Procesverloop
Verweerder heeft voor elk van de jaren 2015, 2016 en 2017 een navorderingsaanslag aan eiser opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV). Daarbij heeft verweerder telkens een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze 3 navorderingsaanslagen. Verweerder heeft vervolgens 3 uitspraken op bezwaar gedaan. Hieronder staan een paar belangrijke gegevens uit de navorderingsaanslagen en de uitspraken op bezwaar op een rij (bedragen zijn in euro’s):
|
2015
|
2016
|
2017
|
Zaaknummer rechtbank
|
22/433
|
22/434
|
22/435
|
|
|
|
|
Dagtekening navorderingsaanslag
|
22-2-2020
|
15-2-2020
|
22-2-2020
|
Belastbaar inkomen uit werk en woning
|
51.444
|
59.791
|
64.287
|
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
|
300.223
|
-
|
-
|
Verzamelinkomen
|
351.667
|
59.791
|
64.287
|
Belastingrente
|
12.496
|
1.195
|
884
|
|
|
|
|
|
2015
|
2016
|
2017
|
Dagtekening uitspraak op bezwaar
|
14-12-2021
|
14-12-2021
|
14-12-2021
|
Belastbaar inkomen uit werk en woning
|
51.444
|
59.791
|
61.021
|
Verzamelinkomen
|
51.444
|
59.791
|
61.021
|
Belastingrente
|
1.305
|
1.195
|
(onbekend1)
|
Eiser is bij de rechtbank in beroep gegaan tegen de uitspraken op bezwaar. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft vóór de zitting nog een nader stuk ingediend (een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van zijn BV).
Op 24 augustus 2022 zijn beide partijen op de rechtbank geweest voor de zitting in deze zaken. Eiser was er zelf en had zijn boekhouder, [naam boekhouder] , meegenomen. Namens de Belastingdienst was de heer [naam 2] aanwezig.
Nadat de zaken op de zitting inhoudelijk waren besproken, heeft de rechtbank gevraagd of partijen misschien nog ruimte zien om er samen uit te komen (zonder dat de rechtbank een uitspraak doet). Daarop zijn partijen in overleg gegaan. Op 7 september 2022 heeft de heer [naam 3] aan de rechtbank geschreven dat het niet gelukt is om een compromis te bereiken. Vervolgens heeft de rechtbank in een brief van 8 september 2022 aan partijen geschreven dat de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en uitspraak zal gaan doen in deze zaken.
1.1.
Op 12 april 2019 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek aangekondigd bij [BV eiser] . De Belastingdienst heeft op 20 november 2019 een controlerapport van het boekenonderzoek gemaakt.
1.2.
Eiser is de enige aandeelhouder en de enige bestuurder van [BV eiser] . Als de rechtbank ergens in deze uitspraak de woorden ‘zijn BV’ of ‘eisers BV’ gebruikt, bedoelt de rechtbank steeds deze BV.
1.3.
In het controlerapport dat de Belastingdienst van het boekenonderzoek heeft gemaakt, worden onder andere correcties aangekondigd in de loonheffingen (zie bladzijde 15 en 16). Uiteindelijk zijn die correcties doorgevoerd in de IB/PVV van eiser.
1.4.
Eén van die correcties had te maken met de bijtelling voor het privégebruik van een auto van eisers BV. Het gaat om een [merk auto] met het kenteken [kentekennummer] en een cataloguswaarde van € 68.500. Als de rechtbank in deze uitspraak de woorden ‘de auto’ of ‘zijn auto’ gebruikt, bedoelt de rechtbank steeds deze [merk auto] .
1.5.
Eiser gebruikte de auto om naar klanten te rijden, waar hij gevaarlijk afval inzamelde. Het ging bijvoorbeeld om aluminium drukplaten. Dit afval werd in een aanhanger achter de auto vervoerd. Het gewicht was aanzienlijk, soms meer dan 2.000 kilo. Eiser reed vervolgens naar zijn opslag en verkocht het afval later door aan derden.
1.6.
Eiser heeft over de jaren 2015 tot en met 2017 op papier een rittenregistratie bijgehouden van de ritten die hij met de auto heeft gemaakt. Die rittenregistratie zat in een zwarte Samsonite koffer, die op 19 april 2019 is gestolen uit de auto.
1.7.
Eiser heeft op 20 april 2019 aangifte gedaan bij de politie van de diefstal van de koffer uit zijn auto. De politie heeft een proces-verbaal van de aangifte gemaakt.
1.8.
Omdat de oorspronkelijke rittenregistratie door de diefstal van de koffer was verdwenen, heeft eiser achteraf een reconstructie van de rittenregistratie opgemaakt. Die gereconstrueerde rittenregistratie heeft eiser tijdens het hoorgesprek in de bezwaarfase aan de Belastingdienst gegeven. Later heeft eiser ook nog onderliggende gegevens aan de Belastingdienst gestuurd (zie onder meer de onderhoudsnota’s van de garages en de RDW-rapporten die als Bijlage 29 tot en met 35 bij het verweerschrift zijn overgelegd).
1.9.
De Belastingdienst heeft de achteraf gereconstrueerde rittenregistratie niet geaccepteerd. De Belastingdienst heeft in de navorderingsaanslagen over elk van de 3 jaren een bedrag van € 17.125 bijgeteld bij het belastbaar inkomen uit werk en woning. Dat bedrag is berekend door de cataloguswaarde van de auto te vermenigvuldigen met 25 % (€ 68.500 x 25 % = € 17.125).
2.1.
Deze zaken gaan alleen over de bijtelling van € 17.125 per jaar die de Belastingdienst heeft toegepast vanwege het privégebruik van de auto.
2.2.
Op de zitting heeft de Belastingdienst toegegeven dat het bijgetelde bedrag in 2017 hoe dan ook onjuist is. Het bijtellingspercentage voor dat jaar is namelijk geen 25 %, maar 22 %. Daarom moet de navorderingsaanslag over 2017 sowieso naar beneden, ook als eiser inhoudelijk geen gelijk krijgt. De bijtelling moet verlaagd worden naar € 68.500 x 22 % = € 15.070. Het belastbaar inkomen uit werk en woning moet daarom verlaagd worden naar € 58.966.
2.3.
Het is duidelijk dat de auto op de balans van eisers BV stond en dat eiser op zichzelf vrijelijk over de auto van zijn BV kon beschikken. Ook heeft eiser aangegeven dat hij de auto incidenteel privé heeft gebruikt. De auto is dus ‘ter beschikking gesteld’.
2.4.
De rechtbank moet in deze zaken daarom een beslissing nemen over de vraag of eiser overtuigend heeft aangetoond dat hij met zijn auto niet meer dan 500 kilometer privé per jaar heeft gereden.
2.5.
Als de rechtbank vindt dat eiser dat bewijs niet heeft geleverd, blijven de navorderingsaanslagen over 2015 en 2016 staan en wordt die over 2017 verlaagd zoals bij 2.2. staat aangegeven.
2.6.
Als de rechtbank vindt dat eiser dat bewijs voor één of meer jaren wél heeft geleverd, moeten de navorderingsaanslagen van die jaren worden verminderd. Op de zitting hebben partijen bevestigd dat het belastbaar inkomen uit werk en woning dan verlaagd moet worden naar € 34.319 (2015), € 42.666 (2016) respectievelijk € 43.896 (2017).
2.7.
Op de zitting hebben partijen aangegeven dat hetzelfde probleem speelt in het jaar 2018. Voor dat jaar heeft eiser bezwaar gemaakt en dat bezwaar ligt nog bij de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft toegezegd dat het jaar 2018 het fiscale lot van het jaar 2017 zal delen.
Wat staat er in de wet- en regelgeving?
3.1.
In de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) staat – kort gezegd – dat er een bijtelling moet plaatsvinden zodra een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking staat.2 De wet gaat ervan uit dat een auto altijd ook voor privédoeleinden ter beschikking staat. Dat is alleen anders als de belastingplichtige overtuigend aantoont dat de auto op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé wordt gebruikt. De belastingplichtige kan dat bewijzen door een rittenregistratie bij te houden, maar het mag volgens de wet ook op een andere manier.
3.2.
In de ministeriële regelingen die gelden, staat dat een rittenregistratie per rit ten minste de volgende gegevens moet bevatten:3
3.3.
Juridisch zit het dus zo, dat eiser in deze zaken moet bewijzen dat hij in 2015, 2016 en 2017 niet meer dan 500 kilometer privé per jaar heeft gereden. Als hij dat niet kan, blijft de bijtelling overeind. Het bewijs mag aan de hand van een rittenregistratie worden geleverd, maar dat hoeft niet per se. Als een rittenregistratie is bijgehouden die voldoet aan de voorwaarden (zie 3.2.), geldt als uitgangspunt dat daarmee het gevraagde bewijs kan worden geleverd. Als de rittenregistratie niet voldoet aan de voorwaarden, is dat niet meteen fataal. Het bewijs kan immers ook zonder een zodanige rittenregistratie worden geleverd.
3.4.
Van belang is verder nog wát eiser nu eigenlijk precies moet bewijzen. Dat is niet het precieze aantal gereden (privé)kilometers of de juistheid van elke afzonderlijke rit. Het gaat erom dat eiser aantoont dat de grens van 500 privékilometers per kalenderjaar niet is overschreden. Anders gezegd: eiser hoeft niet tot achter de komma te bewijzen hoeveel kilometers hij privé heeft gereden, maar alleen dat het er niet meer dan 500 zijn geweest.
3.5.
De wetgever heeft er bewust voor gekozen dat eiser een hele zware bewijslast heeft. De normale bewijslast die in belastingzaken geldt (aannemelijk maken), is niet voldoende. In plaats daarvan moet eiser overtuigend aantonen. Dat betekent zoveel als dat het buiten redelijke twijfel moet zijn dat eiser niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden. Het moet dus echt als een paal boven water staan. Zodra er redelijke twijfel is, valt het doek voor eiser.
Wat vinden partijen ervan?
4.1.
Eiser vindt dat hij genoeg heeft gedaan om overtuigend te bewijzen dat hij niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden. Hij heeft daarbij verwezen naar de gereconstrueerde rittenregistratie en heeft op de zitting nog een toelichting gegeven op de gereden routes. De kern van die toelichting is dat eiser niet de kortste of de snelste route nam, omdat hij met een forse auto met zware aanhanger reed. Het is niet prettig om daarmee op smalle wegen door dorpen en over rotondes en verkeersdrempels te rijden. Daarom liep de route vanaf [woonplaats eiser] vaak zoveel mogelijk over de grote wegen en zocht eiser de eerst mogelijke aansluiting met de snelweg op. Zo doende was er volgens eiser ook minder slijtage en bespaarde hij brandstof. Als er toch moet worden bijgeteld, wil eiser dat de omvang daarvan beperkt wordt tot maximaal de (door de BV) in aftrek gebrachte autokosten.
4.2.
De Belastingdienst vindt dat eiser niet heeft voldaan aan de zware bewijslast. De inspecteur heeft erop gewezen dat de gereconstrueerde rittenregistratie teveel onnauwkeurigheden bevat en niet goed controleerbaar is. De bijtelling moet daarom blijven staan, aldus de inspecteur.
Wat vindt de rechtbank ervan?
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat vast staat dat eiser in de jaren 2015 tot en met 2017 een rittenregistratie heeft bijgehouden. Omdat de rittenregistratie in de van eiser gestolen koffer zat, kon eiser die echter niet meer laten zien toen de Belastingdienst hem daar om vroeg.
5.2.
De wet zegt niet dat het bewijs tegen de bijtelling verplicht moet worden geleverd door middel van een (oorspronkelijk bijgehouden) rittenregistratie. Eiser mag dat ook op een andere manier doen (zie 3.1. en 3.3.).
5.3.
Eiser heeft over de jaren 2015 tot en met 2017 achteraf (opnieuw) een rittenregistratie opgemaakt op basis van de aanwezige weekagenda, verkoopfacturen, kostennota’s, onderhoudsnota’s van de auto, RDW-opgaven met kilometerstanden en een routeplanner. In deze gereconstrueerde rittenregistratie komen niet alleen zakelijke ritten voor, maar ook privé-ritten.
5.4.
De Belastingdienst heeft de gereconstrueerde rittenregistratie van eiser in de beroepsfase gedetailleerd bekeken en beoordeeld. Op bladzijde 8 tot en met 16 van het verweerschrift staan (genummerd en per jaar) de bevindingen van de Belastingdienst. De meeste bevindingen komen erop neer dat de Belastingdienst verschillen heeft geconstateerd tussen het aantal kilometers volgens de gereconstrueerde rittenregistratie en het aantal kilometers dat volgens de Belastingdienst uit Google Maps en de ANWB Routeplanner (hierna: de routeplanners) rolt. De Belastingdienst heeft daaraan de conclusie verbonden dat eisers reconstructie niet klopt.
5.5.
Op de zitting heeft de rechtbank een aantal van de bevindingen van de Belastingdienst besproken. Hierna geeft de rechtbank puntsgewijs aan hoe de rechtbank over die bevindingen denkt.
Bevinding 9) en 10) 2015 en Bevinding 11) 2016:
De Belastingdienst zegt bij Bevinding 9) 2015 dat het gaat om een rit op 11 mei 2015 naar de [straatnaam 1] in [plaats 1] , die volgens de rittenregistratie van eiser 126 kilometer was, maar volgens de routeplanners 107 of 137 moet zijn.
In de eerste plaats klopt dit feitelijk niet: eiser heeft voor 11 mei 2015 een rit genoteerd naar de [straatnaam 2] in [plaats 2] (van 126 kilometer) en niet naar de [straatnaam 1] in [plaats 1] . Vermoedelijk heeft de Belastingdienst zich vergist, aangezien er op 8 mei 2015 (dat is de vorige rit in de rittenregistratie) wél een rit naar de [straatnaam 1] in [plaats 1] staat vermeld, van 207 kilometer. Dit kan gebeuren, maar dan borduurt de Belastingdienst daar bij Bevinding 10) 2015 op voort. Daar zegt de Belastingdienst: ‘de rit op 29 juni 2015 naar de [straatnaam 1] in [plaats 1] van 207 kilometer klopt niet, want dezelfde rit was op 11 mei 2015 maar 126 kilometer’. Deze (onjuiste) bevinding levert in de ogen van de Belastingdienst een afwijking op van 110 of 70 kilometer. Even verderop, bij Bevinding 11) 2016, beoordeelt de Belastingdienst (opnieuw) een rit naar de [straatnaam 1] in [plaats 1] , nu de rit van 28 april 2016. Volgens de routeplanners van de Belastingdienst moet de rit 201 of 207 kilometer zijn. Dat laatstgenoemde aantal is dus exact het aantal kilometers dat eiser in de rittenregistratie op 8 mei 2015 en 29 juni 2015 voor deze rit heeft verantwoord. De afwijkingen die de Belastingdienst voor deze ritten heeft geconstateerd, bestaan dus niet.
Bevinding 7) 2015:
De Belastingdienst noemt bij Bevinding 7) 2015 een rit naar [straatnaam 3] in [plaats 3] die volgens de rittenregistratie van eiser 169 kilometer was, maar volgens de routeplanners 150 of 153 kilometer moet zijn. De Belastingdienst constateert dus een afwijking van 19 of 16 kilometer.4 Deze rit en de afwijking die de Belastingdienst heeft geconstateerd, zijn in de bezwaarfase al aan de orde geweest (zie Bijlage 36 en 37 bij het verweerschrift). Eiser heeft op 18 oktober 2021 uitgelegd dat deze rit direct via [straatnaam 4] gaat naar de snelweg A27 richting Zwolle. Eiser heeft daarbij verwezen naar de routeplanner op de iPad en naar Google Maps en gezegd dat de beschreven route 169 kilometer is. De rechtbank heeft dat, zoals op de zitting besproken, zelf ook eens bekeken. Google Maps geeft (in 2022) 169 kilometer aan.