Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een tegemoetkoming in de schade die reeën aan haar lelieteelt hebben veroorzaakt.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend, waaronder de akte van maatschap en de schriftelijke verklaring van de maten over het instellen van het beroep.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en de gemachtigden van het college.
Totstandkoming van het besluit
2. Eiseres heeft op 28 juli 2020 geconstateerd dat sprake was van vraatschade aan percelen met bloembollen en knollen. Op 2 augustus 2020 is een aanvraag gedaan om een tegemoetkoming faunaschade.
2.1.
Een taxateur heeft de percelen op 28 augustus 2020 bezocht. Omdat het om tweejarige lelieteelt gaat, kon de schade pas op 29 september 2021 getaxeerd worden. Volgens de taxateur bedraagt deze € 6.250,- en is de schade volledig veroorzaakt door reeën.
2.2.
Het college heeft de aanvraag met het besluit van 25 november 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of het college terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming faunaschade. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. In artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken kunnen indienen. Eiseres heeft twee dagen voor de zitting een Pdf-bestand van 353 pagina’s ingediend. De gemachtigden van verweerder gaven op de zitting aan dat zij deze stukken alleen op hoofdlijnen hebben kunnen bekijken. De gemachtigden van eiseres hebben toegelicht dat het gaat om stukken over een eerdere schade door reeën aan een aardbeienperceel. Eiseres heeft deze stukken van het college ontvangen na een verzoek op grond van de Wet open overheid. Eiseres heeft op de zitting aangegeven dat het haar met name gaat om de mailwisseling op pagina 320 van het Pdf-bestand met als onderwerp ‘Dossier schadetegemoetkoming 2020’ en ‘Dossier schadetegemoetkoming 2020 / rechtbank zitting dinsdag 9 augustus’. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze mailwisseling grotendeels is opgenomen in het procesdossier van het onderhavige beroep en heeft besloten alleen dit stuk mee te nemen bij de beoordeling van het beroep. De overige stukken worden, zoals op de zitting is meegedeeld, buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde.
5. Als een belanghebbende schade lijdt of zal lijden door in het wild levende beschermde vogel- en diersoorten en die schade redelijkerwijs niet (geheel) voor zijn rekening behoort te blijven, verleent het college een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming. Dit is geregeld in artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming (Wnb).
5.1.
Het college heeft de Beleidsregels Wet natuurbescherming provincie Drenthe (de Beleidsregels) opgesteld, waarin is uitgewerkt wanneer een tegemoetkoming in de schade wordt verstrekt. Uitgangspunt van het beleid is dat het college alleen een tegemoetkoming in de schade verstrekt als de aanvrager de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.1 Ter ondersteuning van deze maatregelen dient een ontheffing of toestemming om diersoorten te doden te worden aangevraagd.2
5.2.
Voor schade aan kapitaalintensieve teelten wordt volgens artikel 5.6 onder y, van de Beleidsregels geen tegemoetkoming verstrekt. Ter zitting is door de gemachtigden van het college aangegeven dat het Drentse beleid op dit punt afwijkt van dat van de andere provincies. BIJ123 was hiervan niet op de hoogte en heeft de weigeringsgrond bij deze en andere aanvragen niet toegepast. Niet in geschil is dat deze weigeringsgrond niet wordt tegengeworpen.
Maatregelen om schade te voorkomen
6. Eiseres vindt dat zij voldoende inspanningen heeft geleverd om de schade te voorkomen. Preventief is een elektrisch draadraster geplaatst, dat voldeed aan de richtlijnen die BIJ12 stelt. Nadat bleek dat dit draadraster niet afdoende was, is een gaasraster geplaatst, ook weer volgens de richtlijnen van BIJ12. Met het veranderen van het preventief geplaatste elektrisch draadraster naar een gaasraster heeft eiseres zich tot het uiterste ingespannen om de schade zoveel mogelijk te beperken.
7. Het college geeft aan dat de informatie op de website van BIJ12 als voorlichting dient, het zijn geen voorschriften. De grondgebruiker moet zelf bepalen welk raster het meest passend is. Eiseres heeft in de afgelopen jaren meermaals vraatschade door reeën aan kapitaalintensieve teelt gehad, onder meer in 2019 en 2020. Volgens het college was het daarom voor eiseres voorzienbaar dat de kans op schade groot was. De in eerste instantie geplaatste spandraden waren onvoldoende om het perceel tegen reeën te beschermen.
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres volgens de ingediende aanvraag om een tegemoetkoming verschillende preventieve maatregelen had getroffen: een lawaaipop, acht vlaggen/linten en daarnaast was er een raster rond het gehele perceel geplaatst. De discussie in deze zaak spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of tijdig een deugdelijk raster is geplaatst.
8.1.
De rechtbank overweegt dat het plaatsen van een deugdelijk raster een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de schade.4 In de Beleidsregels zelf wordt echter niet nader omschreven wat onder een deugdelijk raster wordt verstaan. In de toelichting op de Beleidsregels wordt verwezen naar de Handreiking Faunaschade (de Handreiking) en de Faunschade Preventie Kit (de Preventie Kit).5 In de Preventie Kit staat dat het plaatsen van een raster een van de meest effectieve maatregelen is om schade door reeën te voorkomen.6 In de Preventie Kit worden voorbeelden gegeven van verschillende typen rasters, waaronder een gaasraster en een elektrisch draadraster, waarbij met een toelichting en afbeeldingen is aangegeven hoe deze rasters eruit zouden moeten zien.7 De Preventie Kit schrijft niet dwingend voor welk type raster eiseres had moeten toepassen.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres in beginsel aanspraak maken op een tegemoetkoming in de schade als tijdig een raster is geplaatst volgens de omschrijving van de Preventie Kit. Het is aan eiseres om dit aannemelijk te maken. Volgens eiseres was om het lelieperceel een draadraster geplaatst. De rechtbank stelt vast dat uit het procesdossier niet kan worden opgemaakt of dit raster volgens de richtlijnen van BIJ12 is geplaatst, zoals eiseres stelt. In het onderhavige geval is dat echter niet van belang, nu eiseres door een eerdere schade, op 16 juni 2020, aan haar aardbeienperceel wist dat een draadraster onvoldoende was om vraatschade door reeën te voorkomen. Pas na vervanging van het draadraster door een gaasraster werd geen schade meer veroorzaakt aan het aardbeienperceel. Eiseres wist dus dat een draadraster geen deugdelijke maatregel was om schade te voorkomen. Zij heeft het om het lelieperceel geplaatste draadraster echter niet zo snel mogelijk vervangen door een gaasraster, maar heeft dit pas gedaan nadat zij op 28 juli 2020 schade constateerde. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet tijdig een deugdelijk raster heeft geplaatst en dat het college haar aanvraag om een tegemoetkoming in de schade terecht heeft afgewezen.
8.3.
Gelet op hetgeen onder 8.2 is overwogen, komt de rechtbank niet toe aan beantwoording van de vraag of eiseres tijdig en op juiste wijze een ontheffing om reeën af te schieten heeft aangevraagd.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 augustus 2023.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.