RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 december 2022 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr.drs. C.R. Jansen),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss (het college)
(gemachtigden: P.P.M. Pielaat en mr. E.C.B. Rücker).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening waarin wordt gevraagd om te bepalen dat het college per direct handhavend optreedt, danwel dat een andere passende maatregel wordt genomen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde en de gemachtigden van het college.
Totstandkoming van het besluit
1. Tegenover de woning van verzoeker worden huizen gebouwd. Op 23 juni 2022 hebben verzoeker en zijn echtgenote aan het college gevraagd om een einde te maken aan de illegale situatie en de hinder die wordt veroorzaakt door geparkeerde voertuigen van werkverkeer, de opslag van materiaal op straat en bouwwerkzaamheden op straat aan de [adres] .
2. Bij brief van 25 juli 2022 heeft het college aan verzoekers gemachtigde laten weten dat er controles hebben plaatsgevonden in de week van 18 juli 2022 waarbij is vastgesteld dat in strijd met het bestemmingsplan diverse busjes half in en buiten de berm staan. Omdat de verwachting bestaat dat de gewenste situatie, parkeren op de rijbaan, nog meer hinder zal veroorzaken zal het college dit niet beboeten, maar wel zullen de eigenaren van de percelen en de aannemers van het bouwverkeer worden aangeschreven door middel van een waarschuwingsbrief omdat rekening dient te worden gehouden met in- en uitritten. De waarschuwingsbrief waarover wordt gesproken in de brief van 25 juli 2022 is feitelijk niet bijgesloten. In de brief van het college staat verder dat een formeel besluit pas genomen kan worden bij een eventueel handhavingsbesluit aan de overtreder.
3. Op 19 oktober 2022 heeft het college aan verzoekers gemachtigde laten weten dat Boa’s vanaf 13 juli 2022 tot 7 oktober 2022 veelvuldig hebben gecontroleerd en geen verkeersovertredingen hebben vastgesteld. Een lijst van de controlemomenten is bijgevoegd. Ter zitting heeft het college hierover toegelicht dat de brief van 19 oktober 2022 mag worden gezien als een afwijzing van het verzoek van 23 juni 2022.
4. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en op 31 oktober 2022, mede namens zijn echtgenote, om een voorlopige voorziening verzocht.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verzoek heel algemeen is geformuleerd. Verzoeker geeft niet aan welk handhavend optreden van het college jegens welke overtreder hij precies bij wijze van voorlopige voorziening verwacht.
6. Ter zitting is in dit verband namens verzoeker toegelicht dat hij een situatie voor zich ziet waarbij bij een verkeerd geparkeerd voertuig eerst de bestuurder wordt aangesproken, maar zo nodig ook weggesleept wordt. Zoals uit de stukken en de bespreking op de zitting blijkt kan de gevraagde voorziening alleen zien op toekomstige situaties. Immers, een voertuig dat er niet meer staat, kan niet meer weggesleept worden. Er is namelijk geen sprake van één voortdurende overtreding, maar van een situatie waarbij op verschillende momenten door verschillende personen in de ogen van verzoeker overtredingen van uiteenlopende aard worden begaan. Anders dan verzoeker stelt, kan het gevraagde handhavend optreden van het college zich niet richten tot de eigenaren van de woningen in aanbouw als zij niet degenen zijn die de overtreding begaan. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als genoemd in artikel 170 van de Wegenverkeerswet (het wegslepen van een voertuig) richt zich tot de rechthebbende van het voertuig, te weten de eigenaar van het voertuig of degene die het voertuig ten gebruike onder zich had én de bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend als deze persoon het voertuig al voor wegslepen verwijdert.
7. Wat verzoeker dus eigenlijk vraagt is een onmiddellijke voorziening waarbij handhavend wordt opgetreden tegen toekomstige overtredingen en overtreders. De vraag is of het besluit van 19 oktober 2022 de strekking heeft dat het college weigert om gebruik te maken van zijn handhavende bevoegdheid. Dit is niet het geval. De strekking van het besluit is dat er volgens het college in de genoemde periode geen overtredingen zijn geweest waartegen handhavend kon worden opgetreden. Ook ter zitting blijkt niet van een onwelwillende houding van het college om te handhaven ook al geeft het toe dat er geen permanent toezicht kan worden gehouden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat wat verzoeker vraagt, namelijk een algemeen verzoek om te handhaven in het geval van toekomstige overtredingen, niet materieel connex aan het besluit dat voorligt. Materiële connexiteit houdt in dat dat wat verzoeker met zijn verzoek wil bereiken ook betrekking heeft op de inhoud van het besluit. Duidelijk is dat het besluit ziet op het niet hebben kunnen vaststellen van overtredingen in een inmiddels afgesloten periode. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het verzoek dan ook in zoverre niet-ontvankelijk.
10. Voor zover verzoekers bezwaar zich ook richt tegen het al in de brief van 25 juli 2022 neergelegde besluit om niet handhavend op te treden tegen busjes die ter plekke half in de berm geparkeerd staan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ter zitting door het college gedane uitleg waarom dit wordt gedoogd haar niet evident onrechtmatig voorkomt. 11. Verder ziet de voorzieningenrechter ook niet in welk dringend spoedeisend belang verzoeker er persoonlijk bij heeft dat deze situatie, namelijk parkeren in de berm, bij wege van voorlopige voorziening wordt beëindigd. Het wel toegestane alternatief, namelijk parkeren op de rijbaan langs de stoeprand, lijkt juist datgene te zijn waar verzoeker hinder van ondervindt omdat de voertuigen daardoor dichter bij de woning van verzoeker komen te staan. In zoverre moet het verzoek dan ook worden afgewezen.
Conclusie en gevolgen
11. Dit brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat zij niet toekomt aan een voorlopige inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 19 oktober 2022 en meer in het bijzonder dus niet aan de vraag of het toezicht en de controle van de Boa’s is de genoemde periode voldoende deugdelijk is geweest en evenmin aan de vraag of alle situaties die verzoeker als overtredingen heeft ervaren wel te kwalificeren zijn als een overtreding waartegen door middel van een last onder bestuursdwang kan worden opgetreden. Omdat er geen voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker geen recht heeft op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.
Beslissing
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.L. Verbruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2022.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
|
voorzieningenrechter
|
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.