zaaknummers: LEE 23/2826 en 23/3015
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 augustus 2023 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen
[verzoekers sub 1]
, uit [woonplaats], verzoekers in zaak 23/2826 (hierna: verzoekers sub 1),
en
[verzoekers sub 2], uit [woonplaats], verzoekers in zaak 23/3015 (hierna: verzoekers sub 2)
Motivering
1. De verzoeken om voorlopige voorziening houden verband met de beroepen van verzoekers tegen de besluiten van het college van 30 juni 2023 (bestreden besluiten). Het college heeft in de bestreden besluiten de eerder genomen besluiten op bezwaar van 29 juli 2022 ingetrokken en de handhavingsverzoeken van verzoekers alsnog afgewezen. De handhavingsverzoeken houden verband met de bouw van twaalf waterlodges op het adres Pean 1 in Nes, die in eigendom zijn van de derde-partij.
2. Vast staat dat de beroepsprocedures aangaande de beroepen van verzoekers tegen de bestreden besluiten nog lopende zijn en dat er nog geen zittingen zijn ingepland. De vraag ligt voor of hangende deze beroepsprocedures een voorlopige voorziening kan of moet worden getroffen. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, vereist.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers al eerder hebben verzocht om handhaving. Het college heeft de handhavingsverzoeken van verzoekers van 8 januari 2021 met de besluiten van 25 maart 2021 afgewezen. Met het besluit op bezwaar van 2 november 2021 zijn de bezwaren van verzoekers deels gegrond verklaard. De rechtbank heeft in zijn uitspraak van 1 juni 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:1801) de besluiten op bezwaar van 2 november 2021 vernietigd en het college opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen. Het college heeft met de besluiten op bezwaar van 29 juli 2022 de handhavingsverzoeken alsnog toegewezen. Deze besluiten heeft het college bij de bestreden besluiten weer ingetrokken.
4. Verzoekers voeren aan dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorziening rechtvaardigt en voeren in dit verband het volgende aan.
Verzoekers stellen in het nu lopende toeristenseizoen veel overlast te ondervinden van de waterlodges. De overlast wordt veroorzaakt doordat de lodges groter en hoger zijn dan vergund en door de bezoekers van de lodges.
Ook stellen verzoekers dat door de derde-partij meerdere illegale activiteiten worden ontplooid en dat het college heeft aangegeven daarop niet meer te zullen handhaven.
Verzoekers betogen dat het college zich al geruime tijd schuldig maakt aan het negeren van zijn beginselplicht tot handhaving. Ook na de uitspraak van de rechtbank van 1 juni 2022 heeft het college consequent geweigerd handhavend op te treden. Verzoekers hebben geen vertrouwen meer in het college en vinden dat er onmiddellijk actie moet worden ondernomen om het college tot handhaving te bewegen.
De spoedeisendheid zit volgens verzoekers verder in een terinzagelegging van een nieuw ontwerpbestemmingsplan in september 2023. Zij vrezen dat de waterlodges met dat bestemmingsplan worden gelegaliseerd en achten het daarom noodzakelijk dat voor de komst van een nieuw bestemmingsplan wordt gehandhaafd.
Verzoekers sub 2 stellen tot slot dat de overlast ook de natuur treft in een kwetsbaar gebied op steenworpafstand van het grootste stiltegebied van Friesland, de Wijde Ee en het Botmeer.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de betrokken belangen geen sprake is van onverwijlde spoed bij het treffen van een voorlopige voorziening hangende deze beroepsprocedure. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
5.1.
Verzoekers hebben hun stellingen dat er sprake is van veel en ernstige overlast, bestaande uit geluidoverlast en verminderde privacy in en rondom hun woningen op zitting nader toegelicht, maar niet met stukken onderbouwd. Datzelfde geldt voor de mogelijk nadelige gevolgen van de gestelde overlast op de omliggende natuur. Verder is voor de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de mogelijk gestelde overlast zodanig zou kunnen zijn dat dat tot onmiddellijk ingrijpen zou moeten nopen.
5.2.
Ook het betoog van verzoekers dat het college niet in overeenstemming met de uitspraak van deze rechtbank van 1 juni 2022 heeft gehandeld, dat het college zijn beginselplicht tot handhaving niet nakomt en dat zij geen vertrouwen meer hebben in het college, maakt niet dat er thans sprake is van onverwijlde spoed om een voorlopige voorziening te treffen. Het betoog van verzoekers zal door de rechtbank in de beroepsprocedure worden beoordeeld. Voor zover verzoekers verwijzen naar een aankomende terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan, overweegt de rechtbank dat de bestemmingsplanprocedure zelf niet ter beoordeling aan de voorzieningenrechter voorligt. De vraag of het college zich in de bestreden besluiten in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat gelet op het ontwerpbestemmingsplan er sprake is van legalisering waardoor van handhaving kan worden afgezien, zal in de bodemprocedure aan de orde komen. De voorzieningenrechter ziet voorts niet in dat de mogelijke komst van een ontwerpbestemmingsplan in de onderhavige procedures thans leidt tot onomkeerbare gevolgen die onmiddellijk ingrijpen vereisen.
6. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2023 door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. de Boer, griffier.
griffier
|
voorzieningenrechter
|
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: