Mijnbouwschade. Waardedaling. De werkwijze van het Instituut is niet onredelijk, enkel omdat fysieke schade geen component is bij het bepalen van waardedaling van de woning. Fysieke schade wordt in een aparte procedure vergoed. Uit het onderzoek van Atlas voor gemeenten blijkt bovendien dat fysieke schade aan een woning op zichzelf geen (blijvende) waardedaling veroorzaakt.
Eiser heeft voorts niet aangetoond dat het beleid in zijn geval zodanig onevenredig uitpakt dat het Instituut hiervan had moeten afwijken. Niet in geschil is dat de WOZ-waarde van eisers woning is gedaald. Eiser heeft echter niet aangetoond dat de daling van de WOZ-waarde veroorzaakt is door het (specifieke) risico op aardbevingen door mijnbouwactiviteiten. Het Instituut is enkel gehouden om schade vanwege mijnbouwactiviteiten te vergoeden. Nu eiser het causale verband tussen de schade en de mijnbouwactiviteiten niet heeft aangetoond, heeft het Instituut de aanvraag van eiser terecht afgewezen.
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. A.A. Westers),
en
Instituut Mijnbouwschade Groningen, het Instituut
(gemachtigde: mr R.L. Straathof en mr. L. Sijbrandij).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om vergoeding van waardedaling van zijn woning.
1.1.
Het Instituut heeft deze aanvraag met het besluit van 10 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juli 2022 op het bezwaar van eiser is het Instituut bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het Instituut heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het Instituut.
Overwegingen
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers aanvraag om vergoeding van waardedaling van zijn woning als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1
Eiser is eigenaar van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] .
4.2
Op 4 mei 2021 heeft eiser een aanvraag voor vergoeding van waardedaling van zijn woning als gevolg van mijnbouwactiviteiten gedaan.
4.3
Het Instituut heeft eisers aanvraag op 10 juni 2021 afgewezen op de grond dat eisers woning buiten het vastgestelde waardedalingsgebied ligt. Het Instituut stelt daarom dat eiser geen schade door waardedaling van zijn woning als gevolg van mijnbouwschade heeft gehad.
4.4
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Op 6 juli 2022 is het Instituut met de beslissing op bezwaar bij de afwijzing gebleven.
Standpunten partijen
5. Eiser stelt dat het Instituut de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, nu hij aangetoond heeft dat hij schade lijdt door waardedaling van zijn woning ten gevolge van het risico op aardbevingen. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst eiser naar een WOZ-taxatie van de woning, waarbij de WOZ-waarde met € 90.000,- is verlaagd. Eiser verwijst tevens naar een uitspraak van deze rechtbank van 21 januari 2022.1 Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij de redelijkheid van het beleid ter discussie stelt, nu fysieke schade geen component is bij het bepalen van waardedaling. Daarnaast stelt eiser dat er, op grond van zijn bijzondere omstandigheden, in zijn geval van het beleid afgeweken dient te worden.
5.1
Het Instituut stelt in zijn algemeenheid dat de gehanteerde methode van Atlas voor gemeenten (hierna: Atlas) een geschikte methode is om de waardedaling vast te stellen. Naar de mening van het Instituut is het niet mogelijk om de waardedaling van een woning ten gevolge van het risico op aardbevingen vast te stellen door middel van een enkele taxatie. Een taxateur zou in dat geval moeten vaststellen wat de waarde van een woning zou zijn geweest op het moment dat er geen aardbevingen hadden plaatsgevonden. Door de werkwijze van een taxateur – het gebruiken van referentietransacties in de omgeving van het te beoordelen object – is het niet mogelijk om de woningwaarde te isoleren. Alle woningen in de omgeving zijn immers ‘besmet’. Slechts door grootschalig onderzoek, zoals uitgevoerd door Atlas, kan een betrouwbare vergelijking worden gemaakt met (ook) woningen buiten het risicogebied.
5.2
Het Instituut leest eisers stelling vervolgens als een beroep op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), inhoudende dat het Instituut in eisers geval moet afwijken van het beleid omdat het wel volgen van het beleid voor eiser door bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen heeft. Het Instituut zou in eisers geval de waardedaling van zijn woning niet volgens de methode van Atlas moeten begroten en zou van de ‘Procedure en Werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen’ (de Werkwijze) moeten afwijken. Het Instituut ziet echter geen aanleiding om van het beleid af te wijken.
5.3
Het Instituut stelt bovendien dat eiser niet heeft aangetoond dat hij schade door waardedaling als gevolg van het risico op aardbevingen heeft geleden. De enkele vaststelling dat de WOZ-waarde van de woning is gedaald, is daarvoor onvoldoende.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank overweegt dat het Instituut bevoegd is tot het vergoeden van schade die is ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag Norg.2 Hieronder valt ook schade door waardedaling van de woning.3 Het Instituut hanteert bij het beoordelen van schade door waardedaling de methode van Atlas, zo volgt uit de Werkwijze.4 Zoals deze rechtbank eerder heeft geoordeeld, is de Werkwijze een beleidsregel.5 Op grond van dit beleid gaat het Instituut uit van een waardedalingsgebied, waarbinnen aangenomen wordt dat er sprake is geweest van waardedaling ten gevolge van het risico op aardbevingen. Daarbuiten neemt het Instituut aan dat er geen sprake is geweest van waardedaling. Ligt een woning binnen het waardedalingsgebied, dan wordt de waardedaling begroot volgens de methode van Atlas.
6.1.
Eisers woning ligt buiten het waardedalingsgebied. Eiser stelt wel schade door waardedaling geleden te hebben, en verzoekt het Instituut daarom deze schade te vergoeden, ook al ligt zijn woning buiten het waardedalingsgebied. Eiser verzoekt derhalve het Instituut afstand te nemen van de (op het onderzoek van Atlas gefundeerde) aanname dat buiten het waardedalingsgebied geen waardedaling ten gevolge van het risico op aardbevingen is opgetreden. Nu het gehele beleid van het Instituut op het onderzoek van Atlas is gebaseerd, en de aanname dat buiten het waardedalingsgebied geen waardedaling is opgetreden ook uit dit onderzoek volgt, kan de rechtbank de lezing van het Instituut volgen dat eiser verzoekt om toepassing van artikel 4:84 van de Awb. Eiser heeft voorts ter zitting aangevoerd dat het beleid in zijn geval onredelijk is, nu er sprake is van (ernstige) fysieke schade aan zijn woning. Door de fysieke schade zou zijn woning wel degelijk in waarde gedaald zijn.
6.2.
In de uitspraak van 21 januari 2022 heeft deze rechtbank geoordeeld dat de vergoeding van waardedaling op basis van het model van Atlas ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar is. De rechtbank heeft bovendien geoordeeld dat de afbakening van het waardedalingsgebied, op basis van het onderzoek van Atlas, voldoende is onderbouwd.6 De rechtbank ziet in de rapportages van Atlas voldoende onderbouwing voor het uitgangspunt dat in een postcodegebied waar minder dan 20% van de ingediende schadeclaims is geaccepteerd, geen sprake is van waardedaling van de woning als gevolg van het risico op aardbevingen. In diezelfde uitspraak heeft de rechtbank tot slot geoordeeld dat, met de enkele stelling dat er sprake is van fysieke schade aan de woning, niet aannemelijk wordt gemaakt dat er toch sprake is van schade door waardedaling. Deze oordelen van de rechtbank zijn bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).7
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de Werkwijze van het Instituut onredelijk is, enkel omdat fysieke schade geen component is bij het bepalen van waardedaling. Een vergoeding voor waardedaling zoals in onderhavige procedure bedoeld, ziet immers enkel op de waardedaling als gevolg van het risico op aardbevingen door de ligging van de woning in het aardbevingsgebied. Het ziet niet op een vergoeding van waardedaling als gevolg van fysieke schade. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit het onderzoek van Atlas naar voren is gekomen dat fysieke schade aan een woning op zichzelf geen blijvende waardedaling veroorzaakt, in die zin dat een eventuele waardedaling als gevolg van fysieke schade slechts duurt zolang de fysieke schade niet is hersteld.
6.4.
Niet in geschil is dat de WOZ-waarde van de woning van eiser met € 90.000,- is gedaald. Hieruit volgt, volgens eiser, dat er wel degelijk sprake is van waardedaling die voor vergoeding door het Instituut in aanmerking komt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit echter op geen enkele manier wat de reden van de verlaging van de WOZ-waarde is. Eiser heeft daarbij geen taxatie of enig ander stuk overgelegd waaruit blijkt wat de reden van verlaging van de WOZ-waarde is en hoe dit is onderbouwd. Het is daarom niet vast te stellen of de waardedaling een gevolg is van het (specifieke) risico op aardbevingen door mijnbouwactiviteiten. Nu het Instituut enkel gehouden is om schade te vergoeden ten gevolge van mijnbouwactiviteiten en eiser niet aangetoond heeft dat er een causaal verband bestaat tussen zijn (gestelde) schade en de mijnbouwactiviteiten heeft het Instituut de aanvraag van eiser terecht afgewezen.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.