2 De feiten
Het is lastig gebleken grip op de relevante feiten te krijgen. Mede op grond van de op vragen ter zitting van partijen verkregen antwoorden kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1.
Stichting Addictioncare houdt kantoor te Veldhoven en richt zich op verslavingszorg. Stichting Addictioncare is in 2010 opgericht (mede) door de heren [A]en [D](hierna te noemen: [C]en [D]). Zij zijn aanvankelijk als bestuurders actief geweest voor Stichting Addictioncare.
2.2.
Stichting Addictioncare exploiteert sinds 24 maart 2010 een instelling voor medisch specialistische zorg op basis van een toelating die zij ingevolge de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) heeft verkregen. Stichting Addictioncare valt onder het toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De stichting heeft ongeveer 50 medewerkers.
2.3.
Door middel van een intensief behandeltraject wordt geprobeerd om patiënten van hun verslaving af te helpen. De behandelingen vonden en vinden nog steeds plaats in Zuid-Afrika en deze duren veelal 60 dagen, waarna in Nederland een nazorgtraject plaatsvindt. Stichting Addictioncare werkt samen met een Zuid-Afrikaanse partner en heeft ook eigen personeel in Zuid-Afrika.
2.4.
Op 2 september 2010 is de Zuid-Afrikaanse onderneming Addictioncare South Africa Pty Ltd opgericht, gevestigd te Stellenbosch, Zuid-Afrika (hierna te noemen: Addictioncare South Africa). [C] en [D] zijn, blijkens gegevens van the Registrar of Companies & Close Corporations, op 8 november 2010 tot bestuurders van Addictioncare South Africa benoemd (prod. 1 van Omroep Brabant).
2.5.
In 2011 zijn [C] en [D] in opspraak geraakt vanwege gedrag in de privésfeer. Beide bestuurders zijn vervolgens door Stichting Addictioncare op non-actief gesteld, waarna Stichting Addictioncare eind 2011/begin 2012 afscheid van hen heeft genomen. Stichting Addictioncare heeft haar activiteiten voortgezet en zij verzorgt nog steeds behandeltrajecten in Zuid-Afrika.
2.6.
Stichting Addictioncare en de Zorgverzekeraar CZ (verder: CZ) hebben een conflict over de betaling van de vergoedingen voor door Stichting Addictioncare aan verzekerden van CZ gegeven behandelingen. Daarover wordt tussen Stichting Addictioncare en CZ geprocedeerd. Een uitspraak in hoger beroep wordt dezer dagen verwacht.
2.7.
Omroep Brabant is een regionale omroep met een website, een radiozender en een televisiezender en is gericht op de provincie Noord-Brabant. De heer [E](hierna te noemen: [F]) is als journalist werkzaam voor Omroep Brabant.
2.8.
[F]heeft in het voorjaar van 2013 een reportage voor Omroep Brabant vervaardigd. Daarvoor heeft [F]begin mei 2013 onderzoek in Zuid-Afrika gedaan. Ter plaatse zijn televisie opnames gemaakt. Het item heeft vervolgens ongeveer zes weken bij Omroep Brabant “op de plank gelegen”. Op enig moment is bij Omroep Brabant besloten dat zij op maandag 17 juni 2013 met het verhaal zou komen.
2.9.
Op vrijdag 14 juni 2013 rond 11:00 uur heeft [F]Stichting Addictioncare telefonisch benaderd met de mededeling dat Omroep Brabant op maandag 17 juni 2013 een verhaal zou uitbrengen over Stichting Addictioncare. [F]heeft een medewerker van Stichting Addictioncare aan de telefoon gehad die niet inhoudelijk op de kwestie in kon gaan, maar wel intern melding heeft gemaakt van het verzoek van [F]. Mevrouw [G](hierna te noemen: [H], directeur van Stichting Addictioncare, heeft het verzoek van [F]om terug te bellen vanwege een bespreking pas later die vrijdag ontvangen. Zij heeft die dag niet meer teruggebeld. Vervolgens is in de avond van 14 juni 2013
e-mailverkeer tot stand gekomen. Stichting Addictioncare heeft dat e-mailverkeer als productie 1 in het geding gebracht.
2.10.
[F]heeft bij e-mailbericht van 14 juni 2013 te 17:08 uur aan [H]verzocht hem terug te bellen. [H] heeft [F]op diezelfde dag om 19:34 uur per e-mail geantwoord dat zij pas woensdag in de gelegenheid zou zijn om [F]op kantoor te woord te staan en dat bestuurder/psychiater [I] (hierna te noemen: [J]) vanaf maandag beschikbaar zou zijn.
2.11.
Bij e-mailbericht van 14 juni 2013 te 21:02 uur heeft [F][H]nogmaals verzocht om nog vóór maandagochtend te reageren. [F]heeft in zijn e-mailbericht onder meer aangegeven dat het verhaal dat zij, Omroep Brabant, maandag zouden gaan brengen zou gaan over “fraude bij uw instelling, salarissen die niet uitbetaald zijn en meer”.
2.12.
[J] heeft de e-mailcorrespondentie met [F]vervolgens van [H] overgenomen en op 14 juni 2013 te 23.07 uur aan [F]gemeld dat er bij Stichting Addictioncare geen sprake is geweest van fraude en dat alle medewerkers altijd op tijd betaald zijn, waarop [F]in een e-mailbericht van 23.26 uur [J] nogmaals heeft verzocht hierover in gesprek te gaan.
2.13.
Bij e-mailbericht van 14 juni 2013 te 23:54 uur heeft [J] [F]gewezen op het feit dat Omroep Brabant mogelijk in verwarring is met een andere instelling die ongeveer dezelfde naam draagt als Stichting Addictioncare maar niets van doen heeft met Stichting Addictioncare. [J] heeft hierbij aangegeven de feiten zwart op wit te kunnen weerleggen. [J] heeft tenslotte aan [F]te kennen gegeven in de gelegenheid te zijn hem na het weekend te woord te staan.
2.14.
Vervolgens heeft Omroep Brabant (vanaf) de vroege ochtend van maandag 17 juni 2013 een televisie item en een radiobericht uitgezonden. Deze zijn ook gepubliceerd op de website van Omroep Brabant en op de website van YouTube geplaatst. Het gaat hier om:
- -
Televisie uitzending, eerste publicatie 17 juni 2013 te 07.23 uur, met een achtergrondreportage (vgl. prod. 2 en 11 van Stichting Addictioncare; een transcriptie van de achtergrondrapportage is door Omroep Brabant overgelegd als productie 4);
- -
Radio uitzending, eerste publicatie 17 juni te 07:09 uur (vgl. prod. 3 en 12 van Stichting Addictioncare; Omroep Brabant heeft een transcriptie overgelegd als productie 3).
2.15.
Op de website van Omroep Brabant is op maandag 17 juni 2013 om 16:18 uur een artikel van [F]gepubliceerd onder titel: “Hoe twee ex-verslaafden hun eigen verslavingskliniek om zeep hielpen” (prod. 5 van Omroep Brabant).
2.16. Op de website van Omroep Brabant is tevens een artikel (laatstelijk gewijzigd 18 juni 2013, te 07.09 uur) van de hand van [F]gepubliceerd onder de kop: Fraude bij Addictioncare in Zuid-Afrika; psychologen eisen 70.000 euro” (prod. 4 van Stichting Addictioncare).
2.17.
Op 17 juni 2013 is op de website van Omroep Brabant om 16:38 uur een artikel met als auteur [F]geplaatst onder de kop: “CZ: al langer twijfels over behandeling in Zuid-Afrika” (prod. 6 van Stichting Addictioncare). Uit dit artikel blijkt dat CZ heeft gereageerd op de informatie die Omroep Brabant bekend had gemaakt “over Addiction care in Zuid-Afrika” en dat de informatie overeenkomt met de vermoedens die zij al langere tijd hebben.
2.18.
[F]en [J] hebben in de ochtend van 17 juni 2013, nadat de onder 2.14. bedoelde publicaties hadden plaatsgevonden, tevergeefs getracht telefonisch contact met elkaar te leggen. [J] heeft [F]bij e-mailbericht van woensdag 19 juni 2013 gewezen op feitelijke onjuistheden en de verwarring met de voormalige bestuursleden [C] en [D] waarvan in de publicaties van Omroep Brabant sprake is (prod. 7 van Stichting Addictioncare). [J] heeft [F]verzocht een rectificatie te plaatsen. Op dat verzoek is Omroep Brabant niet ingegaan. [F]heeft op 19 juni 2013 per e-mail aan [J] onder meer doen weten: “Ik heb u aangegeven dat het stuk niet over u ging. Maar over de tijd van [C]en [D]Bovendien zijn [D]en [C]in Zuid-Afrika doorgegaan. En daar heette hun stichting, AddictionCare SouthAfrica.”
2.19.
Na een verzoek van de advocaat van Stichting Addictioncare van 20 juni 2013 (productie 8 Stichting Addictioncare) heeft Omroep Brabant die dag om 22:22 uur een bericht op haar website geplaatst (prod. 9 van Stichting Addictioncare) met de navolgende tekst:
“Wij zijn van mening dat wij voldoende duidelijk hebben gemaakt dat de gepubliceerde artikelen en de uitzending over Addictioncare Zuid-Afrika betrekking hebben op een bedrijf in Zuid-Afrika, dat destijds werd gerund door de bestuurders [C]en [D].
Het huidige Addictioncare in Veldhoven is niet betrokken bij deze praktijken.”
2.20.
Stichting Addictioncare vond deze rectificatie, die zij aanvullende berichtgeving noemt, onvoldoende. Omdat de advocaat van Omroep Brabant op 21 juni 2013 heeft laten weten dat Omroep Brabant niet zou overgaan tot het plaatsen van een verdergaande rectificatie, heeft Stichting Addictioncare dit kort geding aanhangig gemaakt.
3 Het geschil
3.1.
Stichting Addictioncare vordert samengevat - in dit kort geding:
( i) Omroep Brabant te bevelen om alle radio- en televisieuitzendingen en alle publicaties over Addictioncare van 17 juni 2013 op de website www.omroepbrabant.nl en alle websites van YouTube en alle andere media waarop Omroep Brabant de uitzendingen geplaatst heeft binnen 1 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
dan wel, subsidiair;
Omroep Brabant te bevelen tot het vermelden van een permanente update bij de betreffende radio- en televisieuitzendingen en alle publicaties op de website www.omroepbrabant.nl en YouTube en alle andere media waarop Omroep Brabant de uitzendingen geplaatst heeft, alsmede op alle mobiele apps van deze website, in een duidelijk en voldoende leesbaar lettertype, zonder enig commentaar en zonder dat in enigerlei zin aan doel en strekking van de rectificatie afbreuk wordt gedaan, met de volgende tekst op de in de dagvaarding gemelde wijze;
“BELANGRIJKE MEDEDELING OVER ADDICTIONCARE
Op maandag 17 juni jl. hebben wij een uitzending besteed aan de Stichting Addictioncare te Veldhoven, waarbij ten onrechte gesuggereerd is dat sprake zou zijn van frauduleuze activiteiten en/of betalingsachterstanden. Ook in onderstaande publicatie wordt daaraan aandacht besteed. De informatie die wij hebben verstrekt is onjuist. Stichting Addictioncare te Veldhoven heeft niets te maken met de betreffende activiteiten. De activiteiten waarover wij hebben gerapporteerd betreffen de activiteiten van een rechtspersoon met ongeveer dezelfde naam, die echter geen banden blijkt te hebben met de Stichting Addictioncare te Veldhoven. Omroep Brabant biedt haar verontschuldigingen aan de Stichting Addictioncare aan.”
dan wel meer subsidiair;
Omroep Brabant te bevelen tot het vermelden van een rectificerende update bij de publicaties;
(ii) Omroep Brabant te bevelen om binnen 1 uur na betekening van dit vonnis in alle nieuwsuitzendingen c.q. journaals van Omroep Brabant die vanaf dat moment gedurende één dag (24 uur) worden uitgezonden op radio en televisie, aan het begin van de uitzending steeds de volgende mededeling te doen als in de dagvaarding genoemde wijze;
“BELANGRIJKE MEDEDELING OVER ADDICTIONCARE
Op maandag 17 juni jl. hebben wij een uitzending besteed aan de Stichting Addictioncare te Veldhoven, waarbij ten onrechte gesuggereerd is dat sprake zou zijn van frauduleuze activiteiten en/of betalingsachterstanden. Ook op onze website hebben wij hieraan in verschillende publicaties aandacht besteed. De informatie die wij hebben verstrekt is onjuist. Stichting Addictioncare te Veldhoven heeft niets te maken met de betreffende activiteiten. De activiteiten waarover wij hebben gerapporteerd betreffen de activiteiten van een rechtspersoon met ongeveer dezelfde naam, die echter geen banden blijkt te hebben met de Stichting Addictioncare te Veldhoven. Omroep Brabant biedt haar verontschuldigingen aan de Stichting Addictioncare aan.”
dan wel subsidiair:
Omroep Brabant te bevelen tot het uitzenden van een televisie- en radiospotje ter rectificatie van de onrechtmatige berichtgeving;
(iii) Omroep Brabant te bevelen om binnen 1 uur na betekening van dit vonnis een rectificatie op de openingspagina van haar website www.omroepbrabant.nl op te nemen en gedurende tenminste 48 uur opgenomen te houden met de volgende tekst op de in de dagvaarding genoemd wijze;
“BELANGRIJKE MEDEDELING OVER ADDICTIONCARE
Op maandag 17 juni jl. hebben wij een uitzending besteed aan de Stichting Addictioncare te Veldhoven, waarbij ten onrechte gesuggereerd is dat sprake zou zijn van frauduleuze activiteiten en/of betalingsachterstanden. Ook op onze website hebben wij hieraan in verschillende publicaties aandacht besteed. De informatie die wij hebben verstrekt is onjuist. Stichting Addictioncare te Veldhoven heeft niets te maken met de betreffende activiteiten. De activiteiten waarover wij hebben gerapporteerd betreffen de activiteiten van een rechtspersoon met ongeveer dezelfde naam, die echter geen banden blijkt te hebben met de Stichting Addictioncare te Veldhoven. Omroep Brabant biedt haar verontschuldigingen aan de Stichting Addictioncare aan.”
dan wel subsidiair;
Omroep Brabant te bevelen tot een rectificatie;
(iv) Omroep Brabant te bevelen om binnen 1 uur na betekening van dit vonnis een persbericht te verspreiden via ANP met de volgende tekst:
“PERSBERICHT AANGAANDE ADDICTIONCARE
Op maandag 17 juni jl. hebben wij een uitzending besteed aan de Stichting Addictioncare te Veldhoven, waarbij ten onrechte gesuggereerd is dat sprake zou zijn van frauduleuze activiteiten en/of betalingsachterstanden. Ook op onze website hebben wij hieraan in verschillende publicaties aandacht besteed. De informatie die wij hebben verstrekt is onjuist. Stichting Addictioncare te Veldhoven heeft niets te maken met de betreffende activiteiten. De activiteiten waarover wij hebben gerapporteerd betreffen de activiteiten van een rechtspersoon met ongeveer dezelfde naam, die echter geen banden blijkt te hebben met de Stichting Addictioncare te Veldhoven. Omroep Brabant biedt haar verontschuldigingen aan de Stichting Addictioncare aan.”
dan wel subsidiair;
Omroep Brabant te bevelen tot verspreiding van een rectificerend persbericht;
( v) Omroep Brabant te bevelen om binnen 1 uur na betekening van dit vonnis CZ schriftelijk, met afschrift aan Stichting Addictioncare, te berichten dat de door Omroep Brabant gepubliceerde informatie over de Stichting Addictioncare onjuist blijkt te zijn, althans geen betrekking blijkt te hebben op de Stichting Addictioncare;
(vi) Omroep Brabant te veroordelen in de kosten van dit kort geding, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
3.2.1.
Stichting Addictioncare legt hieraan, kort samengevat, ten grondslag dat Omroep Brabant onrechtmatig heeft gehandeld door genoemde uitzendingen en publicaties openbaar te maken en/of openbaar te houden en CZ uit te nodigen daarop te reageren en daarmee één van de belangrijkste zorgverzekeraars actief te informeren over de zogenaamde ‘fraude’. De door Omroep Brabant aan de orde gestelde misstanden hebben mogelijk plaats gevonden bij AddictionCare South Africa Pty Ltd. na het vertrek van [C] en [D] bij Stichting Addictioncare. Stichting Addictioncare heeft zelf part noch deel aan die misstanden. Zij heeft haar personeel steeds betaald. De door Omroep Brabant over misstanden in Zuid Afrika geïnterviewde psychologen hebben nooit voor Stichting Addictioncare gewerkt. Stichting Addictioncare heeft zich niet schuldig gemaakt aan fraude. Zij brengt juiste bedragen in rekening voor de behandelingen in Zuid Afrika en meent dat die door verzekeraars, zoals CZ, behoren te worden vergoed.
3.2.2.
[F]wist van het onderscheid tussen Stichting Addictioncare en de organisatie van AddictionCare South Africa en [J] had [F]op 14 juni 2013 in het e-mailverkeer met [F]ook nog eens uitdrukkelijk gewezen op het verschil tussen Stichting Addictioncare en de Zuid-Afrikaanse rechtspersoon van haar gewezen bestuurders. De onjuiste publicaties tasten Stichting Addictioncare aan in haar eer en goede naam en zijn jegens Stichting Addictioncare onrechtmatig. Zij verwijst in dit verband naar de mee te wegen belangen (als opgesomd in HR 24 juni 1983, NJ 1984,801) en naar normen in de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek die door [F]en Omroep Brabant zijn geschonden.
3.2.3.
Stichting Addictioncare is voor haar functioneren als zorgverlener in hoge mate afhankelijk van haar goede naam en lijdt door de publicaties van Omroep Brabant ernstige reputatieschade. Vanwege het voortduren van de onrechtmatige situatie en de weigering van Omroep Brabant daar in der minne een einde aan te maken, heeft Stichting Addictioncare de vorderingen ingesteld.
3.3.
Omroep Brabant voert - in de kern samengevat - het volgende verweer. Er worden in de publicaties van Omroep Brabant forse beschuldigingen geuit, maar die worden geuit aan het adres van [C] en [D], respectievelijk hun Zuid-Afrikaanse onderneming Addictioncare South Africa en niet aan Stichting Addictioncare. De publicaties van Omroep Brabant zijn niet onrechtmatig en ook niet feitelijk onjuist of door onvolledigheid misleidend. De vorderingen van Stichting Addictioncare kunnen dus noch op grond van artikel 6:162 BW noch op grond van artikel 6:167 BW worden toegewezen. Daarnaast wijst Omroep Brabant op het in artikel 10 EVRM neergelegde recht op vrije meningsuiting en de slechts zeer beperkte beperkingen die daarop zijn toegestaan. Tenslotte worden ook nog een aantal opmerkingen tegen specifieke aspecten van het petitum gemaakt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Stichting Addictioncare heeft een spoedeisend belang bij voorzieningen als gevorderd. In het geval Stichting Addictioncare gelijk mocht hebben, heeft zij er belang bij dat er op korte termijn een correctie plaatsvindt van de berichtgeving waarin zij voorkomt.
4.2.
Ter beantwoording is de vraag of de door Omroep Brabant geplaatste artikelen en uitgezonden televisieuitzendingen en radiouitzending onrechtmatige uitingen betreffen in de zin van het bepaalde in artikel 6:162 BW op grond waarvan een rectificatie in de zin van artikel 6:167 (lid 1) BW gerechtvaardigd is.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat bij de beantwoording van de vraag of de betreffende artikelen en uitzendingen onrechtmatig is, het spanningsveld een rol speelt tussen het fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam anderzijds. Hierbij staan twee hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar, aan de ene kant het belang van Omroep Brabant om misstanden die de samenleving raken aan de kaak te stellen en het publiek hierover te informeren en aan de andere kant het belang van Stichting Addictioncare om niet door publicaties te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden.
4.4.
Als omstandigheden die (niet limitatief) van belang kunnen worden geacht bij het maken van deze belangenafweging zijn te noemen (vgl. het ook door beide partijen aangehaalde arrest HR 24 juni 1983, NJ 1984, 801):
a. de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben;
b. de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
c. de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
d. de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a tot en met c bedoelde factoren;
e. de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicatie via de pers, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt hadden kunnen worden;
f. een mogelijke beperking van het door de perspublicatie te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat het betreffende stuk, ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers, in de publiciteit zou zijn gekomen.
4.5.
Het gaat om een aantal publicaties van Omroep Brabant, die alle in een kort tijdbestek zijn gedaan, namelijk op of kort na 17 juni 2013, die alle zijn vervaardigd door dezelfde bij Omroep Brabant werkzame journalist, te weten [F], en die qua inhoud met elkaar te maken hebben. In alle publicaties wordt het reilen en zeilen van “Addictioncare” zeer kritisch besproken.
4.6.
De voorzieningenrechter heeft zich voorafgaande aan de behandeling van het kort geding geplaatst in de positie van de gemiddelde Brabantse nieuwsconsument, ofwel de gemiddelde Brabander als door Omroep Brabant in punt 16 van haar pleitnota bedoeld. Het gaat hier om journalistieke producten, waaraan niet de eisen mogen worden gesteld die men aan een juridisch waterdichte aanklacht pleegt te stellen, maar die wel zorgvuldig in elkaar moeten worden gezet.
4.7.
Bij de beoordeling moeten alle publicaties worden betrokken. In dit geval mag echter het meeste gewicht worden toegekend aan de in de vroege ochtend van 17 juni 2013 gepubliceerde achtergrondreportage, ook wel aangeduid als “reconstructie”. Dat is de publicatie waarin Omroep Brabant, het woord “ reconstructie” zegt het ook, op gestructureerde en de meest volledige wijze de resultaten van haar naspeuringen aan het publiek bekend heeft willen maken. De door Omroep Brabant gepresenteerde informatie bleek voor de voorzieningenrechter in zijn hoedanigheid van gemiddelde onbevangen Brabantse nieuwsconsument echter niet in een helder verband te plaatsen. Partijen hebben dat zelf ook ter zitting kunnen waarnemen want een deel van de mondelinge behandeling is nodig geweest om partijen de feitelijke achtergronden van hetgeen in de publicaties aan de orde was te laten uitleggen, zulks om enige lijn in de chronologie, de rol van de diverse in de publicaties aangeduide betrokkenen en van hun onderlinge verhoudingen te krijgen.
4.8.
Er is in de achtergrondrapportage van Omroep Brabant die ongeveer vijf en een halve minuut duurt, sprake van een veelheid aan wisselingen van tijdstippen in het tijdvak van begin 2010 tot heden, van plaatsen, van handelende personen en van aan de orde gestelde misstanden, zonder dat deze in een voor de niet ingevoerde kijker - en dat is de gemiddelde nieuwsconsument bijna altijd want daarom heeft hij honger naar nieuws – begrijpelijk en enigszins logisch kader worden geplaatst. Dat zou bij de presentatie van de resultaten van onderzoeksjournalistiek over een gecompliceerd onderwerp als misstanden in de verslavingszorg wel in de rede hebben gelegen. Omroep Brabant weet met de verstrekte brokken informatie geen duidelijke centrale boodschap over te brengen, behalve dan dat er al jarenlang kennelijk een hoop mis is met behandeling van verslaafden in Zuid-Afrika onder de vlag van Addictioncare. Voor wie echter wil weten hoe het feitelijk zit, roepen de publicaties, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, meer vragen dan antwoorden op.
4.9.
De publicaties mogen naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zijn hoedanigheid van Brabants nieuwsconsument als een mislukt journalistiek product worden gekwalificeerd. Omroep Brabant dacht daar op de zitting duidelijk anders over. Daartegen is geen bezwaar. Onbegrijpelijke perspublicaties diskwalificeren zichzelf zonodig wel, althans de rechter heeft hier in beginsel geen taak. Dat wordt echter anders als er van de publicaties nog zoveel te begrijpen valt dat daaruit wel een sterk negatieve strekking voor een specifieke persoon of instelling kan worden afgeleid en deze persoon of instelling daartegen gemotiveerd opkomt en meent door de publicaties schade te ondervinden. Een dergelijk geval doet zich hier voor. Stichting Addictioncare stelt gemotiveerd dat zij door Omroep Brabant ten onrechte van fraude en wanbetaling is beticht en bij een voor haar belangrijke zorgverzekeraar ten onrechte in een kwaad daglicht is gesteld.
4.10.
Het centrale verweer van Omroep Brabant dat de beschuldigingen in de publicaties worden geuit aan het adres van [C] en [D], respectievelijk hun Zuid-Afrikaanse onderneming Addictioncare South Africa, en niet aan het adres van Stichting Addictioncare is ter zitting even welsprekend verwoord als dat het niet strookt met de feiten. Het verweer behoort dus te worden verworpen.
4.11.
In de publicaties wordt immers op diverse plaatsen en wijzen wel degelijk een expliciet verband gelegd met de te Veldhoven gevestigde Stichting Addictioncare. Dit gebeurt veel meer dan nodig zou zijn geweest om enkel de historische context te schetsen, hetgeen Omroep Brabant op zichzelf vrij zou hebben gestaan. De “reconstructie” en de daarmee samenhangende andere publicaties kunnen in alle redelijkheid worden begrepen, sterker nog kunnen nauwelijks anders worden opgevat, dan in die zin dat het gaat om misstanden waar Stichting Addictioncare de hand in heeft.
4.12.
Dat het Omroep Brabant er in werkelijkheid ook om ging Stichting Addictioncare te bekritiseren blijkt, zoals laatstgenoemde terecht heeft opgemerkt, uit een in dit verband wel zeer overtuigende bron, te weten het e-mailverkeer met journalist [F]op 14 juni 2013. Op 14 juni 2013 om 21.02 uur heeft [F]immers aan [H] gemaild (onderstrepingen vzr):
(…) Het verhaal dat wij maandag gaan brengen gaat over fraude bij uw instelling, salarissen die niet zijn uitbetaald en meer. Ik had verwacht dat een instelling zoals die van u het belang wel zou inzien om daarop op voorhand te reageren – zeker gezien het verleden. Nu betekent het dat ik uw reactie pas in de loop van de dag aan het bericht kan toevoegen en dat ik in mijn item moet zeggen dat u niet bereikbaar was voor commentaar.
(…) En nogmaals: met het verleden van jullie instelling en de verwijten die aan jullie adres worden geuit, lijkt mij een reactie op voorhand goed voor het verhaal.
(…).
4.13.
De door Omroep Brabant vermelde omstandigheid dat Stichting Addictioncare na de breuk met [C] en [D] in 2011/2012 haar naam heeft gehandhaafd en niet (in rechte) is opgetreden tegen het door [C] en [D] en/of AdictionCare South Africa bezigen van het logo van Stichting Addictioncare en een aan de naam van Stichting Addictioncare verwante naam, baat Omroep Brabant niet. Er is zeker verwarringsgevaar, maar nu Omroep Brabant heeft verklaard het onderscheid tussen beide entiteiten te kennen - zij stelt ook slechts het wangedrag van [C] en [D] en hun Zuid-Afrikaanse organisatie aan de kaak te willen stellen - heeft dat verwarringsgevaar zich ten aanzien van Omroep Brabant niet gerealiseerd. Omroep Brabant is niet verontschuldigd als zij het publiek op dit punt niet overeenkomstig de werkelijkheid heeft geïnformeerd.
4.14.
De stelling van Omroep Brabant, dat vorenstaande passages uit de e-mail van 14 juni 2013 geen aankondiging van een tegen Stichting Addictioncare gerichte publicatie zijn, maar moeten worden gezien in het licht van de wens van Omroep Brabant om door haar van derden verkregen informatie te checken dat er ook na het vertrek van [C] en [D] als bestuurders van Stichting Addictioncare banden waren blijven bestaan tussen Stichting Addictioncare en Addictioncare South Africa, baat Omroep Brabant ook niet. In de eerste plaats staat het niet in het e-mailbericht te lezen. Daarvoor brengt [F]in zijn e-mail ook veel te stellig dat hij het verhaal gaat brengen over fraude “bij uw instelling”. Als [F]en Omroep Brabant op vrijdag werkelijk in de fase zaten dat zij deze informatie nog moesten checken, komt de stellige aankondiging dat het verhaal maandag gebracht zou worden de voorzieningenrechter prematuur voor. Het wekt ook bevreemding dat Omroep Brabant bij een nieuwsitem dat al zes weken “op de plank lag” Stichting Addictioncare pas vlak voor publicatie (ook nog aan het begin van het weekend) heeft benaderd om commentaar op een wezenlijk punt. Tenslotte heeft Omroep Brabant de indruk gewekt ook niet erg geïnteresseerd te zijn in andersluidende informatie die Stichting Addictioncare nog zou kunnen geven. Gesteld noch gebleken is dat zij in de publicaties van maandagochtend 17 juni 2013 iets heeft gedaan met de tegenspraak die in de late uren van vrijdag 14 juni 2013 wel degelijk van Stichting Addictioncare is gekomen.
4.15.
Bezien in het licht van de onder 4.4. opgesomde omstandigheden moet de onder 4.3. aangegeven belangenafweging in het nadeel van Omroep Brabant uitvallen. De implicaties van ernstige beschuldigingen als de onderhavige zijn voor een instelling voor verslavingszorg als Stichting Addictioncare ernstig (omstandigheid a). Om goed te kunnen functioneren heeft Stichting Addictioncare het vertrouwen van (onder meer) patiënten, potentiële patiënten en zorgverzekeraars nodig. Als Stichting Addictioncare zou frauderen en haar personeel onbetaald zou laten, zou Omroep Brabant een misstand met maatschappelijk belang aan de kaak te stellen (omstandigheid b), maar dan hadden die beschuldigingen wel een solide basis in het feitenmateriaal moeten hebben (omstandigheid c). Die stevige feitelijke basis is er niet. Dat laatste geldt temeer nu Omroep Brabant het standpunt heeft ingenomen dat zij in werkelijkheid beoogde haar kritiek op anderen dan Stichting Addictioncare te richten. De inkleding van de verdenkingen was gezien in verhouding tot de onder a tot en met c bedoelde factoren niet helder. Dat (omstandigheid d) mag in het nadeel van Omroep Brabant worden uitgelegd. Het ging hier om publicaties die minimaal zes weken in de maak zijn geweest en die op een door Omroep Brabant volledig zelf gekozen tijdstip bekend zijn gemaakt. Omroep Brabant moet worden geacht voldoende gelegenheid te hebben gehad om de verdenkingen zorgvuldig in te kleden.
4.16.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat Omroep Brabant met de publicatie van onjuiste en door onvolledigheid misleidende gegevens van feitelijke aard onrechtmatig heeft gehandeld jegens Stichting Addictioncare. Stichting Addictioncare heeft er belang bij dat zo spoedig mogelijk aan dat onrechtmatige handelen een einde komt. Verwijdering van de onjuiste publicaties en openbaarmaking van rectificaties op een door de rechter aan te geven wijze zijn daarvoor goede middelen. Terecht heeft Stichting Addictioncare de aanvulling door Omroep Brabant op 20 juni 2013 als onvoldoende beschouwd. De voorzieningenrechter zal de vorderingen deels toewijzen als in het dictum te melden.
4.17.
Het onder i primair gevorderde (verwijdering) zal in essentie worden toegewezen.
4.18.
Het onder ii primair gevorderde zal ook deels worden toegewezen. Het is passend om Omroep Brabant te verplichten de correctie te verspreiden langs dezelfde wegen als waarlangs zij de onrechtmatige informatie heeft verspreid. De mededeling waartoe Omroep Brabant bij vonnis zal worden verplicht, zal echter niet mede inhouden de verwijzing naar activiteiten van een andere rechtspersoon met ongeveer dezelfde naam. De voorzieningenrechter laat geen impliciete beschuldiging uiten aan een andere rechtspersoon die geen partij is in dit kort geding en in dat geding ook niet is gehoord. De voorzieningenrechter laat zich evenmin verleiden tot de voorgestelde “vrijspraak” van Stichting Addictioncare. Dit vonnis geeft een oordeel over de publicaties van Omroep Brabant, niet over de vraag of er is gemalverseerd en door wie. Het aantal malen dat het bericht moet worden voorgelezen wordt beperkt tot het aantal malen dat voor de gemiddelde Brabantse kijker en luisteraar - die aan het geschil tussen partijen weinig boodschap zal hebben- in redelijkheid nog te verdragen is. Omroep Brabant zal ook niet worden verplicht de mededeling telkens aan het begin van de nieuwsuitzending te doen. Het is mogelijk dat er op de betreffende dag nieuwsfeiten zullen zijn van groter belang en voorrang verdienen, dit in het belang van de kijkers en luisteraars en te beoordelen binnen de journalistieke vrijheid van Omroep Brabant.
4.19.
De voorzieningenrechter meent de zaak ook niet groter te moeten maken dan de regionale kwestie die zij is. De rechter in kort geding moet geen verdergaande voorzieningen treffen dan echt noodzakelijk. Er moeten heel goede redenen zijn om een bericht van een regionaal medium “nationwide” te laten rectificeren. Gesteld noch gebleken is een voldoende specifiek belang bij Stichting Addictioncare om in kort geding een voorziening strekkende tot verspreiding van een persbericht via het ANP te treffen. Omroep Brabant heeft hier terecht op gewezen. Het onder iv gevorderde zal worden afgewezen.
4.20.
Het is ook niet nodig om het onder v gevorderde bevel aan Omroep Brabant om CZ te informeren te geven. Desgewenst kan Stichting Addictioncare dit vonnis zelf aan CZ doen toekomen. Dan zal het CZ duidelijk worden dat de voor Stichting Addictioncare nadelige publicaties van Omroep Brabant volgens de rechter niet terecht zijn geweest.
4.21.
Aan Omroep Brabant worden iets ruimere termijnen gegeven om aan de veroordelingen te voldoen. Hier had Omroep Brabant een punt. Voldoening aan het vonnis moet wel praktisch uitvoerbaar zijn, zonder dat bij voorbaat de kiem voor executieperikelen wordt gelegd.
4.22.
Omroep Brabant heeft terecht verweer gevoerd tegen een op te leggen verplichting om excuses aan te bieden. Excuses biedt men aan uit overtuiging iets verkeerds te hebben gedaan. De voorzieningenrechter heeft geen aanwijzing dat die overtuiging bij Omroep Brabant is ontstaan. Zij zal moeten rectificeren omdat het van de voorzieningenrechter moet.
4.23.
Omroep Brabant zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting Addictioncare worden begroot op:
- -
dagvaarding € 101,89
- -
griffierecht 589,00
- -
overige kosten 0,00
- -
salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.506,89.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt Omroep Brabant om alle radio- en televisie-uitzendingen en alle publicaties over Addictioncare van 17 juni 2013 (inclusief latere wijzigingen) en in ieder geval de in dit vonnis onder 2.14 tot en met 2.17 aangeduide radio- en televisie-uitzendingen en publicaties op de website www.omroepbrabant.nl en alle websites van YouTube en alle andere media waarop Omroep Brabant de uitzendingen geplaatst heeft, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen en deze vervolgens verwijderd te houden;
5.2.
beveelt Omroep Brabant om in de eerste 48 uur na betekening van dit vonnis in vier nieuwsuitzendingen c.q. journaals op radio en in vier nieuwsuitzendingen c.q. journaals op televisie, welke worden uitgezonden tussen 07.00 uur en 22.00 uur, steeds de volgende mededeling te doen, waarbij de tekst goed verstaanbaar en in normaal tempo uitgesproken moet worden, een en ander zonder enig commentaar:
“Op maandag 17 juni jl. hebben wij een uitzending besteed aan de Stichting Addictioncare te Veldhoven. Ook op onze website hebben wij hieraan in verschillende publicaties aandacht besteed. De voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant heeft geoordeeld dat in onze uitzending ten onrechte gesuggereerd is dat sprake zou zijn van frauduleuze activiteiten en/of betalingsachterstanden bij Stichting Addictioncare. De informatie die wij hebben verstrekt is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig geweest.”
5.3.
beveelt Omroep Brabant om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis een mededeling op de openingspagina van haar website www.omroepbrabant.nl op te nemen en gedurende tenminste 48 uur opgenomen te houden met de volgende tekst in een duidelijk en voldoende leesbaar lettertype, zonder enig commentaar en zonder dat in enigerlei zin aan doel en strekking van de rectificatie afbreuk wordt gedaan:
“BELANGRIJKE MEDEDELING OVER ADDICTIONCARE
Op maandag 17 juni jl. hebben wij een uitzending besteed aan de Stichting Addictioncare te Veldhoven. Ook op onze website hebben wij hieraan in verschillende publicaties aandacht besteed. De voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant heeft geoordeeld dat in onze uitzending en publicaties ten onrechte gesuggereerd is dat sprake zou zijn van frauduleuze activiteiten en/of betalingsachterstanden bij Stichting Addictioncare. De informatie die wij hebben verstrekt is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig geweest. In het vonnis zijn wij verplicht om de publicaties van onze website te verwijderen.”,
welke tekst volledig leesbaar moet zijn wanneer de openingspagina van www.omroepbrabant.nl, alsmede op alle mobiele apps van deze website, in beeld verschijnt (zonder daartoe bijvoorbeeld te hoeven scrollen of zoeken), en welke openingspagina niet automatisch doorlinkt naar een volgende pagina (maar zonder actie van de bezoeker in beeld blijft);
5.4.
veroordeelt Omroep Brabant in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Addictioncare tot op heden begroot op € 1.506,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Omroep Brabant in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Omroep Brabant niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.L. Roosmale Nepveu en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2013.