Overwegingen
Feiten
Eiseres is gebruiker van de onroerende zaak [object A] . Het betreft een kantoorpand, dat niet in hoofdzaak tot woning dient.
De aanslag is gebaseerd op de Verordening BI-zone Centrum Bladel 2015 voor gebruikers (hierna: de Verordening).
1. In geschil is of de onderhavige aanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of de Verordening verbindend is.
2. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
3. De gemeente Bladel publiceert haar besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden, via een elektronisch Gemeenteblad, zoals dit per 1 januari 2014 is voorgeschreven in artikel 139, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet. In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, niet verbinden dan wanneer zij zijn bekendgemaakt in het gemeenteblad. In het tweede lid is, voor zover hier van belang, bepaald dat de uitgifte van het gemeenteblad elektronisch geschiedt op een algemeen toegankelijke wijze. In het derde lid is vervolgens bepaald dat, in afwijking van het eerste lid, een besluit als bedoeld in dat lid kan bepalen dat een bij het besluit behorende bijlage wordt bekendgemaakt door terinzagelegging.
4. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de door verweerder overgelegde Verordening geen kaart/plattegrond van de BI-zone is gehecht, terwijl een dergelijke kaart blijkens
artikel 1, onder a, van de Verordening wel bij de Verordening behoort en daarvan deel uitmaakt. Ook in het Gemeenteblad, zoals dat online is gepubliceerd, bevat de gepubliceerde Verordening geen kaart. Evenmin is, overeenkomstig de uitzonderingsbepaling in het derde lid van artikel 139 van de Gemeentewet, in de Verordening bepaald dat deze kaart ter inzage is gelegd. De bij de Verordening behorende kaart is derhalve niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Blijkens artikel 4 van de Verordening heeft de belasting betrekking op ‘(...) binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken (…)’ en wordt deze geheven ‘(…) van degenen die (…) in de BI-zone gelegen onroerende zaken (…) gebruiken.’. Nu voor de definitie van ‘BI-zone’ in artikel 1 wordt verwezen naar een kaart die niet samen met de Verordening is bekendgemaakt, bevat de Verordening noch een belastingplichtige, noch het belastbare feit. De Verordening is derhalve onverbindend wegens strijd met artikel 217 van de Gemeentewet.
5. Dat bij de Uitvoeringsovereenkomst in bijlage A wel een kaart is gevoegd, maakt het voorgaande niet anders. De Uitvoeringsovereenkomst vormt immers niet de grondslag voor het heffen van de onderhavige BIZ-bijdrage. Evenmin doet aan het oordeel van de rechtbank af dat in een eerdere uitspraak van een meervoudige kamer van deze rechtbank niet is geconstateerd dat de bekendmaking niet op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden. Een eventuele gebondenheid van de rechtbank aan eerdere uitspraken strekt niet zover dat de aanslag BIZ-bijdrage in de onderhavige zaak die gebaseerd is op onverbindende regelgeving, in stand gelaten moet worden.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden aanslag BIZ-bijdrage en de bestreden uitspraak. De overige beroepsgronden van eiseres kunnen daarmee verder onbesproken blijven.
7. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wijst de rechtbank af, reeds omdat op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat van dergelijke schade sprake is.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank overweegt dat de bezwaren en beroepen in de onderhavige zaak en in de zaken SHE 16/296 en 16/298, waarin de rechtbank eveneens op 1 februari 2017 uitspraak heeft gedaan, zowel in de bezwaar- als in de beroepsfase gelijktijdig zijn behandeld, waarbij de werkzaamheden van de gemachtigde, gelet op de partijen verdeeld houdende geschilpunten, in elke zaak nagenoeg identiek (konden) zijn. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarbij worden de zaken aangemerkt als 1 zaak, waarbij de wegingsfactor (nu sprake is van minder dan 4 zaken) 1 is.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres en de eisers in de zaken SHE 16/296 en 16/298 gezamenlijk gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 741 (1 punt voor het indienen van de bezwaarschriften met een waarde per punt van € 246, en 1 punt voor het indienen van de beroepschriften met een waarde per punt van € 495, en een wegingsfactor 1) in verband met samenhangende zaken. De rechtbank zal in elk van de zaken (SHE 16/296, SHE 16/297 en SHE 16/298) derhalve € 247 toekennen, zijnde één derde van de vergoeding.