uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 april 2023 in de zaak tussen
[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker
en
de Korpschef van de Politie eenheid Noord-Nederland, hierna te noemen: de korpschef
(gemachtigden: C.M. Hoogeveen en B. Benedick).
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de korpschef om verzoekers jachtakte in te trekken en de aanvraag van een (nieuwe) jachtakte af te wijzen.1
1.1.
De korpschef heeft dit besluit op 30 maart 2023 genomen. Verzoeker heeft hiertegen op 6 maart 2023 (toen het besluit nog niet was genomen) en 13 april 2023 administratief beroep ingesteld. Op die data heeft verzoeker ook om een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter beschouwt de verzoeken als één, tijdig gedaan, verzoek om een voorlopige voorziening, met zaaknummer LEE 23/1085.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 april 2023 en 19 april 2023 op zitting behandeld. Op 13 april 2023 is het onderzoek geschorst, omdat verzoeker niet op de voorgeschreven wijze voor de zitting was uitgenodigd, waarna het onderzoek op 19 april 2023 is hervat. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigden van de korpschef.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Verzoeker heeft – samengevat weergegeven – aangevoerd dat het besluit van de korpschef in strijd is met het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel in samenhang met het motiveringsvereiste.
3. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorlopige voorzieningenprocedure is immers een spoedprocedure die alleen kan worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor de betrokkene niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of (administratief) beroepschrift.2 Van zo’n spoedeisend belang is onder meer sprake als er een onomkeerbare situatie dreigt.
3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft. Op zitting is gebleken dat verzoeker voor zijn inkomen niet afhankelijk is van de jachtakte. Verder heeft verzoeker zijn wapens al voor het besluit van 30 maart 2023 overgedragen aan een andere jager. De omstandigheid dat verzoeker van drie boeren velden huurt en de jachtakte nodig heeft om op die velden mogelijke schade door ganzen te bestrijden, ter bescherming van de gewassen, maakt ook niet dat sprake is van een spoedeisend belang. Het zijn immers niet verzoekers eigen velden die beschermd moeten worden en bovendien is verzoeker in overleg met de betrokken boeren, om een andere jager als hoofdjager aan te laten wijzen. Tot slot begrijpt de voorzieningenrechter dat het besluit van 30 maart 2023 voor verzoeker ingrijpend is, maar hij is van oordeel dat hieraan geen spoedeisend belang kan worden ontleend.
4. Ook als er geen spoedeisend belang is, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als het besluit van 30 maart 2023 evident onrechtmatig is. Daarvan is sprake als zonder diepgaand onderzoek naar de feiten of het recht moet worden betwijfeld of het standpunt van de korpschef juist is.
4.1.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om op dit moment te twijfelen aan het standpunt van de korpschef. Het staat vast dat verzoeker op 20 oktober 2022 door de politierechter in deze rechtbank is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren waarvan 100 uren voorwaardelijk voor sociale zekerheidsfraude.3 Dat op zichzelf wordt ook niet door verzoeker betwist. Er kan in dit geval een discussie worden gevoerd over de vraag of de korpschef voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, maar dat vraagt een diepgaander onderzoek. Daar leent deze procedure zich niet voor. Het besluit van 30 maart 2023 is niet evident onrechtmatig.
Conclusie en gevolgen
5. Gelet op het voorgaande, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat het besluit van de korpschef van 30 maart 2023 niet wordt geschorst. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
1 op grond van artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c en d en artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a van de Wet natuurbescherming
2 artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht