Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2014:6277

Rechtbank Oost-Brabant
20-10-2014
23-10-2014
3390884
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Voorlopige voorziening

Vonnis in kort geding. Verkeerde partij gedagvaard. Desondanks voldoende belang bij inhoudelijke beoordeling (vgl. HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762). Met bedoelde publicaties onrechtmatig gehandeld jegens eiser. Verwijdering publicaties en rectificatie toewijsbaar. Overige vorderingen niet toewijsbaar. Er kan geen veroordelend vonnis worden gewezen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton Eindhoven

Zaaknummer : 3390884

Rolnummer : 14-10457

Vonnis in kort geding van 20 oktober 2014

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde: mr. J. van Schaik,

t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Regionale Omroep Brabant B.V.,

gevestigd te Eindhoven,

gedaagde, vrijwillig verschenen,

gemachtigde: mr. D. Griffiths.

Partijen zullen hierna [eiser] en Omroep Brabant B.V. worden genoemd.

1 Het verloop van het geding

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  1. de dagvaarding van 1 oktober 2014, met producties,

  2. het schrijven van de gemachtigde van Omroep Brabant B.V. van 3 oktober 2014, binnengekomen ter griffie van deze rechtbank op 6 oktober 2014, met producties,

  3. de mondelinge behandeling, gehouden op 8 oktober 2014, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden. Bij deze gelegenheid hebben beide gemachtigden pleitnotities overgelegd; de gemachtigde van [eiser] heeft bij deze gelegenheid voorts een niet eerder toegezonden productie overgelegd. De gemachtigde van Omroep Brabant B.V. heeft ingestemd met overlegging van deze productie.

1.2.

Tot slot is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Het gaat in deze zaak om het volgende.

a. a) [eiser] is rechtenstudent en exploiteert een eenmanszaak, genaamd “Juridisch Advies [eiser]”, welke eenmanszaak zich bezighoudt met het geven van juridisch advies aan (rechts)personen op onder meer het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

b) De stichting Stichting Regionale Omroep Brabant (hierna te noemen: Omroep

Brabant) heeft op 3 oktober 2013 een door haar gemaakt televisie-item uitgezonden, waarin

een van haar presentatoren, senior verslaggever bij Omroep Brabant, de heer [W.]

(hierna te noemen: [W.]) en een gemeentesecretaris van de gemeente Gemert-Bakel spreken over (misbruik bij) de uitvoering van de Wob.

Blijkens het door [eiser] van deze televisie-uitzending overgelegde transcript, waarvan

de inhoud volgens Omroep Brabant B.V. - op enkele typefouten na - overeenkomt met hetgeen is uitgezonden, is in dit gesprek onder meer gezegd:

“(…) Presentator (…): (…) Via een Wob-procedure (…) kunnen burger de gemeente dwingen binnen tien weken informatie op te sturen. En zo niet, dan moet de gemeente een dwangsom betalen van 1200 euro volgens Gemert-Bakel wordt de wet misbruikt. De komen onmogelijke verzoeken binnen, alléén maar voor het geld. De gemeente wil nu een proefproces uitlokken.

(…) Verslaggever (…): steeds vaker vallen er vreemde Wob-verzoeken op de mat in het gemeentehuis van Gemert-Bakel. En de maat is vol na het verzoek van [eiser] uit [woonplaats].

(…) Gemeentesecretaris (…): Nou deze meneer [eiser] wil ongeveer 100.000 documenten hebben we berekend, als we aan zijn verzoek gaan voldoen.

(…)

(…) Verslaggever (…): (…) volgens Gemert-Bakel is het ondoenlijk om zoveel archiefstukken uit te zoeken en op te sturen. En het is de aanvrager ook helemaal niet om die stukken te doen denkt de gemeente. Ze kunnen z’n verzoek ook afkopen.

(…) Gemeentesecretaris (…): (…) hij geeft aan in zijn brief dat hij ook genoegen neemt met een paar honderd euro.

(…)

(…) Verslaggever (…): ambtenaren hebben al genoeg werk met de gewone Wob-verzoeken. Dit karretje documenten moet nog (…) verstuurd worden naar iemand met een serieus verzoek. In het geval van [eiser], doet de gemeente niet meer mee. Hij moet maar naar de rechter stappen als hij het er niet mee eens is.

(…)

meneer [eiser] gaat van u niks krijgen. Geen documenten en geen geld?

(…)

(…) Presentator (…): ja, ik praat er even over verder met collega [W.], want [W.] wat denk jij nou, is het die Hagenaar puur om het geld te doen?

(…) Verslaggever (…): ja, daar lijkt het wel om. Hij wil, doet onmogelijke verzoeken, de gemeente moet die binnen tien weken vervullen en als ze dat niet kunnen moeten ze 1200 euro betalen. Nou hij hoopt daar mee snel te cashen. (…) Wij hebben hem toch opgespoord en ik heb hem gebeld en het was duidelijk niet de bedoeling dat ik hem had kunnen vinden, merkte ik wel aan het gesprek, hij wilde eigenlijk ook niet met me praten en toen ik zei van waarom doet u dat eigenlijk, dat soort verzoeken aan gemeente Gemert-Bakel, was zijn enige reactie ‘is dat verboden dan ?’ En vervolgens verbrak hij de verbinding. En ja, de gemeente Gemert-Bakel zitten ermee en zij niet alléén want [eiser] heeft dat soort verzoeken al bij veel meer gemeenten gedaan.

(…)

Nou, de gemeente Gemert-Bakel heeft dus nu de stap naar rechter, die hoop dat er een rechtszaak komt, en dat de rechter dit een halt toe roept, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten die heeft alle gemeenten gevraagd misbruik te melden, zodat zij een stapel van die misbruikgevallen kan geven aan de minister van Binnenlandse zaken, zodat die de wet wil aanpassen (…).”

c) Eveneens op 3 oktober 2013 heeft Omroep Brabant een artikel over deze kwestie op haar website gepubliceerd.
d) [eiser] heeft op 14 oktober 2013 een e-mail naar Omroep Brabant B.V. gestuurd, waarin is vermeld: “(…) Als rechtenstudent (…) heb ik me verdiept in het wel en wee omtrent de Wet Openbaarheid van Bestuur. Ik was benieuwd hoe de diverse gemeenten in Nederland reageren op een omvangrijk verzoek als het mijne. Wanneer ik dat kenbaar had gemaakt in het telefoongesprek met [W.], bestond er de kans dat dit kenbaar zou worden bij andere gemeenten, dat wilde ik niet. Ik wilde dat de diverse gemeenten mijn verzoek geheel naar eigen inzicht behandelde. Deze insteek komt geheel niet terug in uw uitzending, wat ik op zijn zachtst gezegd toch wel erg vervelend vind. (…)”.

e) Tussen [eiser], Omroep Brabant (B.V.) en/of [W.] is enkele malen telefonisch dan wel per e-mail contact geweest. [eiser] heeft hierbij onder meer verwijdering van de publicaties, rectificatie en schadevergoeding verzocht. Dit verzoek is niet ingewilligd.

Het in dit verband door [W.] gedane aanbod om een televisie-item te maken over (het onderzoek door) [eiser] is door [eiser] niet aanvaard. [W.] en [eiser] zijn het niet eens geworden over de voorwaarden waaronder dit item tot stand had moeten komen.

f) Bij e-mail van 27 augustus 2014 heeft de gemachtigde van [eiser] onder

aanzegging van rechtsmaatregelen Omroep Brabant B.V. verzocht en voor zover nodig gesommeerd “over te (doen) gaan tot het onmiddellijk verwijderen van het smadelijke , althans onrechtmatig grievende bericht in elke vorm over mijn cliënt (…)”, alsmede tot rectificatie van die berichtgeving en “het vergoeden van de schade die cliënt lijdt ten gevolge van die berichtgeving (…)”.

3 De vordering en het verweer

3.1.

[eiser] vordert na wijziging respectievelijk vermeerdering van eis - zakelijk weergegeven - Omroep Brabant B.V. te:

i. i) gebieden onmiddellijk te verwijderen elke berichtgeving met daarin de naam dan wel enige lettercombinatie die naar naam van [eiser] verwijst, op door haar beheerde of voor haar opengestelde internetsites en via andere media gepubliceerd, op straffe van een

dwangsom ad € 1.000,00 voor elke dag of elk dagdeel dat Omroep Brabant B.V. dit gebod niet naleeft later dan twee dagen na het wijzen van dit vonnis;

ii) gebieden onmiddellijk te rectificeren door een bericht, luidende als volgt: “Regionale Omroep Brabant B.V. heeft in oktober 2013 onbevoegd de naam van de heer [eiser] uit [woonplaats] in verband gebracht met een oneigenlijk Wob-verzoek. Deze berichtgeving berustte niet op feiten. De rechter heeft Regionale Omroep Brabant B.V. veroordeeld te rectificeren om de goede naam van de heer [eiser] uit [woonplaats] niet langer onrechtmatig te beschadigen”, te plaatsen op door haar beheerde of voor haar opengestelde internetsites en via elk ander medium via welke de litigieuze berichtgeving is gepubliceerd, op straffe van een dwangsom als hiervoor onder i) vermeld en minder lang dan dat de litigieuze berichtgeving publiek toegankelijk was tussen plaatsing en verwijdering door Omroep Brabant B.V., die duur vast te stellen op minimaal 363 dagen;

iii) verbieden om enige onbevoegde berichtgeving met daarin de naam dan wel enige lettercombinatie die naar deze naam verwijst, wederom op of een andere door haar beheerde of voor haar opengestelde website te plaatsen, op straffe van een dwangsom ad € 1.000,00 voor elke dag of elk dagdeel dat Omroep Brabant B.V. dit verbod overtreedt twee dagen na het wijzen van dit vonnis;

iv) veroordelen om ten titel van (een voorschot op) schadevergoeding aan [eiser] te betalen € 1.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, dan wel een ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

v) veroordelen in de proceskosten, tot dusverre aan de zijde van [eiser] begroot op € 2.500,00, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag.

3.2.

Omroep Brabant B.V. voert verweer en concludeert de vorderingen van [eiser] af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 Het geschil en de beoordeling daarvan

Ontvankelijkheid

4.1.

Omroep Brabant B.V. heeft ter zitting als primair verweer aangevoerd dat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Zij stelt zich op het standpunt dat - zoals volgens haar ook eenvoudig is na te gaan op de website van Omroep Brabant en via het handelsregister van de kamer van koophandel - niet zij de rechtspersoon is onder wiens verantwoordelijkheid de publicaties plaatsvinden, maar Omroep Brabant. Dit betekent

volgens Omroep Brabant B.V. dat de vorderingen afgewezen dienen te worden.

4.2.

[eiser] heeft als zodanig niet betwist de verkeerde partij te hebben gedagvaard.

4.3.

Uit het voorgaande volgt dat het primaire verweer van Omroep Brabant B.V. slaagt. De slotsom is dat Omroep Brabant B.V. niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. De vorderingen van [eiser] worden dan ook afgewezen.

4.4.

[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Omroep Brabant B.V. tot op heden worden begroot op

€ 400,-.

5 Ten overvloede

Inhoudelijke beoordeling

5.1.

Omroep Brabant B.V. wenst desondanks een inhoudelijke beoordeling te verkrijgen en verklaart van Omroep Brabant begrepen te hebben dat zij zich rekenschap van deze inhoudelijke beoordeling zal geven, zich hieraan zal houden en daarnaar zal handelen.

5.2.

Naar het oordeel van de kantonrechter mag [eiser] aan de verklaring van

Omroep Brabant B.V. het vertrouwen ontlenen dat zij en Omroep Brabant zich dienovereenkomstig zullen gedragen. Dit brengt met zich dat [eiser], hoewel in dit geding geen veroordelend vonnis kan worden gewezen, een voldoende belang bij

inhoudelijke beoordeling van zijn vorderingen in deze procedure heeft (vgl. HR 11 januari

2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762, rechtsoverweging 3.3.2.).

5.3.

De kantonrechter zal in het navolgende dan ook - ten overvloede - overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eiser]. De kantonrechter stelt hierbij voorop dat Omroep Brabant géén partij is in dit geding en dat de overwegingen van de kantonrechter zijn gebaseerd op de verweren en standpunten zoals die in deze procedure door Omroep Brabant B.V. zijn aangevoerd.

5.4.

[eiser] vordert enerzijds verwijdering van de berichtgeving, rectificatie en een verbod op berichtgeving en anderzijds (een voorschot op) schadevergoeding.

Verwijdering van de berichtgeving, rectificatie, verbod op berichtgeving

5.5.

De vraag waar het in dit geschil met name om gaat, is de vraag of bedoelde publicaties door Omroep Brabant onrechtmatig zijn jegens [eiser].

Indien en voor zover bedoelde publicaties jegens [eiser] onrechtmatig worden geacht, is het in het belang van [eiser] dat deze publicaties, die nog steeds op (onder meer) de website van Omroep Brabant zijn te zien, op zo kort mogelijke termijn worden verwijderd en worden gerectificeerd. Alsdan kan van [eiser] niet worden gevergd de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.

5.6.

Indien een persoon stelt door (het handhaven van) een publicatie in zijn eer en goede naam en/of persoonlijke levenssfeer te zijn of te worden aangetast, moet het antwoord

op de vraag of degene die verantwoordelijk is voor de publicatie hierdoor onrechtmatig

handelt of heeft gehandeld, worden gevonden door een afweging van twee fundamentele rechten. Namelijk enerzijds het recht op bescherming van de eer en goede naam en/of het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de desbetreffende persoon en anderzijds het recht op vrijheid van meningsuiting aan de zijde van degene die verantwoordelijk is voor de publicatie (HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210). Tussen de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam en/of op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer anderzijds bestaat geen rangorde; geen van beide rechten weegt bij de belangenafweging op voorhand zwaarder.

5.7.

De vraag welk van beide rechten in een concreet geval zwaarder weegt, moet worden beantwoord door een afweging van alle relevante omstandigheden van het geval. Tot deze omstandigheden kunnen onder meer behoren enerzijds de aard van de publicatie en de ernst van de te verwachten gevolgen hiervan voor de benadeelde en anderzijds de ernst

- bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die de publicatie aan de kaak probeert te stellen, de mate waarin ten tijde van de publicatie de feiten steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal, de inkleding van de feiten, en - tenslotte - de mate van (de in het gegeven geval vereiste) zorgvuldigheid van het door de openbaarmaker aan zijn publicatie ten grondslag gelegde onderzoek.

5.8.

Deze uitgangspunten gelden ook voor het onderhavige geval.

5.9.

De stellingen van [eiser] concentreren zich op het schenden van het recht op hoor en wederhoor, op het lichtzinnig en onzorgvuldig omspringen met zijn persoonsgegevens en het noemen van zijn naam en woonplaats, alsmede op de smadelijke, onrechtmatige en voor [eiser] schadelijke berichtgeving.

[eiser] is naar aanleiding van een publicatie op de openbare besluitenlijst van de gemeente Gemert-Bakel van 2 oktober 2013 gebeld door Omroep Brabant met de vraag naar de achtergrond van het Wob-verzoek. Volgens Omroep Brabant B.V. luidde het antwoord van [eiser]: “Is dat verboden dan?” en werd daarna de verbinding verbroken. Anders dan [eiser] heeft betoogd, betekent de enkele omstandigheid dat sprake is geweest van een kort telefoongesprek voorshands niet dat onrechtmatig is gehandeld jegens [eiser].
Vervolgens is door Omroep Brabant contact gezocht met de gemeente Gemert-Bakel, waarna op 3 oktober 2013 een interview met de betreffende ambtenaar is uitgezonden en een artikel op de website van Omroep Brabant is gepubliceerd. Ook daarmee is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld.

Uit het transcript van de televisie-uitzending (zie hiervoor onder overweging 2.1.b.) blijkt echter dat het niet bij het uitzenden van het interview met de betreffende ambtenaar is gebleven. De presentator/verslaggever van de uitzending heeft zich na uitzending van dit interview tot zijn collega gewend, met de vraag wat hij ervan dacht. Die collega, [W.], heeft aangegeven dat het hem leek dat het [eiser] puur om het geld te doen was, dat [eiser] was opgespoord en gebeld, dat hij merkte dat het duidelijk niet de bedoeling was dat hij [eiser] had kunnen vinden, dat [eiser] dergelijke verzoeken bij veel meer gemeenten had gedaan en dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan alle gemeenten heeft gevraagd misbruik te melden, zodat zij een stapel van die misbruikgevallen aan de minister van Binnenlandse zaken kan geven. [eiser] heeft gemotiveerd weersproken dat déze uitlatingen juist zijn. En dit is onvoldoende gemotiveerd betwist. Het enkel noemen van de naam van [eiser] en het door hem ingediende Wob-verzoek zou naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden niet als onrechtmatig beschouwd hoeven worden, maar het door twee collega’s van Omroep Brabant in een onderling gesprek direct in verband brengen van de naam van [eiser] met misbruik van een Wob-verzoek en misbruikgevallen, hetgeen volgens [eiser] niet juist is, dient in de gegeven omstandigheden te worden beschouwd als onrechtmatig. Niet relevant is dat de naam van [eiser] door andere gemeentes ook is genoemd. Het gegeven dat na de betreffende uitzending en publicaties aan [eiser] een aanbod is gedaan om een reportage te maken over het studieproject waar zijn Wob-verzoek aan de gemeente Gemert-Bakel volgens [eiser] onderdeel van was, maakt dit maakt dit voorlopig oordeel niet anders.

5.10.

Bezien in het licht van de hiervoor opgesomde uitgangspunten moet de belangenafweging in het voordeel van [eiser] uitvallen.

5.11.

Het vorenstaande leidt de kantonrechter tot het voorlopige oordeel dat met bedoelde publicaties, voor zover zij betrekking hebben op misbruik van Wob-verzoeken, onrechtmatig is gehandeld jegens [eiser]. [eiser] heeft er dan ook belang bij dat aan dit onrechtmatig handelen zo spoedig mogelijk een einde komt.

5.12.

Dit betekent dat de vordering van [eiser] om te gebieden elke berichtgeving met daarin de naam dan wel enige lettercombinatie die naar - zo begrijpt de kantonrechter - de naam van [eiser] verwijst, op door Omroep Brabant beheerde internetsites en via door haar beheerde andere media gepubliceerd, onmiddellijk te verwijderen, in zoverre kan worden toegewezen.

5.13.

Ook de vordering van [eiser] om te gebieden onmiddellijk tot rectificatie over te gaan door een bericht te plaatsen op de door Omroep Brabant beheerde internetsites en in de door haar beheerde andere media, ligt voor toewijzing gereed. Dit met dien verstande dat het de kantonrechter redelijk voorkomt de duur van deze rectificatie vast te stellen op één dag en in die zin dat de inhoud van het bericht dient te luiden: “In oktober 2013 is de naam van de heer [eiser] uit [woonplaats] ten onrechte in verband gebracht met misbruik van een Wob-verzoek.”, dit ter keuze van Omroep Brabant al dan niet gevolgd door: “Op aangeven van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven, is overgegaan tot het plaatsen van deze rectificatie.”.

5.14.

Oplegging van een - beperkte en gemaximeerde - dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissingen, acht de kantonrechter niet aangewezen, nu [eiser] aan de verklaring van Omroep Brabant B.V. het vertrouwen mag ontlenen dat zij en Omroep Brabant zich rekenschap van deze inhoudelijke beoordeling zullen geven, zich hieraan zullen houden en daarnaar zullen handelen.

5.15.

De vordering om te verbieden enige onbevoegde berichtgeving met daarin de naam van [eiser] dan wel enige lettercombinatie die naar deze naam verwijst, wederom op - zo begrijpt de kantonrechter - een of andere door [eiser] bedoelde website te plaatsen, zulks op straffe van een dwangsom, is niet toewijsbaar.

5.16.

Deze vordering is dermate algemeen en ruim geformuleerd dat toewijzing disproportioneel zou zijn. In een kort geding kan alleen aan de hand van concrete omstandigheden van een geval worden beoordeeld of een verbod tot het plaatsen van bepaalde berichtgeving al dan niet gerechtvaardigd is.

(Voorschot op) schadevergoeding

5.17.

Ten aanzien van de vordering tot betaling van (een voorschot op)

schadevergoeding stelt de kantonrechter voorop dat met betrekking tot een voorziening in

kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid geboden is.

De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan en de omvang van de vordering van eiser op gedaagde voldoende aannemelijk is, hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

5.18.

[eiser] stelt schade te lijden doordat zijn naam door toedoen van Omroep Brabant zeer negatief belicht wordt. De smadelijke en onrechtmatige berichtgeving zal, tenzij zij prompt wordt verwijderd en gerectificeerd, bij sollicitaties bij advocatenkantoren na zijn studie niet in het voordeel van [eiser] werken. Bovendien is [eiser] reeds nu opdrachten misgelopen door de berichtgeving van Omroep Brabant. Ter onderbouwing van deze laatste stelling heeft [eiser] een e-mail van een opdrachtgever d.d. 22 juli 2014 overgelegd.

5.19.

[eiser] heeft de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van bedoelde berichtgeving daarmee onvoldoende onderbouwd en evenmin aannemelijk gemaakt. De door [eiser] in dat verband in het geding gebrachte e-mail d.d. 22 juli 2014 is daartoe volstrekt onvoldoende. Naar het oordeel van de kantonrechter is derhalve geen sprake van een vordering die voorshands voldoende aannemelijk is geworden.

Daar komt bij dat [eiser] niet heeft gesteld een spoedeisend belang te hebben bij toewijzing van deze geldvordering. De enkele stelling dat hij inkomsten is misgelopen en problemen verwacht te ondervinden bij sollicitaties vanwege de bedoelde publicaties, levert geen spoedeisend belang bij de vordering tot betaling van (een voorschot op) schadevergoeding op.

5.20.

De gevorderde betaling van (een voorschot op) schadevergoeding is derhalve niet toewijsbaar.

6 De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:

wijst de vorderingen af;

veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Omroep Brabant B.V. tot heden begroot op € 400,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);

verklaart dit vonnis, wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door mr. M.E. Smorenburg, kantonrechter, en in het openbaar

uitgesproken door mr. W.M. Callemeijn, kantonrechter, op 20 oktober 2014.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.