Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2023:1517

Rechtbank Noord-Nederland
07-04-2023
14-04-2023
LEE 22/793
Bestuursrecht
Bodemzaak,Eerste aanleg - enkelvoudig

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een last onder dwangsom en het invorderingsbesluit. De last heeft betrekking op twee vaartuigen. Aanleiding voor de last was de ligplaats van die vaartuigen aan de noordoever van een openbaar vaarwater, hetgeen volgens verweerder in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening. Last onder dwangsom: deugdelijkheid; preventieve handhaving. Invorderingsbesluit: deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden; geen kwijtschelding.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 22/793


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen


[eiser] , uit [woonplaats] , eiser, voorheen handelend onder de naam [naam schip]

(gemachtigde: mr. I. van der Meer)

en

het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel

(gemachtigden: A.R. Visser en A. Haan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een last onder dwangsom.

1.1.

De last is opgelegd bij het primaire besluit gedateerd 23 juni 2021. De last heeft betrekking op twee vaartuigen. Het gaat om een klipper genaamd “ [naam schip] ”. Op het schip werden theatervoorstellingen uitgevoerd door het hele land. Het andere schip is een skûtsje (een tjalk gebouwd voor vrachtvervoer onder zeil op het binnenwater). Aanleiding voor de last was de ligplaats van die vaartuigen aan de noordoever van “ [naam vaarwater] ”, een openbaar vaarwater in [plaats] , ter hoogte van de [locatieaanduiding] .

1.2.

Met het bestreden besluit gedateerd 14 januari 2022 (bestreden besluit 1) op het bezwaar van eiser heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en na heroverweging geen aanleiding gezien om het primaire besluit te herroepen. Eiser heeft beroep ingesteld.

1.3.

Bij besluit gedateerd 7 juni 2022 is verweerder overgegaan tot invordering van dwangsommen tot een bedrag van € 2.500,–. Het beroep tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op dit besluit (bestreden besluit 2; artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht; Awb). Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Partijen hebben stukken ingediend en zijn in de gelegenheid gesteld om op elkaars stukken te reageren.

1.5.

Partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord. Geen van de partijen heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. De rechtbank heeft bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder in deze handhavingsprocedure rechtmatige besluiten heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. In de bijlage bij deze uitspraak is de wet- en regelgeving opgenomen die voor de beoordeling van belang is.

4. Tussen partijen is niet in geschil dat het [naam schip] inmiddels is verkocht en dat eiser niet langer de rechthebbende is.

De last onder dwangsom: formulering

5. Het primaire besluit is gehandhaafd in bestreden besluit 1. Daarom is de last van belang zoals die is geformuleerd in het primaire besluit. Die luidt als volgt.

“Besluit

Gelet op het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht gelasten wij u de overtreding van artikel 5:27 Algemene plaatselijke verordening Tytsjerksteradiel op te heffen. Dit kunt u doen door:

- de ingenomen ligplaats te verlaten en verlaten te houden; en

- de vaartuigen te verplaatsen naar een locatie waar het innemen van een ligplaats wel is toegestaan.

U dient de overtreding op te heffen binnen een termijn van twee dagen gerekend vanaf de datum van deze brief (begunstigingstermijn).”

6. Eiser stelt dat het niet zo is dat verweerder met een last onder dwangsom in algemene zin kan bepalen dat elke toekomstige locatie waar het schip ligt, tevens meteen een overtreding is waarop dezelfde last onder dwangsom ziet. Volgens eiser lijkt hiermee te worden geanticipeerd op eventuele toekomstige overtredingen. Hij wordt in een onmogelijke situatie gebracht, omdat hij niet vooraf kan voorzien op welke plekken binnen de gemeente het schip al dan niet mag liggen, aldus eiser.

6.1.

De rechtbank begrijpt het betoog van eiser aldus dat volgens hem de last ondeugdelijk is. De rechtbank overweegt als volgt.

6.1.1.

Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding (artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b., van de Awb).

6.1.2.

In zoverre is het niet uitgesloten dat verweerder de last oplegt om herhaling te voorkomen van overtreding van artikel 5:27, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Tytsjerksteradiel 2021 (APV). Voor zover de last strekt tot het verlaten en verlaten te houden van de ingenomen ligplaats, is die last naar het oordeel van de rechtbank niet ondeugdelijk. In zoverre faalt de beroepsgrond.

6.1.3.

Dat is anders voor zover de last strekt tot het verplaatsen van de vaartuigen naar een locatie waar het innemen van een ligplaats wel is toegestaan. Dit deel van de last ziet op (een) andere locatie(s) dan het deel van de noordoever van “ [naam vaarwater] ” waar het controlerapport, gedateerd 21 juni 2021 betrekking op heeft. In zoverre is naar het oordeel van de rechtbank sprake van preventieve handhaving (artikel 5:7 van de Awb). Verweerder heeft in zijn besluitvorming evenwel niet gemotiveerd dat het gevaar voor die andere overtreding(en) toen klaarblijkelijk dreigde. Dit deel van de last is daarom opgelegd in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb. In zoverre slaagt de beroepsgrond.

6.1.4.

De rechtbank zal het beroep tegen de last onder dwangsom gegrond verklaren. Zij zal bestreden besluit 1 gedeeltelijk vernietigen, voor zover daarbij de last is gehandhaafd die strekt tot het verplaatsen van de vaartuigen naar een locatie waar het innemen van een ligplaats wel is toegestaan.

Is er sprake van een overtreding?

7. Eiser stelt dat, op grond van het Bestemmingsplan [plaats] enkel sprake is van een gebruiksverbod als genoemd in artikel 28.3 (bestemming “Water”) voor:

- recreatievaartuigen voor permanente bewoning;

- liggelegenheid voor recreatievaartuigen;

- ligplaats voor woonschepen en

- ligplaats voor recreatiewoonschepen.

Volgens hem is het [naam schip] geen van alle. Het is een varend theater en het bestemmingsplan kent geen gebruiksverbod van het water, gericht op schepen die bedrijfsmatig worden geëxploiteerd. Hij verbindt daaraan de conclusie dat geen sprake is van overtreding van artikel 5:27 van de APV, omdat het bestemmingsplan het innemen van een ligplaats met dit type schip niet verbiedt.

7.1.

De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond faalt. Daartoe overweegt zij als volgt.

7.1.1.

De rechtbank stelt vast dat verweerder aan de last onder dwangsom uitsluitend ten grondslag heeft gelegd dat eiser het verbod heeft overtreden dat is neergelegd in artikel 5:27, eerste lid van de APV. Aan de besluitvorming ligt niet ten grondslag dat eiser de regels van het Bestemmingsplan [plaats] 2013 heeft overtreden (www.ruimtelijkeplannen.nl, [IMRO-nummer] ; het bestemmingsplan).

7.1.2.

Het standpunt van eiser komt er op neer dat artikel 5:27, eerste lid van de APV alleen zou kunnen worden overtreden als tegelijkertijd wordt gehandeld in strijd met een gebruiksregel neergelegd in de planregels voor de relevante bestemming, in dit geval “Water”. Artikel 5:27, eerste lid, van de APV biedt evenwel geen aanknopingspunten voor een dergelijke lezing. Weliswaar kán bij een geldend bestemmingsplan worden bepaald dat het verbod niet van toepassing is, maar als – zoals in het onderhavige geval – de bestemmingsplanwetgever daartoe niet is overgegaan, dan betekent dat niet dat artikel 5:27, eerste lid, van de APV niet door middel van bestuursdwang handhaafbaar zou zijn.

Is eiser de overtreder?

8. Tussen partijen is niet in geschil dat de plek waar het schip lag niet is aangewezen als ligplaats in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening en dat de ligplaats niet bij geldend bestemmingsplan is aangewezen als haven (artikel 5:27, tweede lid, aanhef en onder a., van de APV). Evenmin is in geschil dat verweerder het verbod niet op grond van artikel 5:27, derde lid, van de APV, buiten toepassing heeft verklaard voor de categorie vaartuigen, waartoe de klipper en het skûtsje behoren (artikel 5:27, tweede lid, aanhef en onder b., van de APV). Daaruit volgt dat eiser artikel 5:27, eerste lid van de APV heeft overtreden.

Het invorderingsbesluit

9. Hiervoor is geoordeeld dat de rechtbank het dwangsombesluit gedeeltelijk zal vernietigen, voor zover daarbij de last is gehandhaafd die strekt tot het verplaatsen van de vaartuigen naar een locatie waar het innemen van een ligplaats wel is toegestaan. Dat betekent dat de constateringen die zijn gedateerd 23 november 2021, 21 januari 2022, 28 januari 2022 en 11 februari 2022 – juridisch bezien – nieuwe overtredingen betreffen, omdat het gaat om andere locaties. Verweerder heeft voor die nieuwe overtredingen geen voorafgaande last onder dwangsom opgelegd. In zoverre is verweerder niet bevoegd om bij eiser die dwangsommen in te vorderen.

10. Uit de vorige rechtsoverweging volgt dat de rechtbank moet beoordelen of verweerder dwangsommen kon invorderen voor de gedragingen waar de controlerapporten van 5 en 24 juli 2021, 5 en 12 augustus 2021 en 20 en 25 oktober 2021 betrekking op hebben.

11. Eiser voert aan dat het vaste jurisprudentie is dat aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag behoort te liggen. Hieruit volgt dat de overlegde controlerapporten dienen te bewijzen dat eiser niet heeft voldaan aan de last zoals hem op 23 juni 2021 is opgelegd, aldus eiser.

Hij stelt primair dat hij heeft voldaan aan de hem opgelegde last. Volgens hem strekt de last enkel tot het niet langer in strijd met artikel 5:27 van de APV innemen van een ligplaats en strekt de last dus niet tot het ankeren [de rechtbank leest: het niet-ankeren]. Hij verbindt daaraan de conclusie dat de controlerapporten enkel bewijzen dat hij juist wel heeft voldaan aan de hem opgelegde last. Subsidiair stelt eiser dat, voor zover de rechtbank van oordeel is dat de controlerapporten niet deugdelijk en controleerbaar vaststellen dat eiser heeft geankerd, op basis van de controlerapporten niet deugdelijk en controleerbaar kan worden vastgesteld dat hij een ligplaats heeft ingenomen. Hij wijst erop dat in de controlerapporten van 5 juli 2021 tot en met 23 november 2021 de toezichthouder niet stelt dat de klipper op enigerlei wijze verbonden is met de oever. Volgens eiser is een deel van de foto’s onscherp en/of van de verkeerde kant genomen, waardoor niet herleid kan worden of de klipper met de oever is verbonden. Hij wijst erop dat in meerdere rapporten exact dezelfde foto’s zijn opgenomen. Daardoor is het onduidelijk wanneer die foto’s precies zijn genomen. Het gaat dan om de rapporten van 12 augustus 2021, 20 en 25 oktober 2021. Daarbij komt dat de foto’s ongedateerd zijn, zodat zelfs niet is uitgesloten dat ze zijn genomen vóórdat de last onder dwangsom werd opgelegd. Voor zover het achterschip een enkele keer nabij de oever ligt, deed eiser dat tijdelijk om het schip te bevoorraden. Zoals de toezichthouder zelf schrijft, ligt het schip ook dan niet (verbonden) aan de oever, maar tijdelijk op korte afstand daarvan.

11.1.

De rechtbank oordeelt als volgt.

11.1.1.

Eiser wijst er terecht op dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar jurisprudentie tot uitdrukking heeft gebracht dat aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag moet liggen. Daarom moet de vaststelling of waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot de verbeurte van een dwangsom worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden moeten op een duidelijke wijze worden vastgelegd. Dat kan in een schriftelijk rapport, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gebruikt. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een stuk zijn vastgelegd, moet een inzichtelijke beschrijving worden gegeven van wat is vastgesteld of waargenomen (vgl. rov. 5.1. van ECLI:NL:RVS:2022:2177).

11.1.2.

De rechtbank stelt vast dat uitsluitend uit het controlerapport gedateerd 20 oktober 2021 valt op te maken dat met het [naam schip] ligplaats wordt ingenomen in strijd met de opgelegde last (zie foto 2 uit dat rapport). Weliswaar is niet uit te sluiten dat op dat moment het schip bevoorraad werd, maar daaruit volgt niet dat er geen dwangsom is verbeurd.

11.1.3.

Ten aanzien van de rapporten gedateerd 5 juli, 24 juli, 5 augustus en 12 augustus 2021 is de rechtbank van oordeel dat een inzichtelijke beschrijving van wat is vastgesteld of waargenomen ontbreekt. Foto’s die zijn genomen vanaf de landzijde ontbreken grotendeels, of daarop is niet te zien dat daadwerkelijk sprake is van het innemen van een ligplaats in de zin van artikel 1:1, aanhef en onder i., van de APV. Evenmin is op basis van die rapporten vast te stellen welke werkwijze is gebruikt. Informatie ontbreekt over de wijze waarop de waarnemingen zijn gedaan door de toezichthouder. Het is daarom zeer de vraag of de toezichthouder zelf heeft kunnen constateren dat daadwerkelijk sprake is van het innemen van een ligplaats in de zin van artikel 1:1, aanhef en onder i., van de APV. Niet is uit te sluiten dat die waarnemingen zijn gedaan vanaf de locatie waarop de foto’s zijn gemaakt. Onder deze omstandigheden is van een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden door de toezichthouder geen sprake geweest. Daarom had verweerder deze rapporten niet zonder meer aan zijn invorderingsbesluit ten grondslag kunnen leggen.

11.1.4.

Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2, het invorderingsbesluit, gegrond zal verklaren omdat dat is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Zij zal dat besluit gedeeltelijk vernietigen voor zover daarbij dwangsommen zijn ingevorderd vanwege de constateringen die zijn neergelegd in de rapporten van 5 juli, 24 juli, 5 augustus, 12 augustus, 23 november 2021 en 21 januari, 28 januari en 11 februari 2022.

11.1.5.

Het voorgaande betekend dat verweerder uitsluitend de constateringen die zijn neergelegd in het rapport van 20 oktober 2021 ten grondslag kon leggen aan het invorderingsbesluit. Die dwangsom, van € 250,–, is terecht ingevorderd.

12. Eiser heeft ter zitting naar voren gebracht dat, gelet op zijn omstandigheden, kwijtschelding van de dwangsom in de rede zou liggen. Daartoe heeft hij stukken overgelegd met betrekking tot zijn inkomsten.

12.1.

De rechtbank begrijpt dit betoog als een verzoek om, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b., van de Awb, zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en de hoogte van het in te vorderen bedrag lager vast te stellen dan € 250,–. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om – zelf voorziend – de dwangsom vast te stellen op een bedrag lager dan € 250,–. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

12.2.

Vooropgesteld moet worden dat de dwangsom van rechtswege is verbeurd door de overtreding van de last. De vaststelling bij invorderingsbeschikking dat en tot welk bedrag dit is geschied, is nodig om de geldschuld te kunnen invorderen, maar doet die geldschuld niet ontstaan.

12.3.

Bij een besluit omtrent invordering van een verbeurde dwangsom, dient aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht te worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt kan worden gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Awb. Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Het ligt op de weg van de overtreder om dergelijke omstandigheden onder de aandacht van het bestuursorgaan te brengen (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 115).

12.4.

Het bestuursorgaan hoeft bij een besluit omtrent invordering van de verbeurde dwangsom in beginsel geen rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder. De draagkracht van de overtreder kan immers in de regel pas in de executiefase ten volle worden gewogen en, indien hierover een geschil ontstaat, is de civiele rechter, die belast is met de beslechting daarvan bij uitstek in de positie hierover een oordeel te geven. Voor een uitzondering op dit beginsel bestaat slechts aanleiding, indien evident is dat de overtreder gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn de verbeurde dwangsommen (volledig) te betalen. Op de overtreder rust de last aannemelijk te maken dat dit het geval is. Hij dient daartoe zodanige informatie te verstrekken dat een betrouwbaar en volledig inzicht wordt verkregen in zijn financiële situatie en de gevolgen die het betalen van de verbeurde dwangsommen zou hebben.

12.5.

De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Als zij dat zou doen, dan moet zij dat doen op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de uitspraak. Door eiser is evenwel geen inzicht verschaft in zijn recente inkomsten. Evenmin is inzicht verschaft in de (besteding van de) opbrengsten van de verkoop van het schip. De rechtbank stelt vast dat er geen informatie is verstrekt op basis waarvan een betrouwbaar en volledig inzicht kan worden verkregen in de financiële situatie van eiser en de gevolgen die het betalen van de verbeurde dwangsommen zou hebben.

Griffierecht en proceskosten

13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De griffier heeft een griffierecht geheven van € 365,–.

14. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,– omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden, omdat geen verzoek is gedaan zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder deze vergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond;

- vernietigt bestreden besluit 1 gedeeltelijk, voor zover daarbij de last is gehandhaafd die strekt tot het verplaatsen van de vaartuigen naar een locatie waar het innemen van een ligplaats wel is toegestaan;

- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond;

- vernietigt bestreden besluit 2 gedeeltelijk, voor zover daarbij dwangsommen zijn ingevorderd vanwege de constateringen die zijn neergelegd in de rapporten van 5 juli, 24 juli, 5 augustus, 12 augustus, 23 november 2021 en 21 januari, 28 januari en 11 februari 2022;

- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,– (driehonderdvijfenzestig euro) aan eiser moet vergoeden;

- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,– (zegge: zestienhonderd vierenzeventig euro) aan proceskosten aan de gemachtigde van eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2023.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 5:2

1. In deze wet wordt verstaan onder:

a. bestuurlijke sanctie: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak;

b. herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;

c. […]

2. […]

Artikel 5:7

Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.

Artikel 5:32

1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

2-3. […]

Artikel 5:32a

1. De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.

2. Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

Artikel 5:39

1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.

2-4. […]

Artikel 7:12

1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.

2-4. […]

Artikel 7:15

1. […]

2. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

3-5. […]

Artikel 8:72

1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.

2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.

3. De bestuursrechter kan bepalen dat:

a. […]

b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.

4-6. […]

Artikel 8:74

1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, houdt de uitspraak tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door het bestuursorgaan.

2. […]

Artikel 8:75

1. De bestuursrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar […] redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid […] zijn van toepassing. […] Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

2. In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van een partij aan wie ter zake van het beroep bij de bestuursrechter, het bezwaar […] een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

Gemeentewet

Artikel 125

1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.

3-4. […]

Algemene plaatselijke verordening Tytsjerksteradiel 2021 (Gemeenteblad 2021, 479956)

Artikel 1:1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. aanleggen: het afmeren en vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk wordt gebruikt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

b-h. […]

i. innemen ligplaats: het afmeren en vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aaneen ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

j-q. […]

Artikel 5.27

1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee ligplaats in te nemen.

2-7. […]

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.