé-aangelegenheid. Cliënten stellen vast dat op het perceel een bedrijf staat ingeschreven. Er wordt thans bedrijfsmatig gebruik gemaakt van deze weg. Dat is in strijdt met de gevestigde erfdienstbaarheid, dit kan als een ‘verzwaring’ van het gebruik worden gezien. Daarvoor is eerst voorafgaande toestemming van cliënten nodig. Die is er niet.
Bij deze wordt u uitgenodigd om binnen 14 dagen na heden mij schriftelijk uitleg te geven van de reden van het andere gebruik en waarom u daarvoor geen toestemming heeft gevraagd. In het algemeen kan alleen vanwege bijzondere en/of onvoorziene omstandigheden een erfdienstbaarheid worden gewijzigd. Op dit moment zie ik de noodzaak daarvan nog niet. (…)”
2.7.
[gedaagden] hebben niet op deze e-mail en een hierop volgend schriftelijk rappel van de advocaat van [eisers] van 3 augustus 2021 gereageerd.
3 Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] gebiedt om binnen zes maanden na het in dezen te wijzen vonnis de weg naar het erf van [gedaagden] te gebruiken overeenkomstig de bestaande erfdienstbaarheid, bestaande uit het komen en gaan naar het erf van [gedaagden] overeenkomstig de woonbestemming, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere handeling nadien in strijd met de bestaande erfdienstbaarheid, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
[eisers] voert verweer.
3.3.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat het gebruik van de desbetreffende laan door [gedaagden] valt onder de onderhavige erfdienstbaarheid, althans een zodanige veroordeling formuleert als de rechtbank in goede justitie geraden acht, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.4.
[eisers] voert verweer.
4 De beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen van partijen in conventie en in reconventie hangen nauw met elkaar samen, zodat de rechtbank de betreffende vorderingen hierna gezamenlijk zal behandelen.
4.2.
In deze procedure gaat het in de kern om de vraag of het gebruik van de laan voor bedrijfsdoeleinden door [gedaagden], zoals [eisers] menen, een onevenredige verzwaring van de bestaande erfdienstbaarheid van weg oplevert of, zoals [gedaagden] aanvoeren, in overeenstemming met deze erfdienstbaarheid is.
4.3.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat het gebruik van de laan ten behoeve van het glazenwassersbedrijf van [gedaagden] een onevenredige verzwaring van de bestaande erfdienstbaarheid oplevert en dat dit gebruik daarom dient te worden gestaakt. De bestaande erfdienstbaarheid over de laan ziet volgens [eisers] slechts op het gebruik van het perceel van [gedaagden] als woning en niet op het gebruik ten behoeve van een bedrijf. In dit verband wijzen [eisers] erop dat zich ten tijde van de vestiging van de erfdienstbaarheid slechts een woning op het perceel van [gedaagden] bevond. Met de vestiging van het glazenwassersbedrijf op dit perceel is de inrichting van het heersend erf gewijzigd en is de uitoefening van de erfdienstbaarheid aanzienlijk geïntensiveerd. Per dag wordt de laan een keer of twintig gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering van [gedaagden] Dit zorgt voor overlast voor [eisers] wijzen er voorts op dat [gedaagde sub 2] met ingang van 1 januari 2022 een hondentrainingscentrum op het perceel heeft gevestigd, waarmee het perceel eveneens in strijd met de bestaande erfdienstbaarheid bedrijfsmatig wordt gebruikt, althans deze intentie is er omdat er een kantine op het perceel wordt gerealiseerd, aldus [eisers]
4.4.
[gedaagden] menen dat er geen sprake is van een verzwaring van de bestaande erfdienstbaarheid van weg. Anders dan [eisers] stellen, is deze erfdienstbaarheid niet beperkt tot het gebruik ten behoeve van de woning van [gedaagden] In de akte van toedeling waarbij de erfdienstbaarheid van weg is gevestigd is in algemene termen een erfdienstbaarheid van weg gevestigd. Niet bepaald is dat de erfdienstbaarheid slechts voor woondoeleinden bestemd is. Voorts wordt de laan in ieder geval al vanaf 2010 niet alleen gebruikt voor woondoeleinden. De laan wordt regelmatig door een boer die landerijen pacht van achterbuurman [achterbuurman] met grote landbouwvoertuigen gebruikt. [gedaagden] wijzen er verder op dat de eigenaar van het dienende erf een zekere verzwaring van het gebruik van de erfdienstbaarheid heeft te dulden. [gedaagden] betwisten overigens dat het door hen uitgeoefende glazenwassersbedrijf bij huis zorgt voor een onevenredige verzwaring van het gebruik van de erfdienstbaarheid. Het aantal keren dat de laan hiervoor dagelijks wordt gebruikt, is beperkt en dan ook nog alleen maar op bepaalde momenten van de dag (in de ochtend en aan het einde van de middag/ begin van de avond). [eisers] kan volgens [gedaagden] ook redelijkerwijs geen overlast van het (beperkt) toegenomen verkeer over de laan ervaren, aangezien tussen de laan en zijn woonperceel nog een ander (woon)perceel ligt. Ten slotte betwisten [gedaagden] dat een hondentrainingscentrum op zijn perceel is gevestigd. De betreffende trainingen worden elders georganiseerd, aldus [gedaagden]
4.5.
De rechtbank stelt het volgende voorop. [eisers] hebben ter zitting verklaard dat het perceel weiland waarover de onderhavige erfdienstbaarheid van weg loopt (perceel
[nummer], ook wel het dienend erf) louter eigendom van [eiser sub 1] en niet óók van diens echtgenote [eiser sub 2] is. Omdat zij geen mede-eigenaar van het dienend erf is, kan [eiser sub 2] niet een vordering verband houdende met de (handhaving van de) erfdienstbaarheid op dit perceel instellen. Gelet daarop zal de rechtbank [eiser sub 2] niet-ontvankelijk in de vordering in conventie verklaren. Het gaat hierna dan ook nog slechts om de positie van [eiser sub 1] als eigenaar van het dienend erf.
4.6.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 5:73 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de inhoud en de wijze van uitoefening van een erfdienstbaarheid, voor zover hier van belang, worden bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regels daarover ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. In dit geval verschaft de onder 2.3. aangehaalde akte van toedeling naar het oordeel van de rechtbank voldoende regels omtrent de inhoud en wijze van de erfdienstbaarheid, zodat deze leidend is.
4.7.
Partijen houdt verdeeld de vraag of de akte van toedeling, waarbij een erfdienstbaarheid van weg over het dienend erf over de laan is gevestigd, toelaat dat de laan ook voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank een kwestie van uitleg van de akte van toedeling. Bij die uitleg komt het volgens vaste rechtspraak aan op de in de akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte.2 Hierbij moet rekening worden gehouden met de behoeften van het heersende erf, de plaatselijke situatie en gewoonte en de tijd waarin de akte wordt uitgelegd. Ook de beginselen van redelijkheid en billijkheid spelen een rol bij de uitleg van de wijze waarop de erfdienstbaarheid moet worden uitgeoefend.3 Voorts neemt de rechtbank bij de beoordeling in aanmerking dat hier sprake is van een erfdienstbaarheid die in het jaar 1982 is gevestigd. Destijds gold nog het oud BW, dat – anders dan het huidige recht – een specifieke (‘benoemde’) omschrijving van het recht van erfdienstbaarheid van weg kende.
4.8.
Onder het oude recht betrof de erfdienstbaarheid van weg ingevolge artikel 733 lid 1 jo. lid 3 oud BW het recht om met een wagen, een rijtuig et cetera over het land van een ander te mogen rijden. Tussen partijen is niet in geschil dat met auto’s over de laan op het dienend erf mag worden gereden, wél in welke mate dit geoorloofd is.
4.9.
De rechtbank stelt vast dat in de akte van toedeling in algemene bewoordingen en zonder nadere clausuleringen een erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van het perceel van [gedaagden] en ten laste van het perceel weiland van [eiser sub 1] is gevestigd om van en naar de [straat] te gaan. De bewoordingen van de akte stellen geen beperkingen aan de wijze van het gebruik van de erfdienstbaarheid. Het standpunt van [eisers] dat de erfdienstbaarheid slechts ziet op gebruik van de woning op het perceel van [gedaagden] kan naar het oordeel van de rechtbank niet als juist worden aanvaard. Voor een dergelijke (beperkte) uitleg van de erfdienstbaarheid van weg biedt de tekst van de akte naar het oordeel van de rechtbank geen steun. Weliswaar kán bij de uitleg van de erfdienstbaarheid ook rekening worden gehouden met de toestand (lees: de bestemming) van de erven op het moment van vestiging van het recht van erfdienstbaarheid, maar gesteld noch gebleken is dat het perceel van [gedaagden] destijds louter een woonbestemming had. [gedaagden] hebben in dit kader ook onbetwist gesteld dat op hun perceel een bestemming ‘Wonen - 1B’ rust, waarmee een zogeheten bedrijf aan huis kan worden gevestigd.
4.10.
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de onderhavige erfdienstbaarheid van weg over de laan niet in de weg staat aan het gebruik van de laan voor bedrijfsmatige doeleinden, zoals ten behoeve van het thans op het perceel van [gedaagden] gevestigd glazenwassersbedrijf. Dat hier ook een hondentrainingscentrum is of zal worden gevestigd hebben [eisers] mede in het licht van de uitdrukkelijke betwisting hiervan door [gedaagden] onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank die kwestie verder onbesproken zal laten.
4.11.
De enkele omstandigheid dat, zoals hier aan de orde, in het verleden in beperktere omvang gebruik is gemaakt van de erfdienstbaarheid leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat sprake is van een ontoelaatbare verzwaring van dit gebruik, aangezien de geïntensiveerde uitoefening – zoals blijkt uit hetgeen hiervoor onder 4.9. is overwogen – valt binnen de inhoud van de gevestigde erfdienstbaarheid.4Hierbij weegt de rechtbank ook mee dat [eiser sub 1] niet aan de hand van concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd dat hij op onevenredige wijze hinder ondervindt van het geïntensiveerde gebruik van de erfdienstbaarheid. In dat verband wijst de rechtbank er op dat de laan zich op ruime afstand van de woning van [eisers] bevindt – met een woonperceel van een derde ertussen – en dat het door [eisers] (desgevraagd) genoemde gebruik van de laan ongeveer twintig keer per dag als een beperkt gebruik van de laan moet worden beschouwd.
4.12.
Aldus komt de rechtbank tot de slotsom dat het huidige, geïntensiveerde gebruik van de erfdienstbaarheid van weg over de laan in verband met de exploitatie van het glazenwassersbedrijf van [gedaagden] op hun perceel binnen het bestaande recht van erfdienstbaarheid valt. De vordering van [eisers] in conventie, die ertoe strekt om dit gebruik van de laan op korte termijn te staken, zal dan ook worden afgewezen. De vordering van [gedaagden] in reconventie, die ertoe strekt dat voor recht wordt verklaard dat het huidige gebruik van de laan voor bedrijfsdoeleinden binnen de erfdienstbaarheid valt, is daarentegen toewijsbaar. Deze beslissing is naar zijn aard niet vatbaar voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het daartoe strekkende deel van de vordering van [gedaagden] is daarom niet toewijsbaar.
4.13.
[eisers] zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld, aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat € 1.126,00 (2 punten x € 563,00, tarief II)
4.14.
[eisers] zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld, aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op:
- salaris advocaat € 563,00 (2 punten x 0,5 x € 563,00, tarief II).
4.15.
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover worden geacht begrepen te zijn in de proceskostenveroordeling, zodat daarop niet afzonderlijk behoeft te worden beslist.5
5 BESLISSING
De rechtbank:
in conventie
5.1.
verklaart [eiser sub 2] niet-ontvankelijk in de (mede) door haar ingestelde vordering;
5.2.
wijst af de vordering voor zover deze door [eiser sub 1] is ingesteld;
5.3.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op € 1.440,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na heden zijn voldaan, vanaf het verstrijken van deze termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
verklaart het vonnis voor wat betreft de onder 5.3. genoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
verklaart voor recht dat het gebruik van de laan voor bedrijfsdoeleinden door [gedaagden] in overeenstemming is met de bestaande erfdienstbaarheid van weg;
5.6.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op € 563,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na heden zijn voldaan, vanaf het verstrijken van deze termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
5.7.
verklaart het vonnis voor wat betreft de onder 5.6. genoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.