Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2023:3033

Rechtbank Noord-Nederland
21-07-2023
25-07-2023
LEE 23/2498 en LEE 23/2499
Omgevingsrecht
Voorlopige voorziening+bodemzaak

Last onder dwangsom staken duikactiviteiten in vijver hotel. Eiser is ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Rechtbank passeert dat gebrek met 6:22 Awb. Verder heeft eiser geen gronden heeft aangevoerd. Eiser betwist niet dat de door hem verrichte activiteiten in strijd met het bestemmingsplan zijn. Hierdoor staat vast dat er sprake is van een overtreding en dat het college bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 23/2498 en 23/2499


uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser]

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld, het college

(gemachtigde: M. Groen).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde] (derde-partij)

(gemachtigde: mr. A. van Lohuizen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser inzake de last onder dwangsom om de duikactiviteiten in de buitenvijver van [hotel] aan [adres] te staken. De voorzieningenrechter is na afloop van de zitting tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Daarom beslist zij ook op het beroep van eiser tegen het besluit van het college op het door derde-partij gemaakte bezwaar tegen de last. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

1.1.

Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

1.2.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of het college terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd aan eiser om de duiklessen en - activiteiten en de cursus “Auto te water” in de buitenvijver van [hotel], te staken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4. Eiser heeft een duikschool en organiseert duikactiviteiten en de hiervoor vermelde cursus “Auto te water” in de vijver van het hotel aan [adres].

4.1.

Derde-partij woont aan [adres] en ervaart overlast van de activiteiten in de vijver. Hij heeft het college op 23 september 2021 verzocht om handhavend op te treden.

4.2.

Het college heeft op 18 oktober 2021 een vooraankondiging van sancties verzonden naar eiser vanwege strijdigheid met het bestemmingsplan. Het perceel waarop eiser zijn activiteiten organiseert ligt binnen het bestemmingsplan ‘Lhee, Eemster en Geeuwenbrug’ en heeft daarin de bestemming ‘Horeca-1’. Het college heeft geconstateerd dat eiser minimaal 16 lessen gepland heeft en daarnaast nog de mogelijkheid biedt voor lessen voor groepen op vrijdagavond. Het terrein waarop de activiteiten van eiser plaatsvinden is afgesloten met een schutting ten behoeve van de duiklessen en daardoor permanent aan de horecafunctie onttrokken. Het college heeft eiser verzocht de activiteiten te staken voor 15 november 2021.

4.3.

Het college heeft op 13 december 2021 en 25 april 2022 gesprekken gevoerd met eiser over zijn activiteiten.

4.4.

Het college heeft het verzoek om handhaving op 26 juli 2022 afgewezen omdat de duikactiviteiten geen strijd opleveren met het bestemmingsplan. De activiteiten worden op diverse plaatsen gegeven, hebben een vrij incidentele frequentie en zijn ingebed in de horeca-activiteiten van het hotel. Derde-partij heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit.

4.5.

Het college heeft in zijn beslissing op bezwaar van 10 mei 2023 overwogen dat toch handhavend wordt opgetreden omdat de duikactiviteiten in strijd met het bestemmingsplan zijn. Het college heeft een last onder dwangsom opgelegd aan eiser. Die last luidt:

“U dient de duiklessen en - activiteiten in de buitenvijver en “Auto te water” te staken. Als u dit voortzet verbeurt u een dwangsom van € 2.000,00 per constatering, tot een maximum van € 10.000,00.

U krijgt vier weken de tijd om de activiteiten te staken.”

4.6.

Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld (LEE 23/2499).

4.7.

Eiser heeft op 7 juni 2023 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend om het strijdige gebruik toe te staan. Eiser heeft op 8 juni 2023 verzocht om de overtreding te gedogen. Het college heeft op 28 juni 2023 verzocht om de aanvraag om omgevingsvergunning aan te vullen.

4.8.

Eiser heeft op 15 juni 2023 een verzoek om voorlopige voorziening gedaan (LEE 23/2498).

4.9.

Het college heeft op 22 juni 2023 toegezegd dat er geen controles plaatsvinden op de naleving van de last onder dwangsom totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

5. Eiser vraagt om een voorziening omdat de behandeling van zijn beroep lang kan duren en er voor de komende periode meerdere brandweerkorpsen uit Drenthe zijn die zich voor trainingen hebben ingeschreven. In zijn beroepsschrift voert hij aan dat de procedure voorafgaand aan het besluit niet goed is verlopen. Eiser is niet op de hoogte gehouden van een openbare hoorzitting waarin onjuiste en onvolledige informatie is verstrekt.

5.1.

Het college stelt zich op het standpunt dat eiser per abuis niet is gehoord in de bezwaarfase maar dat er in 2021 wel gesprekken gevoerd zijn met eiser. Het horen van eiser had weinig kunnen veranderen aan het bestreden besluit. Het college staat positief tegenover de aanvraag om omgevingsvergunning en het verzoek om de overtreding te gedogen, maar zal pas tot gedogen overgaan als de aanvraag om omgevingsvergunning volledig is.

5.2.

De rechtbank is van oordeel dat het college eiser ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord.

Op grond van artikel 7:2 van de Awb moet het college, voordat het op een bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid stellen te worden gehoord. Daarvan kan alleen worden afgezien in een beperkt aantal gevallen. Het horen in de bezwaarprocedure is erop gericht om nadere informatie te verkrijgen, zodat het bestuursorgaan over alle relevante feiten en omstandigheden beschikt om een volledige heroverweging van het bestreden besluit te kunnen verrichten.
Op grond van artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Omdat het verzoek om handhaving zag op activiteiten van eiser, moet eiser worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit van 26 juli 2022.
Uit de stukken is gebleken dat op 26 januari 2023 een hoorzitting bij de commissie van advies voor bezwaarschriften van de gemeente Westerveld heeft plaatsgevonden waarin het bezwaarschrift van derde-partij tegen het primaire besluit van 26 juli 2022 is behandeld. Eiser is niet bij deze hoorzitting aanwezig geweest en heeft ten onrechte ook geen uitnodiging ontvangen om bij deze hoorzitting aanwezig te zijn. De gesprekken in 2021 kunnen niet gelijk worden gesteld met het horen omdat het besluit tot afwijzing van het verzoek om handhaving nog niet was genomen op dat moment. Dat het horen van eiser weinig had kunnen veranderen aan het besluit van 10 mei 2023, wat daar ook van zij, laat onverlet dat eiser in de gelegenheid gesteld had moeten worden om te worden gehoord.

5.2.1.

Omdat het college eiser niet in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord, is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter gaat aan dit gebrek voorbij met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Het is niet aannemelijk dat eiser door schending van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht is benadeeld. Eiser is in deze procedure bij de rechtbank, zowel schriftelijk als mondeling, voldoende in de gelegenheid gesteld zijn standpunt naar voren te brengen, zodat aannemelijk is dat hij door het afzien van het horen in de bezwaarprocedure niet is benadeeld.

De rechtbank betrekt daarbij ook dat eiser verder geen gronden heeft aangevoerd tegen het besluit van 10 mei 2023. Eiser betwist niet dat de door hem verrichte activiteiten in strijd met het bestemmingsplan zijn. Hierdoor staat vast dat er sprake is van een overtreding en dat het college bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen. Dat tijdens de hoorzitting mogelijk onjuiste informatie is verstrekt over vergroting van de vijver en de aanwezigheid van luidsprekers, doet niet af aan het feit dat de activiteiten die eiser organiseert, in strijd zijn met het bestemmingsplan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de last onder dwangsom terecht heeft opgelegd. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het college moet wel het griffierecht voor beide zaken aan eiser vergoeden. Dit omdat eiser genoodzaakt was om in beroep te gaan vanwege het geconstateerde gebrek in de voorbereiding van het bestreden besluit. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- verklaart het beroep met kenmerk LEE 23/2499 ongegrond;

- wijst het verzoek om voorlopige voorziening met kenmerk LEE 23/2498 af;

- bepaalt dat het college het griffierecht van € 368,- aan eiser moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2023.

griffier

voorzieningenrechter

(de voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen)

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.