1.1.
In oktober 2018 heeft eiseres twee percelen aangekocht inclusief de daarbij behorende opstallen, gelegen aan de [projectlocatie] . De percelen zijn kadastraal bekend [kadastrale gemeente] , [kadastraal perceel 1] en [kadastraal perceel 2] .
1.2.
De aanvraag 2019 ziet op het volgende.
Op [kadastraal perceel 1] :
a. een gebouw met logiesverblijven, twintig paardenboxen, kantine en receptie (bedrijfsgebouw 1);
b. een gebouw met 60 logiesverblijven en opslagruimte, stalling, (bedrijfsgebouw 2);
c. 41 parkeerplaatsen.
Op [kadastraal perceel 2] :
d. een niet-overdekte paardenbak;
e. een longeercirkel en
f. een mestplaat met toebehoren.
1.3.
De aanvraag 2019 is behandeld op basis van de uitgebreide voorbereidingsprocedure (van § 3.3. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; Wabo). Eiseres en de derde-partijen hebben zienswijzen naar voren gebracht bij verweerder. Verweerder heeft daarop gereageerd in de nota van zienswijzen.
2. Bij besluit van 13 november 2020 heeft verweerder geweigerd omgevingsvergunning te verlenen, gelet op artikel 2.1, 2.10 en 2.13 van de Wabo. Het gaat om de volgende activiteiten:
a. bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, sub a., van de Wabo);
b. handelen in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, lid 1, sub c., van de Wabo),
c. brandveilig gebruiken van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, sub d., van de Wabo).
De nota van zienswijzen is als bijlage bij het weigeringsbesluit gevoegd en maakt daarvan deel uit. Daaruit is het volgende citaat afkomstig.
“Ad 2. Bouwbesluit
32. Het college heeft geconstateerd dat het plan noch aan de eisen op grond van de brandveiligheid noch aan de overige eisen op grond van het Bouwbesluit 2012 voldoet. De inhoudelijke toets van de Brandweer Fryslân is bij het ontwerp-besluit gevoegd.
Uit deze toets blijkt, dat op een aanzienlijk aantal punten niet wordt voldaan aan de aannemelijkheidstoets die inhoudt dat aan de eisen voor brandveiligheid kan worden voldaan. […]
33. Dat de aanvraag in strijd is met het Bouwbesluit 2012 is niet in geding.
[…]
Het college benadrukt dat er niet is voldaan aan de aannemelijkheidstoets, zoals blijkt uit de bij het ontwerp-besluit gevoegde bijlagen, maar ook dat het niet zelf mag invullen hoe de uitvoering van onderdelen van het project bedoeld zou kunnen zijn.
[…]”
2.1.
De rechtbank begrijpt uit het bestreden besluit, gelezen in samenhang met de nota van zienswijzen, dat de omgevingsvergunning mede is geweigerd omdat volgens verweerder de weigeringsgrond genoemd in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a., van de Wabo van toepassing is.
2.2.
De algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a., van de Wabo is het Bouwbesluit 2012.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. In deze zaak gaat het om een project als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Als het bevoegd gezag, in dit geval verweerder, een aanvraag voor een dergelijk project ontvangt dan moet hij de aanvraag toetsen aan artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo bevat een zogenoemd “limitatief-imperatief stelsel”. Verweerder moet beoordelen of zich één of meer van de weigeringsgronden uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo voordoen. Als dat het geval is, dan moet hij weigeren om een omgevingsvergunning te verlenen. Verweerder heeft dan geen ruimte om een belangenafweging te maken.
5. De Brandweer Fryslân heeft bij rapportage gedateerd 10 juli 2019 advies uitgebracht over de aanvraag 2019. Daaruit is het volgende citaat afkomstig.
“Artikel 2.68 Buitenoppervlak
Toetsniveau: 3
Toelichting
In de rapportage van cbra wordt bij 3.4.2 aangegeven dat de materialen aan de buitenzijde dienen te voldoen aan brandklasse D. Om brandoverslag naar de aangrenzende compartimenten te voorkomen wordt met de NEN 6068 gerekend met brandklasse B. De toegepaste materialen aan de buitenlucht dienen te voldoen aan deze brandklasse B. Dit dient tevens in de rapportage te worden aangepast. Voor uitvoering van de werkzaamheden dient te worden aangetoond hoe aan deze eis voldaan gaat worden.”
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag 2019 niet voldoet aan het bepaalde in artikel 2.68 van het Bouwbesluit 2012.
7. Gelet op het limitatief-imperatief stelsel behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking. Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank op dat zij in de uitspraak van heden, in de zaak LEE 21/710, wél toekomt aan de toetsing aan het bestemmingsplan "Herstelbesluit [projectlocatie] " ( [identificerend IMRO-kenmerk] , www.ruimtelijkeplannen.nl).