Wob-zaak. Verweerder erkent dat een deel van de informatie openbaar gemaakt had kunnen worden. Neemt een nieuw besluit, dat onder de Woo valt. Twee documenten zijn na het nieuwe besluit nog in geschil. De rechtbank is van oordeel dat niet voldoende is gemotiveerd waarom er sprake is van een uitzonderlijk geval als vermeld in artikel 5.1, vijfde lid van de Woo. Beroep gegrond.
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit Amsterdam, eiser
(gemachtigde: mr. R.C.A. Raspoort),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe
(gemachtigde: J.J. de Muinck).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van eisers verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser heeft verzocht om openbaarmaking van informatie over – kort gezegd – interne en externe correspondentie over een door Powerfield Realisatie & Exploitaties B.V. aangevraagde omgevingsvergunning voor een inkoopstation nabij De Lotten 1 te Hijken.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluiten van 25 februari 2021 en van 6 april 2021 gedeeltelijk afgewezen. Met het bestreden besluit (1) van 3 september 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij deze gedeeltelijke afwijzing gebleven. Het college heeft in totaal 60 documenten gedeeltelijk, onder weglakking van informatie, openbaar gemaakt en elf documenten niet openbaar gemaakt. Deze openbaarmaking is gedeeltelijk geweigerd omdat het volgens het college gaat om bedrijfsgegevens, persoonlijke beleidsopvattingen en informatie die de procespositie van de gemeente kan schaden.
1.2.
Het college heeft de geweigerde en weggelakte informatie waarop het Wob-verzoek van eiser betrekking heeft aan de rechtbank overgelegd onder toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank acht de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd. Eiseres heeft de rechtbank toestemming gegeven om mede op grond van deze informatie uitspraak te doen. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Ter zitting is de omvang van het geding besproken. Het college heeft ter zitting erkend dat een deel van de informatie openbaar gemaakt kan worden. Met eiser is afgesproken dat het college opnieuw zal bekijken welke informatie niet openbaar gemaakt kan worden en dit per zelfstandig onderdeel zal motiveren. Het college doet dit binnen zes weken na de zitting. Daarna krijgt eiser de gelegenheid om hierop te reageren en zal de rechtbank uitspraak doen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst.
1.4.
Het college heeft uitstel gevraagd van de afgesproken termijn. De rechtbank heeft eiser verzocht op dit verzoek te reageren. Eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft uitstel verleend tot 4 oktober 2022. Na het verstrijken van de termijn heeft het college opnieuw om uitstel gevraagd. Eiser heeft hierop gereageerd. De rechtbank heeft het uitstel voor de laatste maal verleend.
1.5.
Op 1 november 2022 heeft het college een nieuw besluit (bestreden besluit 2) genomen over het verzoek en een deel van de verzochte gegevens alsnog openbaar gemaakt. De rechtbank heeft eiser verzocht om hierop te reageren. Eiser heeft verzocht om uitstel van de reactietermijn. De rechtbank heeft dit uitstel verleend.
1.6.
De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij een nadere zitting wensen over het nieuwe besluit. Partijen hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 25 januari 2023 gesloten en doet zonder nadere zitting uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek om openbaarmaking van de gevraagde informatie. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang van het geding
4. Het college heeft bestreden besluit (1) vervangen door bestreden besluit (2). Hij heeft daarbij aanzienlijk meer informatie openbaar gemaakt. Dat betekent dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit (1). Het is de rechtbank ook niet gebleken dat eiser heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten in bezwaar, zodat eiser ook om die reden geen procesbelang heeft bij beoordeling van de rechtmatigheid van bestreden besluit (1).1 Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit (2). Eiser heeft daarbij voldoende belang.
Is er sprake van een onevenredige benadeling?
5. De rechtbank stelt op grond van de reactie van eiser op bestreden besluit (2) vast dat tussen het college en eiser alleen het weglakken van twee passages in respectievelijk document 44 en document 54 in geschil is. Het college heeft die betreffende passages weggelakt omdat de openbaarmaking onevenredige benadeling zou opleveren voor betrokken derden. De rechtbank beoordeelt de weigering om deze passages openbaar te maken. Volgens eiser is deze weigering onvoldoende gemotiveerd.
6. Document 44 is een e-mail van 25 september 2020. De betreffende passage is door het college weggelakt met de volgende motivering: “Verder is een passage met 3 weggelakt hierin staat een onjuistheid. Het openbaar maken zal een onevenredige benadeling betekenen voor een betrokken derde.”. Document 54 is een e-mail van 14 september 2020. De betreffende passage is een zinsnede uit de eerste alinea. De motivering die het college voor het weglakken geeft luidt: “Verder staat er een onjuistheid in een passage die een daarbij betrokken derde kan schaden (code 3)”. Het college heeft hierbij verwezen naar artikel 5.1, vijfde lid van de Wet open overheid (Woo) en artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob.
7. Bestreden besluit (1) was genomen op grond van de Wob. Op 1 mei 2022 is de Woo in werking getreden. Een verzoek om openbaarmaking moet vanaf die datum worden behandeld met inachtneming van die wet.
7.1.
Artikel 5.1, vijfde lid van de Woo bepaalt dat in uitzonderlijke gevallen openbaarmaking achterwege kan blijven als het algemeen belang van openbaarheid niet opweegt tegen een ander belang dan de belangen die zijn genoemd in artikel 5.1, eerste of tweede lid. Dit artikel verschilt van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob, omdat er sprake moet zijn van een uitzonderlijk geval, waardoor de motiveringsplicht van deze uitzonderingsgrond wordt verzwaard.2
8. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de e-mails. De rechtbank kan het standpunt van het college dat de betreffende e-mail een fout bevat niet volgen. Ook heeft het college niet nader toegelicht op welke wijze belangen van derden door de vermeende fout zouden worden geschaad en waarom er sprake is van een uitzonderlijk geval zoals vermeld in artikel 5.1 vijfde lid, van de Woo. Het college heeft deze motivering ook niet onder toepassing van artikel 8:29 Awb aan de rechtbank verstrekt. Het besluit is daarmee in zoverre onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep tegen bestreden besluit (1) is niet ontvankelijk. Het beroep tegen bestreden besluit (2) is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt het besluit van 1 november 2022, voor zover dat ziet op document 44 en document 54. Over deze documenten moet het college een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 3 september 2021 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 1 november 2022 gegrond;
- vernietigt het besluit van 1 november 2022 voor zover dat betreft document 44 en document 54;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 10
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
[…]
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
[…]
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Wet open overheid
Artikel 5.1. Uitzonderingen
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
[…]
5. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
1 Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2142), r.o. 5.2.