Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2022:4617

Rechtbank Noord-Nederland
09-12-2022
12-12-2022
LEE 22/10
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Gestelde fysieke schade als gevolg van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten. Is verweerder erin geslaagd een evidente en autonome andere oorzaak voor de schade aannemelijk te maken?

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 22/10


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen


[namen] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: C.A.M. Veenbaas),

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (verweerder)

(gemachtigde: mr. S. Deany).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de beslissing op de aanvraag van eisers om vergoeding van fysieke schade als gevolg van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten.

1.1.

Verweerder heeft bij besluit van 18 december 2020 een vergoeding van € 30.309,77 toegekend. Met het bestreden besluit van 16 november 2021 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

1.2.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de door eisers ingeschakelde deskundigen E.K. Veenstra en P.J. Vrieling, de gemachtigde van verweerder en de door verweerder ingeschakelde deskundige R. Lubbers.

Feiten en totstandkoming van het besluit

2.1.

De aanvraag tot schadevergoeding betreft de woning op het [adres] . De woning is gebouwd in 1915. Eisers zijn sinds 1991 eigenaren.

2.2.

Op 3 augustus 2020 heeft deskundige M. Tishauer (Tishauer), verbonden aan het bureau 10BE, opname van de schades gedaan. Op 2 september 2020 heeft Tishauer een adviesrapport uitgebracht.

2.3.

Op 2 december 2020 hebben eisers hun zienswijze op het rapport gegeven. Bij de zienswijze hebben zij een contra-expertise van 2 december 2020 van R. Lania en D. Bosscher van het bureau Vergnes Expertise (Vergnes) gevoegd.

2.4.

Op 11 december 2020 heeft Tishauer een herzien adviesrapport opgesteld.

2.5.

In het primaire besluit van 18 december 2020 heeft verweerder aan eisers een schadevergoeding toegekend van € 30.309,77, opgebouwd uit € 26.742,42 voor de schades genummerd 1 tot en met 46 en 48 tot en met 55, € 672,35 aan wettelijke rente en € 2.895,- voor bijkomende kosten.

2.6.

Eisers hebben bij hun bezwaarschrift een reactie van Vergnes van 9 maart 2021 op het herzien adviesrapport van Tishauer gevoegd.

2.7.

Op 15 september 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarbij van de zijde van verweerder J. Gunnink als deskundige aanwezig was. Van de zijde van eisers was J.P. Vrieling (Vergnes) als deskundige aanwezig. In het advies van 19 oktober 2021 heeft de bezwaaradviescommissie geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Onder verwijzing naar dit advies heeft verweerder in het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.

2.8.

In beroep hebben eisers een advies van 21 januari 2022 van E.K. Veenstra van het bureau Tandem Schade-expertise & Advies overgelegd. Bij het verweerschrift heeft eiser een reactie van 18 juli 2022 van N. Handgraaf van 10BE gevoegd.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader

3.1.

De woning van eiser is gelegen in het gebied dat wordt beïnvloed door beweging van de bodem als gevolg van mijnbouwactiviteiten ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld. Het bewijsvermoeden van artikel 6:177a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is daarom van toepassing.

3.2.

Om het bewijsvermoeden te weerleggen dient verweerder aan te tonen dat de schade is te herleiden tot een evidente en autonome oorzaak, waarvan (met hoge mate van zekerheid) aannemelijk is dat die bodembeweging als (mede)oorzaak van die schade uitsluit. De rechtbank verwijst hier verder naar het toetsingskader zoals dat is uiteengezet in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling)1.

3.3.

Uit vaste rechtspraak van de Afdeling2 volgt dat een bestuursorgaan, indien in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.

Het ligt op de weg van eiser om deze aanknopingspunten naar voren te brengen.

Omvang van het geding

4. In geschil zijn de oorzaak van schade 10 en de herstelmethoden van de schades 3, 17, 24, 52, 53 en 54.

Schade 10

5. Schade 10 betreft scheurvorming in buitenmuren en scheefstand van de gevel. Tishauer heeft deze schade als volgt omschreven: ‘Er is een horizontale/diagonale/verticale scheur in het voegwerk van het metselwerk zichtbaar. De scheur loopt vanaf de hoek van gevel 3, in het vlak van gevel 2 en in de aansluiting van het raamkozijn. De scheur is ca. 3,5 m¹ lang en heeft een breedte van ca. 3 mm¹. Het oppervlak van het bouwdeel is ca. 20 m², het bouwdeel is opgebouwd uit gebakken stenen en is afgewerkt met voegwerk’.

5.1.

Tishauer heeft in het adviesrapport (2.2.) opgenomen dat het ontstaan of de verergering van deze schade door trillingen als gevolg van mijnbouwactiviteiten niet is uit te

sluiten. In het herzien adviesrapport (2.4) heeft Tishauer op dit punt als volgt gereageerd op de zienswijze: ‘De aanvrager geeft aan dat er geen verband meer zit in dit gedeelte van het metselwerk. Het wijken van de geveldelen heeft echter een andere primaire oorzaak met scheurvorming als gevolg. Omdat een verergering niet volledig kan worden uitgesloten is deze schade toegekend. De gehanteerde herstelbegroting voorziet in het herstellen van de schade, namelijk het herstellen van de scheurvorming in het voegwerk’.

5.2.

Op de hoorzitting is schade 10 besproken. Uit het verslag begrijpt de rechtbank dat Gunnink (2.7.) als oorzaken voor de scheefstand van de gevel noemt een reeds lang geleden begonnen verschilzetting, in combinatie met recente zetting, na het verwijderen of snoeien van bomen en struiken die nabij de woning zouden hebben gestaan, door het rotten van wortels van die bomen en struiken.

De bezwaaradviescommissie benoemt in haar advies als primaire oorzaak de zetting van de hoekgevel, enerzijds ontstaan door primaire zetting na de bouw, anderzijds door het verwijderen van de bomenpartij rond het pand. Het bestreden besluit verwijst voor de motivering naar dit advies.

5.3.

In zijn rapport wijst Handgraaf (2.8.) voor de oorzaak van de schade in de eerste plaats op verbouwingen van het achterhuis (dakrenovatie/dakkapel/schoorsteen) die tot een geschatte gewichtstoename van 1.950 kilogram hebben geleid. Via de gevels en binnenwanden wordt de toegevoegde belasting overgedragen aan de ondergrond, met als gevolg scheurvorming op de zwakke plekken waar de spanning het grootst is.

In de tweede plaats wijst Handgraaf op het verwijderen van een berk die op 4,5 meter van de gevel heeft gestaan. Na het verwijderen gaan de wortels rotten, wat volumevermindering betekent, en dit kan vervolgens tot zetting leiden. Handgraaf brengt ook naar voren dat bomen grondwater onttrekken waardoor ook verzakkingen kunnen ontstaan.

5.4.

Ter zitting heeft Lubbers nader toegelicht dat het gaat om een combinatie van oorzaken. Er hebben zich verschilzettingen voorgedaan door verschillende belastingen. Op een bepaald moment stabiliseert zich dat maar later treedt secundaire zetting op doordat in de betreffende hoek meer massa is aangebracht. Daarnaast stond er een boom die vocht onttrok, waar de kleibodem ter plaatse zeer gevoelig voor is. Dit leidt tot inklinking. Na de kap van deze boom deed zich een rottingsproces van het wortelstel voor wat tot verdere inklinking leidde. Het gaat aldus om een stapeling van oorzaken, terwijl de trillingssnelheden door bevingen heel klein zijn. Omdat niet uit te sluiten is dat er toch een bijdrage aan de schade is door trillingen, is wel vergoeding toegekend voor verergering van de schade.

5.5.

De rechtbank overweegt dat met het rapport van Handgraaf duidelijk wordt wat verweerder met de gestelde verschilzetting als oorzaak voor de schade bedoelt, namelijk dat de verbouwing van het achterhuis tot een aanzienlijke gewichtstoename van het huis heeft geleid met scheurvorming, in de vorm van schade 10, als gevolg. Eisers hebben hierover ter zitting opgemerkt dat zij niet inzien hoe verweerder, zonder nadere waarneming en zonder constructieberekening, heeft kunnen concluderen dat de gewichtstoename inderdaad zo groot is en dat de verschillende werkzaamheden, die niet allemaal nabij de locatie van schade 10 hebben plaatsgevonden, tot dergelijke spatkrachten hebben geleid als verweerder stelt. Over de dakrenovatie die tot het leeuwendeel (1.300 kg) van de verzwaring zou hebben geleid, merken zij op dat de vervangende dakpannen niet zwaarder waren dan de oorspronkelijke.

5.6.

De rechtbank overweegt voorts dat van de zijde van verweerder vanaf de hoorzitting gesproken wordt over de invloed van vegetatie nabij de woning als oorzaak van de schade. Aanvankelijk wordt deze vegetatie aangeduid als bomen en struiken dan wel als bomenrij, in beroep wordt dit teruggebracht tot één berkenboom op een afstand van 4,5 meter van de gevel. Ter zitting hebben eisers gesteld dat de boom op een grotere afstand van de gevel stond. Daarnaast wijzen eisers erop dat verweerder niet specificeert om welk soort berk (betula) het gaat. Dit is relevant omdat de verschillende berkensoorten verschillende soorten wortelstelsel hebben. Eisers hebben een overzicht bijgevoegd waaruit blijkt dat het van de soort berk afhangt in hoeverre deze schade toebrengt aan een nabijgelegen wegdek.

5.7.

De rechtbank merkt op dat verweerder met de twee genoemde oorzaken heeft onderbouwd dat schade 10 mogelijkerwijs niet het gevolg is van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten. Voor beide oorzaken geldt echter dat niet vaststaat dat van de juiste feiten is uitgegaan en dat zij een speculatief karakter hebben. Niet is vast komen te staan dat de renovatiewerkzaamheden inderdaad tot een gewichtstoename van betekenis hebben geleid en dat schade 10 daarmee in rechtstreeks verband staat. Voor de gestelde invloed van vegetatie geldt dat dit uiteindelijk maar om één boom blijkt te gaan waarvan onduidelijk is gebleven hoe dicht deze bij de woning heeft gestaan en wat de invloed van het wortelstelsel, vóór en ná kap, op de woning heeft kunnen zijn.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende onderzoek naar de aannemelijkheid van beide genoemde oorzaken gedaan. Niet is vast komen te staan dat het gaat om (mede-)oorzaken van schade 10. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder voor schade 10 geen evidente en autonome andere oorzaak dan bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten heeft aangewezen. De beroepsgrond over schade 10 slaagt.

5.8.

Wat betreft schade 10 zal de rechtbank ten behoeve van de finale geschillenbeslechting zelf voorzien. Hierbij gaat de rechtbank uit van de kostenberekening (€ 9.271,31 exclusief BTW) van Tandem (2.8.). De rechtbank acht deze kostenberekening redelijk en ziet geen aanleiding om deze berekening niet adequaat te achten. Verweerder heeft deze berekening ook niet bestreden.

Herstelmethoden van de schades 3, 17, 24, 52, 53 en 54

6. In geschil is op welke wijze de scheuren in kwestie hersteld moeten worden. Verweerder stelt dat dit met gewone mortel kan gebeuren, terwijl eisers betogen dat hiervoor de sterkere en duurdere tweecomponentenmortel noodzakelijk is.

6.1.

Beide partijen hebben steekhoudende argumenten aangevoerd waarom tweecomponentenmortel wel of niet gebruikt zou moeten worden. De rechtbank acht echter doorslaggevend het argument ter zitting van verweerder dat de gewone mortel voldoet voor herstel in de oude toestand. Tweecomponentenmortel is niet eerder gebruikt op de plekken in kwestie. Uit artikel 2, derde lid, aanhef en onder b, van de Tijdelijke wet Groningen volgt dat verweerder gehouden is de schade te vergoeden, wat betekent dat verbetering van de woning niet bekostigd hoeft te worden.

6.2.

Inhoudelijk deelt de rechtbank dus het standpunt van verweerder. Wel hebben eisers terecht naar voren gebracht dat het bestreden besluit op dit punt geen deugdelijke motivering bevat. Het besluit bevat immers geen uitleg waarom eisers niet gevolgd werden in hun stelling dat wel tweecomponentenmortel gebruikt moet worden, terwijl zij deze stelling in bezwaar wel uitvoerig hadden onderbouwd. De beroepsgrond slaagt in zoverre dat zich een motiveringsgebrek voordoet.

Conclusie en gevolgen

7.1.

Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij beslist is over schade 10.

7.2.

De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat verweerder voor schade 10 een vergoeding van € 9.271,31 exclusief BTW dient te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente.

7.3.

Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Zoals ter zitting is besproken, vragen eisers vergoeding van de kosten gemaakt door de deskundigen. Daarvoor geldt dat voor vergoeding uitsluitend in aanmerking komen de uren voor het opstellen en het actualiseren van de rapportages en het bijwonen van de zitting in bezwaar en in beroep (zie de uitspraak van het College van Beroep bedrijfsleven van 15 juni 2021, ECLI:NL:CBB:2021:613). Het opstellen van het bezwaarschrift door Vergnes kan niet als zodanig worden aangemerkt. Zodanige kosten zijn wel het door Vergnes bij eisers in rekening gebrachte bedrag van € 229,90 incl. BTW voor het bijwonen van de hoorzitting, de kosten van opstellen van het opstellen van het advies door Tandem (€ 952,88 incl. BTW) en de kosten van het bijwonen van de zitting door Veenstra (1,5 x € 105 = € 157,50 excl. BTW) en Vrieling (1,5 x € 95 = € 142,50 excl. BTW). Daarnaast komen in aanmerking de reiskosten van eisers en gemachtigde (6 x € 2,72 = € 16,32) en van de deskundigen van Vergnes (€ 7,88) en Tandem (€ 10,38).

Verweerder moet deze vergoeding betalen.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van 16 november 2021 voor zover daarin is beslist over schade 10;

- bepaalt dat de aan eiser toe te kennen vergoeding voor schade 10 € 9.271,31 exclusief BTW bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke rente;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;

- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;

- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;

- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.182,78 inclusief BTW, € 300,- exclusief BTW en € 34,58 (reiskosten) aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 Waaronder de uitspraak van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631.

2 Waaronder de uitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4250.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.