vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 9617875 / CV EXPL 22-65
Vonnis van 10 november 2022
Semtex B.V.,
gevestigd te Best,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.A.D. Oomes,
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder M. Knobbe,
Partijen worden hierna genoemd “Semtex” en “ [gedaagde] ”.
2 De feiten
2.1.
Semtex, ook bekend onder de naam Retour Denim Deluxe / Retour Jeans is een kledingmerk voor kinderen. Voor de productie van haar kleding heeft Semtex een eigen ontwerpafdeling op haar kantoor in Best. De kleding wordt gefabriceerd in Azië.
2.2
[gedaagde] voerde een eenmanszaak met de naam " [bedrijf] ", zijnde een kledingwinkel in [plaats] .
2.3.
[gedaagde] heeft ten behoeve van haar kledingwinkel bij Semtex kleding besteld voor in totaal € 18.774,41. Semtex heeft [gedaagde] hiervoor de volgende facturen verzonden:
- -
8 juni 2020 voor een bedrag van € 4.585,90;
- -
9 juni 2020 voor een bedrag van € 457,23;
- -
op 18 juni 2020 voor een bedrag van € 74,05;
- -
24 juni 2020 voor een bedrag van € 936,46;
- -
14 september 2020 voor een bedrag van € 135,52;
- -
18 september 2020 voor een bedrag van € 205,70;
- -
18 september 2020 voor een bedrag van € 9.268,50;
- -
24 september 2020 voor een bedrag van € 464,64;
- -
30 september 2020 voor een bedrag van € 546,92;
- -
16 oktober 2020 voor een bedrag van € 763,17;
- -
16 oktober 2020 voor een bedrag van € 164,56;
- -
20 oktober 2020 voor een bedrag van € 1.171,76.
2.4.
Op voornoemde facturen staat een betalingstermijn van 60 dagen vermeld.
2.5.
Op de overeenkomst tussen Semtex en [gedaagde] zijn de Algemene verkoop-, leverings- en betalingsvoorwaarden van Semtex (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
2.6.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 3.850,00 aan Semtex voldaan.
3 Het geschil in conventie
3.1.
Semtex vordert dat [gedaagde] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
I. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 14.924,41, te vermeerderen met de wettelijke handels (rente, zo begrijpt de kantonrechter) vanaf telkens 60 dagen na factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
II. aan haar te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten van € 924,24, vermeerderd
de wettelijke handels (rente, zo begrijpt de kantonrechter) vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
III. in de kosten van deze procedure, daaronder uitdrukkelijk begrepen de kosten die zijn gemaakt in het kader van het gelegde conservatoire beslag (griffierechten, deurwaarderskosten en buitengerechtelijke kosten beslaglegging 1 punt liquidatietarief) in totaal € 3.955,80, alsmede te vermeerderen met nakosten.
3.2.
Semtex legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Semtex heeft [gedaagde] kleding geleverd en daarvoor facturen gestuurd van in totaal € 18.774,41. [gedaagde] heeft echter slechts € 3.850,00 voldaan. Ondanks meerdere betalingsverzoeken via WhatsApp en een aangetekende sommatiebrief van 24 september 2021 heeft [gedaagde] het restant van de facturen onbetaald gelaten. Semtex heeft dus nog een vordering van € 14.924,41 op [gedaagde] . Aangezien de betalingstermijn van de facturen van 60 dagen inmiddels is verstreken en [gedaagde] door Semtex is gesommeerd tot betaling, maakt Semtex aanspraak op de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe het volgende aan.
Er is sprake van overmacht. Op enig moment heeft [gedaagde] niet meer aan haar betalingsverplichtingen kunnen voldoen door de sluiting van de winkel vanwege de Coronamaatregelen en de daarmee verband houdende daling van de omzet. Aangezien [gedaagde] in 2020 met haar onderneming [bedrijf] is begonnen kwam zij niet in aanmerking voor enige compensatie vanuit de overheid voor de geleden schade wegens de sluiting van haar winkel. Deze omstandigheden zijn [gedaagde] niet toe te rekenen.
Semtex heeft met betrekking tot de betaling van de facturen steeds contact gehad met de dochter van [gedaagde] maar uit het Handelsregister blijkt dat enkel [gedaagde] bevoegd is om de onderneming te vertegenwoordigen.
[gedaagde] heeft nooit een sommatie of ingebrekestelling van Semtex ontvangen. De door Semtex overgelegde WhatsApp berichten kunnen niet als zodanig worden aangemerkt en de aangetekende brief van 24 september 2022 heeft [gedaagde] niet ontvangen. Het is niet haar handtekening die op de ontvangstbevestiging staat.
Semtex heeft aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat niet verkochte voorraad terug geleverd mag worden.
Op grond van artikel VI lid 1 van de algemene voorwaarden van Semtex blijft Semtex eigenaar van de geleverde kledingstukken in het geval Semtex nog enige vordering op [gedaagde] heeft. Door dit eigendomsvoorbehoud was [gedaagde] in de veronderstelling dat zij de voornoemde kledingstukken niet mocht verkopen. Semtex heeft verzuimd uitvoering te geven aan artikel VI door de kledingstukken niet bij [gedaagde] op te halen. Hierdoor is Semtex in schuldeiserverzuim gekomen en kan aan de zijde van [gedaagde] geen sprake zijn van verzuim. Gelet op het bepaalde in de algemene voorwaarden had het op de weg van Semtex gelegen de geleverde kleding op te halen en de schade voor [gedaagde] te beperken.
Het door Semtex gelegde conservatoire beslag is onrechtmatig en buitenproportioneel. Ondanks dat Semtex in het beslagrekest stelt dat er wellicht niet veel op de bankrekening van [gedaagde] staat, wordt er toch verlof gevraagd om beslag te leggen op de bankrekening.
Het in rekening gebrachte tarief van € 1.130,95 voor het beslag op roerende zaken is veel te hoog omdat de gerechtsdeurwaarder slechts 30 minuten bij [gedaagde] binnen is geweest. De verhoging ex artikel 7 Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) die de gerechtsdeurwaarder aanhaalt, geldt uitsluitend voor het beslag ter plaatse en wanneer de ambtshandeling meer dan 1,5 uur heeft geduurd. Dat is in dit geval niet aan de orde. Dat de gerechtsdeurwaarder mogelijk op kantoor nog een nadere aanduiding van de inbeslaggenomen goederen heeft gemaakt, kan niet voor rekening van [gedaagde] komen omdat zij daar geen enkele controle op heeft gehad. Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat het conservatoire beslag terecht is gelegd, dient dat deel van de beslagkosten te worden afgewezen.
4 Het geschil in reconventie
4.1.
[gedaagde] vordert dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht wordt verklaard dat Semtex onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde] door het leggen van conservatoir beslag en gehouden is om de door [gedaagde] geleden schade van € 2.120,00 te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van beslaglegging tot aan de dag van de algehele voldoening;
II. Semtex wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten van deze procedure in
reconventie, met bepaling dat indien Semtex het bedrag aan proces- en nakosten niet heeft voldaan binnen 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, Semtex vanaf de 15e dag over het bedrag aan proces-en na kosten de wettelijke rente verschuldigd is tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Semtex wordt veroordeeld om binnen 7 dagen na vonniswijzing de geleverde goederen op te halen, zulks onder een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 100.000,00.
4.2.
[gedaagde] legt aan haar tegenvordering het volgende ten grondslag. Door het onrechtmatige en buitenproportionele conservatoire beslag heeft [gedaagde] schade geleden omdat de bank haar kosten aanrekent voor het gelegde bankbeslag en zij, tot dat in de bodemprocedure is beslist, niet kan beschikken over het beslagen saldo. De schade van [gedaagde] bestaat uit de door haar gemaakt kosten voor rechtsbijstand (€ 450,00), de kosten van de bank (€ 70,00) en immateriële schade (€ 1.600,00). Gelet op hetgeen [gedaagde] in conventie heeft aangevoerd dient Semtex de geleverde en aan haar toebehorende kleding conform de algemene voorwaarden op te halen. Op dit moment kan [gedaagde] niet volledig over haar eigen opslagruimte beschikken aangezien de geleverde niet-verkochte kleding daar is opgeslagen.
4.3.
Semtex concludeert tot afwijzing van de tegenvordering en voert hiertoe het volgende aan. In het proces-verbaal dienen de in beslag genomen roerende zaken nauwkeurig te worden omschreven zodat zij geïndividualiseerd kunnen worden. Uit het proces-verbaal blijkt dat er 311 LP’s in beslag zijn genomen, die volgens [gedaagde] € 10.000,00 waard zouden zijn. Het nauwkeurig omschrijven van deze LP’s kost tijd.
Op grond van artikel 442 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is een gerechtsdeurwaarder bevoegd om globaal beslag te leggen en een nauwkeurige omschrijving later op kantoor te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft hiervoor gekozen om de tijd ter plekke zo kort mogelijk te houden om [gedaagde] niet onnodig te hinderen. Op grond van artikel 2 en 7 Btag wordt het basistarief voor de processen-verbaal van beslag roerende zaken en nadere aanduiding verhoogd met een vast bedrag per kwartier, voor zover uit de akte blijkt dat de uitvoering ter plaatse van de ambtshandeling langer
dan anderhalf uur heeft geduurd. De ambtshandeling van de nadere
aanduiding heeft plaatsgevonden op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder zodat deze verhoging terecht in rekening is gebracht. Dat [gedaagde] daar geen controle over heeft gehad is niet relevant aangezien de aanwezigheid van een beslagene bij het opmaken van de nadere uitwerking geen vereiste is. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder
op ambtseed verklaard hoe lang hij met de ambtshandeling bezig is geweest.
Semtex merkt op dat door het bankbeslag uiteindelijk slechts € 198,24 is geblokkeerd omdat er slechts een bedrag van € 1.859,64 op de rekening stond en op grond van artikel 475b Rv er een bedrag van € 1.661,40 vrij van beslag diende te blijven.
De schadeposten die [gedaagde] noemt heeft zij niet onderbouwd of geconcretiseerd.
Tot slot bestaat er geen grond waarop Semtex gehouden is de geleverde niet verkochte kledingstukken bij [gedaagde] op te halen. De artikelen uit de algemene voorwaarden waarop [gedaagde] een beroep doet zijn er ter bescherming van Semtex. Zij geven Semtex het recht de geleverde goederen als haar eigendom op te eisen maar niet de verplichting. Het is aan Semtex om te bepalen of zij haar eigendomsvoorbehoud wil uitoefenen.
5 De beoordeling
De vorderingen van Semtex (eis in conventie)
5.1.
[gedaagde] heeft de hoofdsom niet betwist. Zij erkent de betreffende kledingstukken te hebben besteld en geleverd te hebben gekregen. Tevens erkent zij de betreffende facturen niet volledig te hebben voldaan. Daarnaast heeft zij de fatale betalingstermijn van 60 dagen niet betwist. Deze fatale betalingstermijn heeft tot gevolg dat als deze is verstreken, [gedaagde] automatisch (dus zonder het versturen van een ingebrekestelling) in verzuim komt. Aangezien deze betalingstermijn inmiddels ruimschoots is verstreken betekent dit dat de hoofdsom in beginsel toewijsbaar is.
5.2.
[gedaagde] meent echter niet gehouden te zijn de vordering te voldoen. Zij stelt dat er sprake is van overmacht en beroept zich erop dat er geen sprake is van verzuim omdat Semtex op grond van artikel VI van de algemene voorwaarden gebruik had moeten maken van haar eigendomsvoorbehoud. Daarnaast stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat Semtex de overeenkomst had moeten ontbinden om de schade voor haar te beperken. Verder heeft [gedaagde] betoogd dat met Semtex de afspraak is gemaakt dat de betreffende kledingstukken terug geleverd konden worden. Tenslotte heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat sprake was van onbevoegde vertegenwoordiging door haar dochter/medewerkster. De door [gedaagde] gevoerde verweren zullen achtereenvolgens worden besproken.
5.3.
Aan de stellingen van [gedaagde] over het bestaan van een overmachtssituatie gaat de kantonrechter voorbij nu [gedaagde] hieraan geen rechtsgevolgen heeft verbonden en het enkele feit dat sprake was van corona en de maatregelen daaromtrent, [gedaagde] niet zonder meer ontslaat van haar verplichting tot betaling.
5.4.
Met betrekking tot de stelling omtrent het eigendomsvoorbehoud geldt dat deze berust op een verkeerde interpretatie van artikel VI van de algemene voorwaarden. Het feit dat een gebruiker van algemene voorwaarden (in dit geval Semtex) in de algemene voorwaarden een eigendomsvoorbehoud heeft bedongen betekent namelijk niet dat zij ook verplicht is (of verplicht kan worden) dit voorbehoud in te roepen. Het geeft de gebruiker van de algemene voorwaarden slechts de mogelijkheid om, indien de gelegenheid zich voordoet (zoals bijvoorbeeld bij een faillissement), zich hierop te beroepen. Het staat Semtex dan ook vrij om geen gebruik te maken van haar eigendomsvoorbehoud.
5.5.
Het standpunt dat Semtex de overeenkomst had moeten ontbinden om de schade voor [gedaagde] zoveel mogelijk te beperken kan niet worden gevolgd aangezien dit is gebaseerd op een onjuiste uitleg van artikel 6:101 BW. [gedaagde] had er zelf zorg voor moeten dragen dat haar schade zoveel mogelijk beperkt bleef, nog daargelaten dat niet gebleken is van schade aan haar zijde, maar enkel van het alsnog moeten betalen van de betreffende facturen.
5.6.
Het beroep van [gedaagde] op een vermeende afspraak met Semtex dat de geleverde kleidingstukken geretourneerd zouden kunnen worden kan niet slagen aangezien [gedaagde] geen (begin van een) onderbouwing heeft gegeven voor dit standpunt en Semtex het bestaan van een dergelijke afspraak uitdrukkelijk heeft betwist. De kantonrechter zal dit verweer daarom verwerpen.
5.7.
Voor zover [gedaagde] zich in de stukken heeft willen beroepen op onbevoegde vertegenwoordiging door haar dochter, geldt dat zij dit verweer ter zitting heeft prijsgegeven aangezien zij heeft verklaard dat haar dochter wel degelijk bevoegd was de onderneming te vertegenwoordigen.
5.8.
Gelet op het voorgaande is de gevorderde hoofdsom toewijsbaar. Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente is geen inhoudelijk verweer gevoerd. De wettelijke handelsrente is verschuldigd op grond artikel 6:119a BW en zal worden toegewezen.
5.9.
Semtex maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat Semtex voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht aangezien Semtex een aangetekende brief van 24 september 2021 heeft overgelegd. Aangezien deze brief aangetekend is verstuurd wordt deze vermoed door [gedaagde] te zijn ontvangen. De enkele stelling van [gedaagde] dat de handtekening voor ontvangst niet haar handtekening is, is onvoldoende om dit vermoeden te weerleggen. Daar komt bij dat het voor ontvangst niet noodzakelijk is dat [gedaagde] heeft getekend. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Semtex vordert ook wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke incassokosten, Echter, slechts de wettelijke rente van artikel 6:119 BW is toewijsbaar over de buitengerechtelijke incassokosten omdat de artikelen 6:119a en 6:119b BW alleen zien op vorderingen tot betaling van het op grond van de overeenkomst verschuldigde (en de buitengerechtelijke incassokosten vermogensschade betreffen) zodat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten.
5.10.
Voorts vordert Semtex de kosten die zijn gemoeid met het leggen van conservatoir beslag. Aangezien uit het voorgaande blijkt dat het conservatoir beslag terecht is gelegd (de onderliggende vordering wordt immers toegewezen), zijn deze kosten in beginsel toewijsbaar. Deze kosten blijken uit de door Semtex overgelegde op ambtseed opgemaakte processen-verbaal en facturen met specificatie van de gerechtsdeurwaarder. Dit betreft een bedrag van € 2.716,80. [gedaagde] heeft de hoogte van deze kosten betwist. Zij stelt dat een gedeelte van de kosten dient te worden afgewezen. De enkele stelling van [gedaagde] dat de deurwaarder teveel uren heeft berekend, gelet op het aantal in beslaggenomen goederen en de tijd dat hij ter plaatse is geweest, is echter onvoldoende om deze gevorderde kosten niet volledig toe te wijzen. Het gevorderde bedrag van € 2.716,80 zal daarom worden toegewezen. Ook het gevorderde bedrag van € 563,00 (zijnde 1 punt voor salaris gemachtigde voor het verzoekschrift tot beslaglegging) is toewijsbaar.
Tot de toewijsbare verschotten behoort niet het griffierecht dat Semtex is verschuldigd voor het beslagrekest. Het voor het beslagrekest verschuldigde griffierecht is namelijk ambtshalve in mindering gebracht op het griffierecht van de bodemprocedure.
5.11.
[gedaagde] wordt als de (in overwegende mate) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
5.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
De vorderingen van [gedaagde] (eis in reconventie)
5.13.
[gedaagde] stelt dat het conservatoir beslag onrechtmatig is gelegd en vordert hiervoor een verklaring voor recht. Daarnaast meent zij dat het gelegde bankbeslag buitenproportioneel was. Zij vordert daarnaast een bedrag van € 2.120,00 aan schadevergoeding. Aangezien in conventie de vordering waarvoor conservatoir beslag is gelegd is toegewezen, kan van een onrechtmatig beslag geen sprake zijn. Haar stelling dat het gelegde bankbeslag buitenproportioneel is heeft [gedaagde] onvoldoende deugdelijk onderbouwd. Voor zover er schade zou zijn door schending van haar privacy is de kantonrechter van oordeel dat, mede gelet op het door Semtex gevoerde verweer, [gedaagde] haar stelling volstrekt niet heeft onderbouwd. De tegenvorderingen onder I. zullen daarom worden afgewezen.
5.14.
De vordering tot het ophalen van de geleverde niet verkochte kledingstukken is evenmin toewijsbaar aangezien hiervoor een deugdelijke juridische grondslag ontbreekt.
5.15.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
6 De beslissing
de vorderingen van Semtex (eis in conventie)
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Semtex te betalen een bedrag van € 14.924,41 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over vanaf telkens 60 dagen na factuurdatum tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Semtex te betalen de som van € 924,24 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Semtex tot heden vastgesteld op € 102,15 aan explootkosten, € 1.384,00 aan griffierecht, € 3.279,80 aan kosten voor het conservatoire beslag en € 746,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 124,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
6.5.
verklaart voorgaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
de vorderingen van [gedaagde] (eis in reconventie)
6.7.
wijst de tegenvorderingen af;
6.8.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Semtex tot heden vastgesteld op € 187,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
6.9.
verklaart de proceskostenveroordeling in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.J.C.M. Berg Jeths - van Meerwijk, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022.