Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2023:3121

Rechtbank Noord-Nederland
26-07-2023
31-10-2023
C/17/183247 / HA ZA 22-79
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Op tegenspraak

Geen onzorgvuldig onderzoek.

Geen onrechtmatig handelen.

Delen van rapport met derden niet onrechtmatig.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaaknummer / rolnummer: C/17/183247 / HA ZA 22-79

Vonnis van 26 juli 2023

in de zaak van

[A] ,

wonende te [plaats] ,

eiseres,

advocaat mr. I. Roos te Amsterdam,

tegen

de stichting

STICHTING REGIECENTRUM BESCHERMING EN VEILIGHEID,

gevestigd te Leeuwarden,

gedaagde,

advocaat mr. J.A. de Clerck te Utrecht.

Partijen zullen hierna [A] en Veilig Thuis genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 15 juni 2022;

  • -

    het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 november 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 7 september 2020 heeft Veilig Thuis een telefonische melding van [A] ontvangen, waarin [A] haar zorgen uitte over de situatie van haar moeder, mevrouw [moeder] (hierna te noemen: [moeder] ). [A] heeft tijdens het telefoongesprek aangegeven dat [moeder] psychisch werd mishandeld door de twee broers van [A] , te weten [B] en [C] , en door de zus van [A] , genaamd [D] .

Voorts heeft [A] in de door haar opgestelde open particuliere zorgmelding aan Veilig Thuis geschreven, voor zover van belang:

"(…) In een periode van vijf weken is mijn goede relatie met mijn moeder volledig verstoord. Dat is gebeurd tijdens de tijdelijke opname van mijn moeder in het verzorgingshuis Lycklama Stins in Wolvega. Hierbij heeft de intern wijkverpleegkundige een kwalijke rol gespeeld, welke ik hier buiten beschouwing laat. Mijn broers en zus hebben de goede relatie moeder-dochter volledig stuk gemaakt, met eigen belang als motivatie.

Manipulatie:

(…)

Mijn moeder wilde zo lang mogelijk thuis blijven wonen. (…) Toen ze een keer viel (…) moest ze wel naar het verzorgingshuis. In het verzorgingshuis is er door mijn broer [C] en zus [D] van alles aan gedaan om het contact tussen mij en mijn moeder te ondermijnen. (…) Ik kreeg op een gegeven moment geen informatie meer en ik had het idee dat een wijkverpleegkundige van het verzorgingshuis en mijn broer en zus samenwerkten om mij buitenspel te zetten, waarschijnlijk met als doel om mijn moeder blijvend op te nemen. (…)

(…) Ze hebben mijn moeder gedwongen brieven te ondertekenen en te schrijven waarin ze schrijft dat ze geen enkel contact meer met mij wil, tenzij ik mijn klacht intrek. Ik had een klacht ingediend tegen de instelling over het buitensluiten van mij. Mijn klacht is gebruikt om een wig te drijven tussen mijn moeder en mij. Kennelijk is het intrekken van de klacht enorm belangrijk. In de klacht toon ik aan dat er een samenwerking/samenzwering was tussen mijn familie en de wijkverpleegkundige.

(…)."

2.2.

De medewerker van Veilig Thuis heeft de melding geclassificeerd als een vermoeden op een structureel onveilige situatie, waarbij nader onderzoek nodig is.

2.3.

Op 17 september 2020 heeft een Multi Disciplinair Overleg (hierna te noemen: MDO) plaatsgevonden, waarbij de aanpak van het onderzoek werd besproken in aanwezigheid van de onderzoeker, mevrouw [de onderzoeker] (hierna te noemen: [de onderzoeker] ), de medewerker die de melding had aangenomen, mevrouw [E] , en een gedragswetenschapper, mevrouw [de gedragswetenschapper] (hierna te noemen: [de gedragswetenschapper] ). Er werd afgesproken dat er navraag zou worden gedaan bij [moeder] zelf. Ook zou er met alle kinderen worden gesproken en zou er contact worden gezocht met de huisarts en de andere betrokken zorgverleners.

2.4.

Op 7 oktober 2020 heeft de rechtbank Noord-Nederland beschikking gewezen in een door [A] aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure, waarin [A] had verzocht om ondercuratelestelling met bewindvoering ten behoeve van [moeder] . In de beschikking staat als standpunt van [moeder] vermeld:

"Zij zegt dat ze goed in staat is om haar eigen beslissingen te nemen. Na een valpartij in mei 2020 is betrokkene op haar eigen verzoek enige tijd opgenomen geweest in Lycklama Stins, maar inmiddels woont zij weer thuis. Van manipulatie door haar (andere) kinderen is volgens betrokkene geen sprake. Verzoeker bemoeit zich de hele tijd met haar en wil niets overleggen met de andere kinderen. Betrokkene wil dat niet meer en daarom heeft zij in een brief aan verzoeker laten weten voorlopig geen contact meer te willen. Op de zitting heeft betrokkene benadrukt dat zij zelfstandig haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke zaken wil regelen. (…)."

2.5.

In voornoemde procedure is namens [moeder] een medische verklaring in het geding gebracht, waarin staat dat de arts van oordeel is dat [moeder] zeer helder is, goed kan verwoorden waar het om draait en niet gemakkelijk te beïnvloeden is. De kantonrechter heeft in de beschikking geoordeeld dat er geen aanleiding is tot een ondercuratelestelling en heeft de verzoeken afgewezen.

2.6.

Op 21 oktober 2020 is [de onderzoeker] bij [moeder] op huisbezoek geweest. In het verslag van dit gesprek, opgenomen in de door [de onderzoeker] opgestelde rapportage van Veilig Thuis Friesland van 10 november 2020 (hierna te noemen: de rapportage), staat onder meer vermeld:

"(…)

Mevrouw heeft zich geschaamd over de opstelling van haar dochter [A] ten opzichte van de zorg. [A] heeft allerlei klachten ingediend (tot aan het tuchtcollege toe) terwijl mevrouw zeer tevreden was over de zorg. (…) Omdat de spanningen tussen [A] en de andere kinderen hoog opliepen en het tehuis veel problemen had met [A] , had mevrouw zoveel psychische spanningen dat het heel slecht met haar ging. (…) Mevrouw is duidelijk verdrietig over de situatie. Zij is erg teleurgesteld over het feit dat [A] haar naar de rechtbank "gesleept" heeft om een gerechtelijke machtiging te verkrijgen. (…) Bij de rechter heeft zij aan kunnen tonen dat zij volledig toerekeningsvatbaar is en dat zij rust wil en dat kan alleen door afstand tot dochter [A] . Zij wenst voorlopig geen contact met haar dochter [A] . Maar [A] beticht de andere kinderen van allerlei zaken die niet waar zijn. (…) Volgens mevrouw heeft zij [A] proberen duidelijk te maken dat zij afstand en rust wil maar [A] houdt zich nergens aan. (…) Haar dochter heeft tot voor 3 jaar gedurende ongeveer 10 jaar geen contact gehad met de familie. (…) Sinds haar terugkomst is zij tot wel 3 keer per week bij moeder (…) geweest en heeft zich op alle gebieden als mantelzorger opgesteld. Mevrouw heeft zich dat laten aanleunen, omdat ze het wel prettig vond zaken aan haar dochter over te laten, ook al was dit onnodig. Achteraf gezien is de bemoeizorg van [A] niet oké geweest en heeft zij van mevrouw zaken overgenomen die mevrouw zelf kan en waar zij ook zelf weer over wil beslissen. Blijkbaar accepteert [A] dat niet.

Dochter [A] beticht de andere kinderen en ook kleinkinderen van zaken die niet terecht zijn. Mevrouw wil echt dat dit ophoudt. Zij voelt zich niet meer vrij in haar eigen huis door de opstelling van dochter [A] . [A] komt op onverwachte momenten achterom en intimideert mevrouw. Zo heeft zij de telefoon van mevrouw afgepakt en haar tot een gesprek gedwongen, maar mevrouw heeft haar lippen op elkaar geklemd. Dit incident heeft veel impact op mevrouw gehad en zij heeft zich hierbij onveilig gevoeld.

[A] intimideert ook de thuiszorg. Daarom heeft de thuiszorg geëist dat er geen van de kinderen aanwezig mag zijn ten tijde van het zorgmoment. (…)

Mevrouw woont graag waar zij nu al 46 jaar woont. Ze heeft een goede buurt en een leuk sociaal netwerk. Mensen om haar heen houden een oogje in het zeil. De deur gaat op slot om [A] te verhinderen dat ze ongevraagd naar binnen komt. (…)

Kortom, mevrouw hoopt dat [A] eindelijk ophoudt en loslaat. Mevrouw vindt dat het goed gaat met haar en heeft alleen spanningen en verdriet door de opstelling van [A] ."

2.7.

In de rapportage staat voorts vermeld dat [de onderzoeker] op 27 oktober 2020 telefonisch heeft gesproken met [C] en [B] . In de verslagen van die gesprekken staat - kort gezegd - vermeld dat [C] en [B] het relaas van [moeder] kunnen bevestigen. Met [D] heeft [de onderzoeker] tussen 22 oktober 2020 en 10 november 2020 per e-mail gecorrespondeerd. In de rapportage staat vermeld dat ook [D] heeft bevestigd dat [A] heeft geprobeerd om het leven van haar moeder te beheersen en dat [A] het niet accepteerde dat [A] de grip daarop verloor.

2.8.

Op 22 oktober 2020, na het gesprek met [moeder] , heeft [de onderzoeker] telefonisch contact opgenomen met [A] om haar te informeren over de stand van zaken van het onderzoek. Tijdens dat gesprek heeft [de onderzoeker] aangegeven dat de eigen verklaring van [moeder] diametraal anders was dan hetgeen [A] in haar melding had geschetst. Dezelfde dag heeft [A] een e-mail aan [de onderzoeker] verzonden, waarin [A] heeft geschreven:

"Ik wil u n.a.v. ons telefoongesprek nog enige toelichting geven op de reacties van mijn moeder. Mijn moeder reageert op deze manier, omdat ze alleen maar de informatie heeft gekregen van de andere kinderen (en eerder ook van de medewerkers van Liante). Op basis van die informatie heeft ze haar standpunt ingenomen (…).

(…)

De boosheid van mijn moeder naar mij toe is niet gelijk na de crisisopname ontstaan, maar pas na 5 of 6 weken. Ze schrijft in haar brieven aan mij: "mocht je ooit nog contact met me willen zal je alle stappen die je zet in (DE KLACHT) moeten intrekken". De klacht is het cruciale punt in dit hele verhaal, omdat deze gaan over de samenzwering om mijn moeder definitief op te nemen. En dat mag mijn moeder niet horen".

2.9.

Op 25 oktober 2020 heeft [A] nog een e-mail aan [de onderzoeker] verzonden, waarin [A] heeft geschreven:

"Afgelopen week heb ik even kort gesproken met mevrouw [de onderzoeker] over het onderzoek bij mijn moeder. Uit het telefonische contact begrijp ik dat mevrouw [de onderzoeker] ervan uit gaat dat de situatie zoals die nu is, de wens is van mijn moeder. Ze wil rust en geen contact met mij. Ik krijg sterk de indruk dat mevrouw [de onderzoeker] mijn verhaal, dat ik opgestuurd heb, niet voldoende heeft begrepen om erachter te komen wat er nu precies aan de hand is. Wat mijn moeder vertelt zal "haar waarheid" zijn. De echte waarheid (tegen haar wil in permanent opgenomen worden in samenwerking met [X] van de instelling en dat ik dat heb weten tegen te houden) weet ze echter niet, omdat ze helemaal geïsoleerd is geweest en geen informatie van mij heeft gekregen.

(…)

Mijn moeder en de anderen, zullen net als in de rechtbank, allerlei onwaarheden vertellen. Deze onwaarheden zal ik in hoger beroep aan gaan tonen. Mevrouw [de onderzoeker] zegt dat mijn moeder voorlopig geen contact wil. Mijn moeder schrijft echter in haar brieven aan mij: "mocht je OOIT nog weer contact met me willen, zal je je klacht in moeten trekken". Alles draait om de klacht, dat is het "geheim" van de andere kinderen, omdat ze hebben samengespannen met [X] en mijn moeder dingen hebben laten doen in hun eigen belang. Ik ben van mening dat de andere kinderen het contact tussen mij en mijn moeder stuk hebben gemaakt, dit is oudermishandeling."

2.10.

Op 27 oktober 2020 heeft [A] opnieuw een e-mail aan [de onderzoeker] geschreven, waarin staat:

"We hebben elkaar vanmiddag telefonisch gesproken: dit was voor mij een prettig en verhelderend gesprek. Ik ben van mening dat de gedragsverandering van mijn moeder zo bizar is dat hier een psychiatrisch onderzoek naar moet komen. (…)

(…)

Ik begrijp van u dat u ook nog onderzoek gaat doen naar wat er binnen de instelling heeft plaatsgevonden. Wijkverpleegkundige [X] moet zich binnenkort voor het medisch tuchtcollege verantwoorden.

(…)."

2.11.

Op 30 oktober 2020 heeft de huisarts van [moeder] telefonisch gesproken met [de onderzoeker] . In de rapportage heeft [de onderzoeker] het volgende verslag van het gesprek opgenomen:

"(…)

De ha [de rechtbank: huisarts] kent mevrouw en dochter [D] reeds jaren.

Ook dochter [A] kent zij van voor de opname van P [de rechtbank: patiënte, [moeder] ] in verzorgingshuis Lycklama.

(…)

P heeft verlenging gekregen van de opname omdat zij veel stress en verdriet had over de gang van zaken met de kinderen. De huisarts had niet verwacht dat er zoveel problemen zouden komen voor mevrouw. Zij heeft altijd een goed contact gehad met P. P is een lieve vrouw die goed en zelfstandig functioneert. De huisarts begreep aanvankelijk dan ook niet waar de hoge bloeddruk van mevrouw vandaan kwam, achteraf gezien was dit mogelijk een gevolg van stress. Hoe dan ook, is het verblijf van P verlengd.

(…) P heeft de ha verteld dat zij voorlopig geen contact meer wenst met haar dochter [A] . De huisarts heeft een goed patiënten contact met mevrouw en wil dit zo houden en zich niet mengen in familie aangelegenheden.

En tijdens een visite bij de patiënt heeft de ha vastgesteld dat P angstig is en verdriet heeft over de gang van zaken. P functioneert goed in haar thuissituatie. De huisarts maakt zich alleen zorgen over het verdriet wat P heeft en hoopt dat er snel rust komt voor P."

2.12.

Op 2 november 2020 heeft [de onderzoeker] contact gehad met verzorgingshuis Lycklama/Linante (de rechtbank begrijpt: Liante). In de rapportage staat vermeld dat het verzorgingshuis het volgende heeft aangegeven:

"(…)

Tijdens de opname van [moeder] heeft (…) [A] op verschillende fronten klachten ingediend tegen de zorg: (cliëntenraad, inspectie, politie, CIZ, advocaat van Liante en nu dan de tuchtraad). De advocaat van Liante is een verweerschrift aan het schrijven. Liante betreurt de gang van zaken temeer omdat de zorg van het verblijf van [moeder] prima verlopen is. Zij hebben gezien dat [moeder] erg geleden heeft onder de kwalijke acties van haar dochter [A] . Liante heeft het gevoel ingezogen te zijn in een situatie waarin zij niets hebben kunnen veranderen. Volgens hen is het geëscaleerd op het moment dat [moeder] in eerste instantie aangegeven heeft haar andere dochter als eerste contactpersoon te willen in plaats van [A] . In een latere stadium is gekozen voor de oudste zoon. Dit heeft dochter [A] niet geaccepteerd. (…) Het lijkt erop dat [A] niet accepteert dat zij geen regie meer heeft over haar moeder, wat ook niet nodig is omdat [moeder] wilsbekwaam is.

(…)."

2.13.

Ook heeft [de onderzoeker] op 4 november 2020 contact gehad met de Thuiszorg. In de rapportage staat daarover vermeld:

"(…)

Thuiszorg zegt dat zij er voor de zorg van mevrouw zijn en willen te allen tijde buiten de familie perikelen blijven. Op basis daarvan is ook een aanvullende zorg overeenkomst opgesteld en met alle betrokken partijen besproken.

(…)."

2.14.

[de onderzoeker] heeft daarnaast navraag gedaan bij de politie. In de rapportage staat vermeld dat de politie op 9 november 2020 heeft aangegeven dat [moeder] zich op het politiebureau heeft gemeld, waarbij [moeder] heeft aangegeven geen enkel contact meer te wensen met [A] . Naar aanleiding daarvan heeft de politie [A] een PV (waarschuwing) afgegeven. Deze waarschuwing is een dringend advies aan [A] . Over het bezoek van [moeder] aan het politiebureau staat in de rapportage vermeld:

"De politie zag een zeer verdrietige vrouw die zelf duidelijk aan kan geven voorlopig geen contact meer met [A] te willen. Reden hiervoor is het feit dat [A] zoveel onrust teweegbrengt bij alle kinderen, waar moeder last van heeft. Moeder wil dat dit ophoudt. De politie ziet een zeer wilsbekwame oudere mevrouw die wel lichamelijke ongemakken heeft. Mentaal is er niets mis met mevrouw. (…)

Moeder zelf heeft de politie verteld dat haar dochter en haar partner laatst ongevraagd bij haar thuis binnengekomen zijn en haar telefoon afgepakt hebben. Dit onaangekondigde bezoek van [A] en haar partner heeft moeder als een soort gijzeling ervaren. [A] gaat heel ver om het contact met haar moeder te onderhouden.

(…)."

2.15.

Op 9 november 2020 heeft opnieuw een MDO plaatsgevonden. De conclusie en het advies van Veilig Thuis in de rapportage luidt als volgt:

"2.3 Visie medewerker Veilig Thuis n.a.v. de verzamelde informatie.

Het beeld wat de melder schetst namelijk dat moeder emotioneel mishandeld zou worden door haar twee zoons en dochter [D] wordt niet bevestigd. Wat wel uit het onderzoek naar voren komt is dat er sprake is van psychische mishandeling door de melder zelf. Veilig Thuis vindt dat het gedrag en de acties van de melder psychische schade oplevert voor moeder, [moeder] .

Voorbeelden hiervan zijn: dat melder ongevraagd en tegen de wens van moeder contact op blijft nemen (fysiek, telefoon, post), melder moeder onder druk zet, melder klachten indient tegen zorgverleners van moeder terwijl moeder tevreden is over de zorg, (…) melder de telefoon afneemt en melder bij de rechtbank een maatregel wilde afdwingen over het recht van wilsbeschikking van moeder. Het gedrag van de melder heeft geleid dat er ernstige strijd is tussen melder en de nadere [sic] kinderen. Het gevolg daarvan is dat moeder, (…), heel verdrietig is over de situatie, zij zich niet meer veilig voelt in haar eigen huis en wil dat dit stopt. De enige manier waarop dit zou lukken, is dat haar dochter [A] en haar partner op geen enkele wijze zelf contact opnemen. Als moeder er ooit zelf aan toe is, dan kan zij dat zelf laten weten.

Veilig Thuis heeft uit alle informatie niet vast kunnen stellen dat wat [moeder] aangeeft, haar eigen opvatting niet zou zijn.

3 Beantwoording onderzoeksvragen

Er is sprake van psychische ouderenmishandeling.

(…)

4. Besluit na onderzoek

4.1

Advies:

Veilig Thuis adviseert aan [moeder] dat:

- Indien de melder mevrouw lastig blijft vallen, zij de politie kan bellen volgens afspraak

- Wanneer de melder de wens van haar moeder om geen contact meer op te nemen blijft negeren, kan mevrouw aan haar advokaat vragen om op civiele gronden een contact verbod te krijgen.

Veilig Thuis zal na overleg met [moeder] de melder een kopie van dit rapport toe te sturen.

Door middel van deze kopie adviseert Veilig Thuis dat:

- [A] en haar partner, de melder, moeder niet meer benadert, noch schriftelijk noch fysiek

- Melder onderneemt geen acties meer naar andere instanties.

(…)

5. Aanvullende informatie

Op 9 november 2020 heeft de melder het verzoek bij Veilig Thuis ingediend om de melding in te trekken. Veilig Thuis heeft besloten dit verzoek niet te honoreren omdat het onderzoek afgerond was en VT geconcludeerd heeft dat er wel degelijk sprake was van een vorm van ouder mishandeling.

5.1

Kopie rapportage

Met [moeder] is besproken dat een kopie van het rapport naar de 4 kinderen, de huisarts, de Thuiszorg, Lycklama en de politie gestuurd wordt.

(…)."

2.16.

Op 18 november 2020 is de rapportage met de betrokken partijen gedeeld. Veilig Thuis heeft aan [A] en haar partner een e-mailbericht verzonden met de uitnodiging om de uitkomsten van het onderzoek op 25 november 2020 te bespreken in aanwezigheid van [moeder] en [C] . In het e-mailbericht staat vermeld dat het rapport kan gelden als richtlijn voor het gesprek en dat het doel is om de rust en veiligheid voor moeder te herstellen.

2.17.

Op 19 november 2020 heeft [A] contact opgenomen met Veilig Thuis en haar onvrede geuit over de inhoud en de conclusies van de rapportage. Ook heeft [A] aangegeven niet bij het gesprek op 25 november 2020 aanwezig te zullen zijn. Daarnaast heeft [A] bij brief van 20 november 2020 op de rapportage gereageerd.

2.18.

Bij brief van 10 december 2020 heeft [A] een klacht ingediend bij de klachtencommissie van Veilig Thuis. De klachtencommissie heeft op 15 april 2021 uitspraak gedaan. De klachtencommissie heeft onder meer geoordeeld:

"(…) In dit geval had de direct betrokkene (het subject van onderzoek) toestemming gegeven voor de verspreiding van het rapport waardoor het is verzonden aan betrokkenen en professionals. In dit specifieke geval, waarin in dit rapport de conclusie werd getrokken dat klager als melder werd gezien als de dader, acht de commissie het van groot belang dat dit eerst met klager was besproken voordat het rapport werd verspreid. Dan hadden de eventuele opmerkingen van klager en de visie van klager op de conclusies nog aan het onderzoeksrapport kunnen worden toegevoegd. Veilig Thuis Friesland heeft aangegeven dat zij in de opmerkingen en visie van klager die zij achteraf ontvangen hebben geen nieuwe informatie of inzichten hebben aangetroffen. Dit neemt echter niet weg dat de juiste volgorde der dingen in de visie van de commissie was geweest dat de conclusie van Veilig Thuis Friesland in dit geval eerst gedeeld was met klager. De commissie is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.

2.19.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen heeft de klacht van [A] tegen de verpleegkundige van [moeder] op 13 augustus 2021 - kort gezegd - ongegrond verklaard.

2.20.

Op 26 januari 2021 heeft [A] een klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle tegen [de gedragswetenschapper] , de bij de zaak betrokken gezondheidswetenschapper van Veilig Thuis. [A] verwijt Veilig Thuis dat (a) onvoldoende onderzoek is gedaan naar mishandeling/manipulatie van [moeder] en haar plotselinge gedragsverandering richting [A] , (b) beklaagde akkoord is gegaan met de conclusies van het onderzoeksverslag zonder [A] zelf te hebben gesproken en zonder deze conclusies te toetsen, (c) er onderzoek naar [A] is gedaan, zonder dat zij daarvan op de hoogte was en zonder wederhoor toe te passen, (d) beklaagde de onderzoekster niet heeft gewezen op het niet naleven van de protocollen met betrekking tot de onderdelen:

- hoor en wederhoor

- feitenonderzoek/meningen

- toestemming bij delen informatie

- veiligheidsmaatregelen

- reden intrekking melding.

en (e) het onderzoeksverslag zonder toestemming van [A] is gedeeld met derden.

Bij beslissing van 11 maart 2022 heeft het college de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard en [de gedragswetenschapper] een berisping opgelegd. [de gedragswetenschapper] heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak en dat beroep loopt nog.

3 De vordering

3.1.

[A] vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. te verklaren voor recht dat Veilig Thuis onrechtmatig heeft gehandeld en handelt jegens [A] ;

II. Veilig Thuis te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, een brief te sturen aan [A] , waarin Veilig Thuis schriftelijk zal verklaren dat zij excuses maakt voor het versturen en delen van de rapportage met [D] , [C] , [B] en [A] , de huisarts, de Thuiszorg, Lycklama Stins en de politie, en dat Veilig Thuis en de medewerkers zich onthouden en zullen onthouden, zowel in woord, als in geschrift, van enige uitlatingen jegens derden over [A] zonder haar voorafgaande toestemming, behoudens de wettelijke plicht tot (opnieuw) onderzoek;

III. Veilig Thuis te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis [D] , [C] , [B] en [A] , de huisarts, de Thuiszorg, Lycklama Stins en de politie schriftelijk te informeren dat Veilig Thuis de rapportage d.d. 10 november 2020 intrekt en het onderzoek zal heropenen als volgt:

ADRES

Betreft: rectificatie

Uw kenmerk:

Op DATUM is bijgesloten brief verzonden aan uw organisatie.

Deze brief is verzonden door…en uit naam van…De brief had zonder voorafgaande toestemming van [moeder] niet verzonden mogen worden aan u. De onjuiste uitlatingen in de rapportage zijn vooralsnog ongefundeerd en schade brengend aan [moeder] omdat wij geen hoor en wederhoor hebben toegepast waardoor het onderzoek niet is verlopen zoals u van Veilig Thuis mag verwachten. Wij nemen daarvoor de verantwoordelijkheid op ons en verzoeken u vriendelijk de brief te vernietigen, en te verwijderen in eventuele stukken waarin naar de brief wordt verwezen.

Wij bieden hiertoe openlijk onze excuses aan en zullen ons verder onthouden van het doen van negatieve en onjuiste uitlatingen aan het adres van [moeder] omdat wij erkennen dat dergelijke negatieve berichten onnodig schade hebben aangebracht en brengen in een privékwestie.

Met vriendelijke groet,

IV. Veilig Thuis te veroordelen c.q. te gebieden, om binnen 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, opnieuw onderzoek te doen naar de melding van [A] ;

V. op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere keer dat Veilig Thuis in strijd met het gevorderde onder II tot en met IV, ieder afzonderlijk, handelt, met een maximum van € 50.000,00, ieder afzonderlijk;

VI. Veilig Thuis te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 45.000,00 aan immateriële schadevergoeding aan [A] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening;

VII. Veilig Thuis te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.

Veilig Thuis voert verweer.

3.3.

Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 Het geschil en de beoordeling

4.1.

Tussen partijen is in de kern genomen in geschil of Veilig Thuis onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld door (a) onzorgvuldig onderzoek te verrichten en (b) het rapport te delen met diverse partijen. Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgekomen geschilpunten, overweegt de rechtbank als volgt.

4.2.

De rechtbank zal allereerst het doel en de rol van Veilig Thuis bespreken. Veilig Thuis verricht onderzoek naar signalen van huiselijk geweld en (kinder-)mishandeling. Veilig Thuis ontleent haar bevoegdheden aan artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: WMO 2015). Veilig Thuis heeft onder meer op grond van lid 2 van voornoemd artikel tot taak om naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld, mishandeling of een vermoeden daarvan, te onderzoeken of daarvan daadwerkelijk sprake is (sub b). Ook beoordeelt Veilig Thuis of er aanleiding bestaat om in te grijpen, en zo ja, welke stappen aangewezen zijn (sub c). Daarbij is Veilig Thuis bevoegd om informatie te delen met partijen die professionele hulp kunnen verlenen (sub d) en met de politie (sub e), indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft. Op grond van artikel 4.2.1 lid 3 WMO 2015 neemt Veilig Thuis bij zijn werkzaamheden de zorg van een goede hulpverlener in acht en handelt Veilig Thuis daarbij op een wijze die in overeenstemming is met de professionele standaard.

4.3.

De werkwijze van Veilig Thuis wordt nader ingevuld door het Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019 (hierna te noemen: het Handelingsprotocol). In de artikelen 10.3 en 15.4 van het Handelingsprotocol staat onder meer vermeld dat Veilig Thuis hoor en wederhoor toepast en dit in de rapportages opneemt. Ook staat in voornoemde artikelen vermeld dat informatie die door professionals/informanten is verstrekt door hen wordt geaccordeerd. Daarnaast is in artikel 12.2 van het Handelingsprotocol bepaald dat slechts informatie aan derden wordt verstrekt voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden van Veilig Thuis. De kring van partijen waarmee die informatie wordt gedeeld is beperkt tot de professionals en directbetrokkenen in het informele netwerk. In artikel 12.3 is bepaald dat Veilig Thuis er zorg voor draagt dat directbetrokkenen bij het afsluiten van het onderzoek op de hoogte zijn van de vastgestelde veiligheidsvoorwaarden, de door Veilig Thuis getrokken conclusies en genomen besluiten en de voorwaarden waaraan de veiligheidssituatie dient te voldoen. In artikel 6.6. is bepaald dat het aan Veilig Thuis is om te bepalen wat de gevolgen zijn van een verzoek tot intrekking van de melding. Indien het verzoek niet wordt gehonoreerd, blijft de melding in het registratiesysteem staan. Veilig Thuis dient te registeren dat het verzoek is gedaan om de melding in te trekken, wanneer dat is gebeurd, wat de reden is voor het verzoek en waarom het niet is gehonoreerd.

(a) Was het onderzoek onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig?

4.4.

De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportage van Veilig Thuis kan worden afgeleid dat de verklaring van [moeder] zelf diametraal tegenover de verklaring en de melding van [A] staat. Uit de e-mailberichten van [A] van oktober 2020 volgt voorts dat [de onderzoeker] de visie van [moeder] met [A] heeft gedeeld en dat [A] daarop heeft gereageerd. Uit de reactie van [A] in de e-mailberichten kan worden afgeleid dat [A] zich ervan bewust is dat haar moeder geen contact met haar wil.

De stelling van [A] dat er, vanaf het moment dat zij als veroorzaker werd gezien, geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden, is in zoverre onjuist. De lezing van [moeder]

is bij [A] geverifieerd. Het feit dat [A] een andere lezing van de situatie van [moeder] heeft dan [moeder] zelf, doet daar niet aan af.

4.5.

Uit de rapportage volgt voorts dat de verklaring van [moeder]

wordt bevestigd door de broers en zus van [A] , de huisarts, de zorgverleners van [moeder] en de politie. Uit de verklaringen van de huisarts, de zorgverleners en de politie kan worden afgeleid dat het gedrag van [A] schaadde en dat [moeder] om die reden geen contact meer wenste met [A] . Volgens [A] worden de verklaringen van de broers, zus, huisarts, zorgverleners en politie gepresenteerd als feiten, terwijl het subjectieve meningen zijn waarop [A] niet heeft kunnen reageren.

De rechtbank constateert dat [de onderzoeker] haar conclusies in de rapportage mede heeft gebaseerd op de verklaringen van de andere kinderen, de huisarts, de zorgverleners en de politie, zonder [A] in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. In zoverre heeft Veilig Thuis haar verplichting om hoor en wederhoor toe te passen en de reactie van [A] op te nemen in de rapportage geschonden. Deze schending van de verplichting om hoor en wederhoor toe te passen brengt in de gegeven omstandigheden niet met zich dat Veilig Thuis onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Veilig Thuis voldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop zij te werk is gegaan, waarbij voldoende is komen vast te staan dat Veilig Thuis niet over één nacht ijs is gegaan en in redelijkheid tot haar conclusies in de rapportage heeft kunnen komen. [de onderzoeker] heeft ter zitting verklaard dat de informatie afkomstig van derden, eerst wordt goedgekeurd door die derden, voordat de informatie in de rapportage wordt opgenomen. In het Handelingsprotocol staat ook vermeld dat informatie die door professionals/informanten is verstrekt, door hen wordt geaccordeerd. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat die goedkeuring door de betreffende derden in dit geval niet heeft plaatsgevonden, zijn gesteld noch gebleken. Het vorenstaande brengt met zich dat het (mede) op die verklaringen gebaseerde advies van Veilig Thuis in redelijkheid tot stand is gekomen. Veilig Thuis heeft immers de subjectieve meningen van alle partijen (inclusief [A] ) naast elkaar gezet en daaruit een conclusie getrokken. Ook is van belang dat [A] wel in de gelegenheid is gesteld om de rapportage te bespreken, in aanwezigheid van [C] en [moeder] . Gesteld noch gebleken is dat wederhoor in de gegeven omstandigheden tot een andere uitkomst van het rapport zou hebben geleid.

4.6.

Ten aanzien van de stelling van [A] dat er onvoldoende onderzoek is verricht naar de wilsbekwaamheid van [moeder] , is de rechtbank met Veilig Thuis van oordeel dat Veilig Thuis zelf de koers van het onderzoek mag bepalen. Gelet op de afwijzing van het verzoek om ondercuratelestelling van [moeder] bij beschikking van 7 oktober 2020 en de in die procedure overgelegde medische verklaring, alsmede op de gesprekken die [de onderzoeker] met [moeder] , de politie en de zorgprofessionals heeft gevoerd, is de rechtbank van oordeel dat Veilig Thuis zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding bestond om aan de wilsbekwaamheid van [moeder] te twijfelen. Voor nader onderzoek op dit punt bestond dan ook geen aanleiding. Evenmin bestond er aanleiding om aan de financiële onafhankelijkheid van [moeder] te twijfelen, hetgeen is bevestigd in de beschikking van 7 oktober 2020. Dit betekent dat Veilig Thuis ervan heeft mogen uitgaan dat van de gestelde manipulatie van [moeder] door de andere kinderen en door de wijkverpleegkundige, zoals gesteld door [A] , geen sprake is geweest. [moeder] heeft dit zelf weersproken en er is geen reden om aan haar verklaring te twijfelen.

4.7.

Daarnaast stelt [A] dat Veilig Thuis de reden van de intrekking van de melding in haar rapportage had moeten vermelden. Volgens [A] is zij op 8 november 2020 door haar broer en drie andere familieleden bij haar thuis bedreigd. Hiervan heeft [A] aangifte gedaan bij de politie. Ook hebben [A] en haar echtgenoot Veilig Thuis hierover gemaild op 8 en 9 november 2020. Onweersproken is door Veilig Thuis aangevoerd dat zij voornoemde e-mailberichten van [A] en haar echtgenoot in het registratiesysteem van Veilig Thuis heeft opgenomen. Ook heeft Veilig Thuis in de rapportage beschreven niet aan het verzoek om intrekking te voldoen, omdat het onderzoek al was afgerond en de conclusie luidde dat er sprake was van ouderenmishandeling. De rechtbank is van oordeel dat Veilig Thuis daarmee aan het bepaalde in artikel 6.6. van het Handelingsprotocol heeft voldaan. Het Handelingsprotocol schrijft niet voor dat de reden voor het intrekken in het eindrapport moet worden vermeld. Die reden hoeft enkel in het registratiesysteem van Veilig Thuis te worden opgenomen en dat is gebeurd.

(b) Is het delen van het rapport met derden onrechtmatig geweest?

4.8.

[A] stelt dat Veilig Thuis ten onrechte de volledige rapportage heeft gedeeld met haar broers, zus, de huisarts, de Thuiszorg, Lycklama Stins en de politie. Volgens [A] heeft Veilig Thuis daarmee onrechtmatig jegens haar gehandeld, mede gelet op eerdergenoemde schending van de verplichting tot hoor en wederhoor. Vast staat dat Veilig Thuis op basis van artikel 4.1.1. lid 2 sub d en 3 WMO 2015 de bevoegdheid heeft om de bevindingen in het rapport te delen met de directbetrokkenen in het informele netwerk en met professionele partijen, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft. De rechtbank kan zich vinden in het betoog van Veilig Thuis dat het delen van het rapport met het hele gezin noodzakelijk was, gelet op het belang van de veiligheidssituatie van [moeder] . [de onderzoeker] achtte het niet voldoende dat de kinderen slechts kennis zouden nemen van de conclusies van het onderzoek, juist omdat het relaas van [A] en de tegenstellingen met de visies van anderen de problematiek duidelijk maakte. Ook heeft Veilig Thuis naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat het delen van het rapport met de professionele partijen in het belang van [moeder] was. Veilig Thuis heeft in dat verband onweersproken aangevoerd dat de huisarts en de Thuiszorg betrokken zijn bij de zorg voor [moeder] , waarbij de inschatting was dat [A] zich mogelijk nog (nader) in die behandelrelaties zou gaan mengen. Voor wat betreft Lycklama Stins had [moeder] aangegeven dat zij zich in de toekomst waarschijnlijk weer zou willen wenden tot deze zorginstelling en het is van belang dat de gedragingen van [A] daaraan niet in de weg staan. Voorts werd ingeschat dat de politie nog een rol zou kunnen gaan spelen, voor zover [A] zich tegen de wil van [moeder] tot haar zou blijven wenden. De rechtbank is daarom van oordeel dat Veilig Thuis het rapport op grond van de WMO 2015 en het Handelingsprotocol met voornoemde derden heeft kunnen delen, ondanks de schending van de verplichting om [A] in de gelegenheid te stellen op de verklaringen van de derden te reageren. Ook hiervoor geldt dat de handelwijze van Veilig Thuis niet dermate onzorgvuldig is geweest dat er sprake is van onrechtmatig handelen. Het belang van [moeder] rechtvaardigt de verspreiding van de rapportage onder de directbetrokkenen en de professionals.

4.9.

Ook stelt [A] dat er sprake is van een schending van artikel 8 EVRM, vanwege de ongerechtvaardigde inmenging in het privé- en gezinsleven van [A] . De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [A] een inperking in haar privé- en gezinsleven ervaart doordat haar moeder het contact met haar heeft verbroken op advies van Veilig Thuis, niet tot het oordeel leidt dat Veilig Thuis in strijd met artikel 8 EVRM heeft gehandeld. Het rapport van Veilig Thuis richt zich op de veiligheid van de kwetsbare persoon die onderwerp is van het onderzoek en Veilig Thuis geeft vervolgens een advies. Veilig Thuis beschikt niet over de middelen of de bevoegdheden om het contact tussen [moeder] en [A] te verbieden, zodat van een schending van het recht op familieleven geen sprake is.

4.10.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden geconcludeerd dat Veilig Thuis onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld. De door [A] gevorderde verklaring voor recht is daarom niet toewijsbaar. Voor het versturen van een excuusbrief bestaat gelet op het vorenstaande geen aanleiding, zodat ook die vordering zal worden afgewezen. De gevorderde rectificatie en veroordeling van Veilig Thuis om opnieuw onderzoek doen naar de melding is evenmin toewijsbaar. De vorderingen van [A] zullen daarom worden afgewezen.

4.11.

[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Veilig Thuis worden vastgesteld op:

- griffierecht € 2.837,00

- salaris advocaat 2.366,00(2 punten × tarief € 1.183,00)

Totaal € 5.203,00.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Veilig Thuis tot op heden vastgesteld op € 5.203,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op

26 juli 2023.1

1 type: 698/ah coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.