5.1.4.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal hierna eerst aandacht besteden aan de zelfdodingsmiddelen die door verdachte zijn verkocht. Daarna staat de rechtbank stil bij de tien personen die zijn overleden, doet zij vaststellingen over de vastgestelde doodsoorzaak, de omstandigheden rond hun overlijden in relatie tot deze zaak en hun relatie met verdachte in verband met de aanschaf van zelfdodingsmiddelen. Daarna zal de rechtbank, voor zover daartegen verweer is gevoerd, ingaan op de vraag of er sprake is van een causaal verband tussen door verdachte geleverde middelen en het overlijden van die personen, om vervolgens het betwiste opzet van verdachte te beoordelen. Tot slot zal de rechtbank een conclusie trekken ten aanzien van het bewijs van feit 1.
5.1.4.1. Middel X en middel Y .
Beide door verdachte aangeboden en verkochte middelen, te weten [zelfdodingsmiddel Y] ( middel Y ) en [zelfdodingsmiddel X] ( middel X ) zijn dodelijke middelen.
[zelfdodingsmiddel X] verhindert dat zuurstof wordt opgenomen door de rode bloedlichaampjes, waardoor de hersencellen en spiercellen afsterven.2 Voor [zelfdodingsmiddel X] bestaat geen tegengif. Reanimatie van iemand die [zelfdodingsmiddel X] heeft gebruikt kan ernstig gevaar opleveren voor de hulpverleners. Mond op mondbeademing kan leiden tot blootstelling aan het gevaarlijke [anorganische verbinding] . Bij braken dient contact met het giftige braaksel om dezelfde reden te worden vermeden. [anorganische verbinding] is namelijk een vluchtig zuur dat door de huid kan worden opgenomen.3 Verdachte heeft verklaard dat hij [zelfdodingsmiddel X] in het buitenland bij leveranciers bestelde, het in grote hoeveelheden van 500 gram of meer binnenkreeg en dit thuis herverpakte in kleine porties van ongeveer drie gram per gebruiker. Deze hoeveelheid is ruim voldoende om bij inname tot een zekere dood te leiden.4 Dat laatste volgt ook uit ‘toxicologie behandelinformatie’ van onder meer de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers over het middel: de laagst geobserveerde letale dosis is ongeveer 10 milligram per kilogram (de rechtbank begrijpt: lichaamsgewicht van de gebruiker). Dat betekent dat voor een persoon met een gemiddeld gewicht van 70 kilogram een hoeveelheid van 700 milligram bij orale inname fataal is.5
[zelfdodingsmiddel Y] zal bij een dodelijke dosis het zuurstofniveau van een persoon verlagen, wat zal leiden tot bewustzijnsvernauwing van het centrale zenuwstelsel, dodelijk zuurstofgebrek en overlijden. Hierbij kan de huid blauwachtig of paarsachtig kleuren. De geschatte dodelijke dosis [zelfdodingsmiddel Y] bij volwassenen is slechts 5 gram, hoewel voor een zelfgekozen dood 15 gram wordt geadviseerd. Voor [zelfdodingsmiddel Y] bestaat wel een tegengif.6 [zelfdodingsmiddel Y] werd door verdachte aangeboden in doseringen van 20 gram.7 Verdachte heeft ter zitting verklaard dat van dit middel een grotere hoeveelheid nodig is om fataal te zijn. Naast het feit dat er voor dit middel wel een tegengif is, dat ook in ambulances standaard aanwezig is, is de grotere hoeveelheid reden geweest dat er bij hem vooral [zelfdodingsmiddel X] werd besteld. Dat was gemakkelijker in capsules in te nemen.8
5.1.4.2. Overleden personen.
De rechtbank zal nu de tien personen bespreken die in de tenlastelegging zijn genoemd en van wie volgens het Openbaar Ministerie gezegd kan worden dat zij door zelfdoding om het
leven zijn gekomen. De rechtbank houdt daarbij de volgorde aan van de tenlastelegging.
Mevrouw [persoon 1] .
Mevrouw [persoon 1] , geboren op [geboortedatum persoon 1] 1938 , is vermoedelijk overleden omstreeks 19 maart 2021 ; op 21 maart 2021 is haar stoffelijk overschot aangetroffen in haar woning. Op 9 maart 2021 heeft zij per e-mail een bestelling (twee capsules en antibraakmiddel) gedaan bij verdachte.9 Op 13 maart 2021 heeft zij een betaling gedaan op de bankrekening van verdachte van 45 euro met de omschrijving “Capsules”.10 Het schouwverslag vermeldt over de omstandigheden: “83-jarige vrouw die aan familie vaker had aangegeven uit het leven te willen stappen als ze nog goed was. Twee dagen geleden op het huwelijk van haar kleindochter geweest en ’s avonds een afscheidsbrief geschreven en de elders bestelde [zelfdodingsmiddel X] ingenomen en vervolgens rustig overleden”. De conclusie luidt: niet natuurlijke dood.11 In het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek relateren de verbalisanten dat op het aanrecht in de keuken een leeg potje staat met daarop het opschrift “ [zelfdodingsmiddel X] ” en een beschrijving van hoe je het moet innemen.12 In het dossier zit een foto van dit potje.13
Mevrouw [persoon 2] .
Mevrouw [persoon 2] , geboren [geboortedatum persoon 2] 1942 , is waarschijnlijk overleden op 13 november 2018 .14 Op 3 juni 2018 vraagt [medeverdachte 1 ] per e-mail aan verdachte of hij al een betaling had ontvangen van [persoon 2] (de rechtbank is gebleken: roepnaam van mevrouw [persoon 2] ) [persoon 2] . Uit de mailwisselingen van die dag leidt de rechtbank af dat mevrouw [persoon 2] twee dagen daarvoor bij [medeverdachte 1 ] op bezoek was geweest, dat mevrouw [persoon 2] een eerder van verdachte ontvangen mail niet goed had begrepen en dat
[medeverdachte 1 ] erg op haar had moeten inpraten om te betalen en een mail met haar adres te sturen. Op 4 juni 2018 heeft mevrouw [persoon 2] 20 euro overgemaakt naar de bankrekening van verdachte met de omschrijving “dank je wel”. 15 In de woning treft de politie een brief aan, gericht aan haar huisarts, waarin mevrouw [persoon 2] schrijft dat zij de dag ervoor het vergif [zelfdodingsmiddel X] heeft ingenomen met zelfeuthanasie als doel en dat zij van te voren een antibraakmiddel had ingenomen.16 In de woning wordt een leeg potje met schroefdeksel gevonden met het opschrift [zelfdodingsmiddel X] 2x1GM Capsule.17 Het schouwverslag vermeldt onder meer dat mevrouw bekend was met chronische depressie en haar leven wilde beëindigen en dat zij lid was geworden van de CLW .18 De conclusie luidt “niet natuurlijk overlijden na inname van een chemische stof ( [zelfdodingsmiddel X] ) (zelfdoding)”.19 De politieambtenaar die de overledene aantrof meldt in zijn proces-verbaal dat aan een lamp naast het bed een selfiestick was vastgemaakt waaraan een iPhone was gekoppeld. Achterop de iPhone zat een sticker met het verzoek de iPhone te sturen naar de CLW .20
De heer [persoon 3] .
De heer [persoon 3] , geboren op [geboortedatum persoon 3] 1944 , is overleden op 14 mei 2020 . Op 9 juli 2018 heeft de heer [persoon 3] verdachte gemaild dat hij graag via iDEAL 32 euro overmaakt voor “de twee caps. en het antibr-m” plus de kosten voor verstandige verzending.21 Hij heeft op 11 juli 2018 38,95 euro overgemaakt naar de bankrekening van verdachte onder vermelding “ [persoon 3] 1x domperidon 1x [zelfdodingsmiddel X] caps ”.22 Op 17 juli 2018 mailt verdachte aan [persoon 3] dat hij het pakje gisteren naar PostNL heeft gebracht en [persoon 3] het pakje vandaag of morgen in huis zal hebben.23 De verbalisant die de overledene heeft aangetroffen vermeldt dat in een kamer formulieren liggen met daarop het logo van de CLW .24 Volgens deze verbalisant zou een vriend van de overledene hebben verklaard dat [persoon 3] hem had gevraagd om, nadat hij was overleden, bij de CLW aan te geven hoe de zelfmoord was verlopen. Dit zou de stichting willen weten zodat zij advies kon geven over het gif wat is ingenomen en de hoeveelheid ervan.25 Op de formulieren stond onder meer beschreven dat de overledene twee ampullen met 1,2 gram [zelfdodingsmiddel X] wilde innemen.26 In de badkamer wordt een potje aangetroffen met het opschrift “GIF”.27 De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de overledene de pillen innam.28 [getuige 1] heeft ook verklaard dat de overledene via de CLW te horen had gekregen dat het ingenomen middel werkt en hij ervan op de hoogte is dat het gaat om [zelfdodingsmiddel X] .29 Het schouwverslag vermeldt: “al langer bestaande depressieve klachten, langer bestaande doodswens” en “Hedenochtend 14-05-2020 twee capsules [zelfdodingsmiddel X] ingenomen in bijzijn van 2 goede kennissen, waarop om circa 12.30 overleden”.30 De conclusie van het schouwverslag luidt dat alles overziend het forensisch beeld het best past bij zelfdoding op basis van inname van de stof [zelfdodingsmiddel X] .31
Mevrouw [persoon 4] .
Mevrouw [persoon 4] , geboren op [geboortedatum persoon 4] 1949 , is overleden op 19 oktober 2019 . Zij heeft op onder andere 26 juli 2019 per e-mail contact met verdachte dat gaat over het verkrijgen van ‘het middel’, daarna over haar betaling aan verdachte en op 1 augustus 2019 stuurt ze verdachte een e-mail dat ze het heeft ontvangen.32 Zij heeft een betaling van 90 euro gedaan op de bankrekening van verdachte met omschrijving “bestelling hulpmiddel”.33 Het schouwverslag vermeldt dat op tafel een afscheidsbrief ligt en informatie over het beëindigen van het leven; een A4’tje met de aanbevolen richtlijn [zelfdodingsmiddel X] . Op bed ligt een stripje met domperidon, naproxen en een buisje waarin de capsules met [zelfdodingsmiddel X] zaten. De conclusie luidt: suïcide.34
Mevrouw [persoon 5] .
Mevrouw [persoon 5] , geboren op [geboortedatum persoon 5] 1951 , is overleden op 25 mei 2021 . In het dossier bevindt zich e-mailcorrespondentie van 5 maart 2021 waarin verdachte aan mevrouw [persoon 5] schrijft dat zij voor 45 euro inclusief verzendkosten een portie [zelfdodingsmiddel X] capsules ( middel x ) bestaande uit twee capsules met een totaal van 3 gram (3x 1 gram) ontvangt, dit ver boven de dodelijke dosering (van 700 milligram) ligt, bij elke portie domperidon (antibraakmiddel) is inbegrepen en er een uitgebreide richtlijn in het pakket zit waar alle stappen en voorzorgsmaatregelen worden uitgelegd.35 Op 8 maart 2021 mailt mevrouw [persoon 5] haar juiste adres en antwoordt verdachte dat het pakje morgen of overmorgen op de post gaat.36 Het schouwverslag vermeldt dat [persoon 5] recent met borstkanker was gediagnosticeerd en geen behandeling wilde. Zij zou een buurvrouw op 24 mei 2021 hebben gevraagd om op 25 mei 2021 te komen controleren en had een pil in huis om niet meer verder te hoeven leven.37 In de keuken wordt een potje gevonden met het opschrift [zelfdodingsmiddel X] .38 In het dossier zit hiervan een foto.39 De huisarts vermeldt in zijn collegiaal verslag dat hem bekend was dat mevrouw [persoon 5] een pil had die haar zou kunnen doden.40 De verbalisant die de overledene heeft aangetroffen vermeldt in zijn proces-verbaal dat er een verpakking van een medicament en handschoenen in de prullenbak lagen, het medicament door de forensische opsporing uit de prullenbak is gehaald en het een flesje met daarbij een open capsule betrof. Op de verpakking was de tekst: ‘ [zelfdodingsmiddel X] ’ vermeld.41 De conclusie van het schouwverslag luidt: een niet-natuurlijk overlijden op basis van een vermoedelijke suïcide met giftige stof ( [zelfdodingsmiddel X] ).42 Toxicologisch onderzoek van het bloed van [persoon 5] door het NFI wijst uit dat [zelfdodingsmiddel X] is aangetoond in een concentratie van 9,3 mg/l en dat de gemeten [concentratie van zelfdodingsmiddel X] een hoge concentratie is die het overlijden kan verklaren.43
Mevrouw [persoon 6] .
Mevrouw [persoon 6] , geboren op [geboortedatum persoon 6] 1955 , is overleden op 11 mei 2021 . Mevrouw [persoon 6] heeft op 16 november 2018 een e-mail ontvangen van verdachte waarin middel X werd aangeboden.44 Op 29 april 2021 heeft zij een betaling gedaan op de rekening van verdachte van 45 euro.45 Het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek vermeldt dat op de salontafel een kartonnen doosje lag, geadresseerd aan mevrouw [persoon 6] , waarin onder meer een plastic potje met opschrift [zelfdodingsmiddel X] is aangetroffen.46 Er is bloed afgenomen voor toxicologisch onderzoek, SIN AALX4833NL.47 De conclusie luidt dat in het bloed van [persoon 6] [zelfdodingsmiddel X] is aangetroffen en dat de gemeten concentratie in het bloed van 13 mg/l een hoge concentratie is waarbij toxische verschijnselen kunnen optreden en het overlijden kan verklaren.48
De heer [persoon 7] .
De heer [persoon 7] , geboren op [geboortedatum persoon 7] 1956 , is overleden op 13 november 2020 . Hij heeft op 15 oktober 2020 en 8 november 2020 45 euro betaald op de bankrekening van verdachte.49 In het dossier zitten foto’s van een brievenbuspakket dat is geadresseerd aan de overledene en een kartonnen verpakking met daarin de ‘Aanbevolen richtlijnen [zelfdodingsmiddel X] ’ en tevens foto's van een potje met twee capsules en een kartonnen verpakking met daarin een seal.50 Het schouwverslag vermeldt over de omstandigheden onder meer het volgende: “de overledene had een tweede bestelling gedaan omdat hij de week er voor al 3 voorbereidende pogingen had gedaan waarbij hij de tabletten Domperidon had opgebruikt, dat op het aanrecht een opengesneden capsule lag met een mesje en in de doos nog een huls met daarin 2 capsules met als vermelding op een etiket dat hierin [zelfdodingsmiddel X] zat”. De conclusie luidt: Suïcide door middel van slikken van [zelfdodingsmiddel X] .51
Mevrouw [persoon 8] .
Mevrouw [persoon 8] , geboren op [geboortedatum persoon 8] 1957 , is overleden op 10 juli 2020 .52 Zij heeft op 4 juni 2018 een betaling gedaan van 20 euro op de bankrekening van verdachte met daarbij de omschrijving “Capsules”.53 Het schouwverslag vermeldt over de omstandigheden onder meer: “zelfeuthanasie, [zelfdodingsmiddel X] 2 tabletten van elk 1 gram, gebruiksaanwijzing bij het bed”. De conclusie luidt: zelfeuthanasie met behulp van [zelfdodingsmiddel X] .54 In het proces-verbaal van niet natuurlijk overlijden beschrijven de verbalisanten dat er naast het bed op het nachtkastje een potje stond met daarop de tekst “ [zelfdodingsmiddel X] 2 capsules” en dat een videocamera is aangetroffen met daarop een videofragment waarop is te zien dat mevrouw [persoon 8] vertelde dat ze water en [zelfdodingsmiddel X] heeft en gaat innemen, dat zij dit uit eigen wil doet en waarop te zien is dat ze vervolgens zelf de pillen inneemt.55
De heer [persoon 9] .
De heer [persoon 9] , geboren [geboortedatum persoon 9] 1967 , is op 31 maart 2021 dood aangetroffen in zijn woning. Zijn stoffelijk overschot was in vergevorderde staat van ontbinding.56 Op 25 november 2020 heeft de heer [persoon 9] bij verdachte per e-mail [zelfdodingsmiddel Y] besteld.57 Hij heeft op 28 november 2020 een betaling van 45 euro gedaan op de bankrekening van verdachte.58 In het proces-verbaal forensisch onderzoek woning vermelden de verbalisanten dat in de woning een formulier is aangetroffen met daarop de werking van [zelfdodingsmiddel Y] en dat een leeg potje is aangetroffen met daarop de beschrijving van [zelfdodingsmiddel Y] .59 In het dossier zit een foto van het potje.60 Het schouwverslag vermeldt over de omstandigheden dat een verpakking en potje [zelfdodingsmiddel Y] op tafel zijn aangetroffen. De conclusie luidt: niet natuurlijke dood suïcide middels intoxicatie.61
Mevrouw [persoon 10] .
Mevrouw [persoon 10] , geboren op [geboortedatum persoon 10] 1977 , is overleden op 26 maart 2019 .62 Op 26 januari 2019 heeft zij een e-mail van verdachte ontvangen waarin verdachte aangeeft uit welke middelen kan worden gekozen, te weten A. [zelfdodingsmiddel Y] (poeder) € 25 , B. [zelfdodingsmiddel X] (capsules) € 30 en C. Primperan of Domperidon € 15. Vervolgens heeft mevrouw [persoon 10] op 28 januari 2019 een bestelling geplaatst bij verdachte voor capsules met [zelfdodingsmiddel X] en voor een antibraakmiddel.63 Op 14 februari 2019 betaalt zij 45 euro op de bankrekening van verdachte met de vermelding 1x B 1x C.64 Op 15 februari 2019 mailt verdachte haar dat hij haar bestelling nu in behandeling gaat nemen.65 Het schouwverslag vermeldt onder meer dat gezien de psychiatrische voorgeschiedenis met depressie en een afscheidsbrief met bericht dat ze [zelfdodingsmiddel X] heeft ingenomen, een overdosis [zelfdodingsmiddel X] zeer aannemelijk is. De conclusie houdt in: geslaagde zelfdoding met overdosis [zelfdodingsmiddel X] .66 De casus van deze overledene is beschreven in een wetenschappelijk artikel waaruit volgt dat [zelfdodingsmiddel X] overduidelijk is aangetoond bij mevrouw [persoon 10] in zowel maaginhoud, bloedcomponenten en urine en dat daarmee de eerder veronderstelde doodsoorzaak met zekerheid is vastgesteld.67
5.1.4.3. Causaliteit.
Inleiding.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte een ander behulpzaam is geweest bij zelfdoding of daartoe middelen heeft verschaft. Het gaat erom of verdachte het door zijn handelen voor een ander mogelijk of gemakkelijker heeft gemaakt om zichzelf te doden en de zelfdoding is gevolgd. Als een middel wordt verstrekt dat rechtstreeks tot de dood leidt is sprake van hulp bij zelfdoding.
Handelen verdachte.
Uit het dossier en hetgeen op zitting is besproken blijkt het volgende. Vanaf maart 2018 heeft verdachte de zelfdodingsmiddelen middel X en middel Y verkocht. Aanvankelijk deed verdachte dit via Marktplaats en later voor het merendeel via aan hem toegezonden e-mailadressen. Deze kreeg hij meestal naar aanleiding van huiskamergesprekken die CLW organiseerde, waar leden e-mailadressen van belangstellenden voor het zelfdodingsmiddel noteerden en doorstuurden naar verdachte op zijn e-mailadres [e-mailadres] . Vervolgens stuurde verdachte een reactie naar de afnemers dat hij tegen betaling naar keuze middel Y of middel X , in combinatie met een antibraakmiddel kon leveren. Het was ook mogelijk om meerdere pakketten te bestellen en verdachte vroeg niet naar verdere persoonsgegevens, zoals de leeftijd van de afnemer of persoonlijke beweegredenen. Als verdachte de betaling had ontvangen op zijn bankrekening verstuurde hij de middelen in afgesloten verpakkingen: middel X bestond uit twee capsules van 1,5 gram of drie capsules van 1 gram in een potje met een draaideksel, het antibraakmiddel was verpakt in een afzonderlijke verpakking. Dit verzond verdachte per post in een kartonnen verpakking als brievenbuspakketje naar het door de afnemer opgegeven adres. Soms werd daarbij van track en trace gebruik gemaakt.68 Het pakket bevatte daarnaast een richtlijn voor het gebruik, waarin alle stappen en voorzorgsmaatregelen werden uitgelegd.69 Tevens zat in het pakket een verklaring autonoom handelen bij zelfdoding met het logo van CLW .70
Verweer.
Hoewel op grond van het voorgaande vaststaat dat verdachte dodelijke middelen, geschikt voor zelfdoding leverde én dat de hiervoor besproken tien personen door het gebruik van een dergelijk middel zijn overleden, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat ook bewezen moet worden dat de zelfdoding het gevolg is van inname van door verdachte geleverde middelen en dat dat in een aantal gevallen niet te bewijzen is. De verdediging heeft de causaliteit bij de overlijdens van [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 5] en [persoon 10] betwist.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat via het internet meerdere dodelijke middelen verkrijgbaar zijn en niet kan worden uitgesloten dat andere personen dan verdachte de middelen hebben geleverd aan de overleden personen. In dat verband heeft de verdediging opgemerkt dat verdachte niet weet wie de door hem geleverde middelen ook daadwerkelijk heeft gebruikt. Verder heeft de verdediging ten aanzien van deze vier overlijdens op specifieke omstandigheden gewezen die twijfel kunnen geven over de herkomst van het gebruikte middel.
Zo wijst de verdediging erop dat bij [persoon 2] een ander potje is aangetroffen dan waarin verdachte leverde. Verder wijkt het door haar aan verdachte betaalde bedrag af en blijkt daaruit dat ze niet een zelfdodingsmiddel én antibraakmiddel bij verdachte bestelde. Haar dochter verklaarde dat [persoon 2] tegen haar schoonzoon had verteld dat zij het middel tijdens huiskamergesprekken had gekregen. Verdachte kwam daar echter niet. Tot slot zijn er aanwijzingen dat iemand anders verantwoordelijk is voor de hulp bij zelfdoding. De verdediging baseert dit op de uitspraak van de dochter van [persoon 2] dat [medeverdachte 1 ] tegen haar had gezegd dat haar moeder ‘haar eerste’ was.
Ook bij [persoon 3] is een ander potje aangetroffen dan de potjes waarin verdachte de middelen leverde.
En bij [persoon 10] thuis is in het geheel niets aangetroffen dat naar door verdachte geleverde middelen wijst.
[persoon 5] zou de pil volgens haar familieleden hebben verkregen via een euthanasiewebsite. Bovendien vond de politie in de prullenbak bij [persoon 5] een potje met één opengesneden capsule, terwijl zij er twee of drie van verdachte zou hebben gehad.
Beoordeling verweer.
Nog afgezien van de vraag of met het verstrekken van een zelfdodingsmiddel in combinatie met een uitvoerige instructie en een daarop volgende zelfdoding al sprake kan zijn van een bewezenverklaring, is de rechtbank van oordeel dat ook in geval van de vier overlijdens waar het verband wordt betwist, vaststaat dat de zelfdoding is uitgevoerd met een door verdachte geleverd middel.
In alle gevallen hebben betalingen op de bankrekening van verdachte plaatsgevonden van bedragen die overeenkomen met de kosten van één portie van het zelfdodingsmiddel. Aanvankelijk 20 euro voor het middel en 15 euro voor het antibraakmiddel, later oplopend naar wisselende hogere bedragen. Uit het dossier blijkt dat berichten zijn uitgewisseld waaruit blijkt dat de personen het zelfdodingsmiddel bij verdachte bestelden, verdachte de pakketten met het middel heeft verzonden en is vastgesteld dat zij zijn overleden aan het betreffende zelfdodingsmiddel.
In aangetroffen e-mailberichten verzoekt verdachte de afnemers alles dat kan wijzen naar hem direct te verwijderen (“e-mailadres, alle mails en doe het middel ook in een ander potje”) en te zorgen dat er niets achter blijft als het middel wordt gebruikt.71 De bij de overleden mevrouw [persoon 2] en de heer [persoon 3] aangetroffen afwijkende potjes passen bij deze instructie. Ook de omstandigheid dat bij de overleden mevrouw [persoon 10] niets is aangetroffen dat wijst naar door verdachte verstrekte middelen past hierbij. In het geval van het overlijden van mevrouw [persoon 5] blijkt uit de als bewijsmiddel opgenomen foto van het potje dat dit grote overeenkomsten vertoont met de aangetroffen potjes bij andere zelfdodingen, zoals die van [persoon 1]72, [persoon 4]73 en [persoon 8]74, van wie als onbetwist vaststaat dat zij door gebruik van door verdachte geleverd middel zijn overleden. Bovendien komt het etiket op die potjes exact overeen met bij verdachte thuis aangetroffen etiketten.75
In zijn e-mails verzoekt verdachte ook om op de overschrijving nooit de naam van de middelen te noteren, maar de omschrijving blanco te laten of ‘adviesgesprek’ te vermelden. De omschrijving die mevrouw [persoon 10] gebruikte in de bankoverschrijving (1x B 1x C) was niet direct te herleiden naar het middel.76 Deze overschrijving vond plaats op 14 februari 2019 en ruim een maand later, op 26 maart 2019, komt [persoon 10] te overlijden. De rechtbank acht het, gelet op dit relatief korte tijdsbestek en bij gebreke van aanwijzingen daarvoor, niet aannemelijk dat [persoon 10] nog bij een andere leverancier eenzelfde soort dodelijk middel heeft aangeschaft. Ook bij de andere overlijdens ontbreken aanwijzingen dat de afnemers nog gebruik hebben gemaakt van andere leveranciers. In geen van de in het dossier beschreven gevallen zijn meerdere potjes met zelfdodingsmiddelen aangetroffen. Daar komt bij dat ook uit de wijze waarop de overleden personen zelf spraken over de middelen die zij hadden, niet afgeleid kan worden dat zij meerdere middelen in huis hadden gehaald. Zo sprak [persoon 5] volgens haar huisarts over ‘een pil’ en heeft [persoon 3] in een schriftelijke verklaring aangegeven twee capsules te hebben ingenomen, wat exact overeenkomt met de bestelling bij verdachte.
Dat [persoon 5] verwezen zou hebben naar een website waar zij het middel zou hebben verkregen en [persoon 2] naar huiskamergesprekken, is voor verdachte niet ontlastend. Uit hetgeen eerder is overwogen volgt een duidelijke link tussen de wijze waarop verdachte aan de e-mailadressen van potentiële afnemers kwam en door CLW georganiseerde huiskamergesprekken. De rechtbank is voorts niet gebleken dat er websites bestaan waar het middel kant en klaar en in een potje zoals bij [persoon 5] aangetroffen is te verkrijgen. De de-auditu verklaring dat zij het op een website zou hebben gekocht acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
Over het overlijden van mevrouw [persoon 2] merkt de rechtbank nog het volgende op. Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zich de verstrekkingen aan de overleden personen niet herinnerde, heeft hij ten aanzien van deze overledene nadrukkelijk ontkend dat hij haar middel X heeft verstrekt. Dit heeft verdachte gebaseerd op een eigen zoektocht in zijn mailbox waarin hij geen rechtstreekse mailcorrespondentie met mevrouw [persoon 2] aantrof. Daaruit heeft verdachte de conclusie getrokken dat hij haar geen middel X heeft verstrekt. De rechtbank vindt deze ontkenning niet geloofwaardig en wijst op de combinatie van de bankoverschrijving van 20 euro passend bij de bestelling van het zelfdodingsmiddel met daarbij de vermelding: “dankjewel”, het feit dat mevrouw [persoon 2] al in het bezit was van een antibraakmiddel, zoals verdachte ter terechtzitting zelf verklaarde77 en zij enkel het zelfdodingsmiddel bestelde en de bevindingen over het verwijderen van aanwijzingen naar verdachte. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat niet alleen mevrouw [persoon 2] haar overlijden heeft gefilmd of een poging daartoe heeft gedaan; het maken van opnames heeft – op verzoek van CLW – ook plaatsgevonden bij het overlijden van de heer [persoon 3] , waarvoor de rechtbank verwijst naar de getuigenverklaring van [getuige 1] .78 Alles bij elkaar genomen is er voldoende wettig bewijs en heeft de rechtbank geen twijfel dat mevrouw [persoon 2] is overleden nadat zij middel X had ingenomen en dat het middel X aan haar is verstrekt door verdachte.
Het had op de weg van de verdediging gelegen om de stelling dat de middelen niet door verdachte zijn geleverd nader te onderbouwen met het specifiek benoemen van de bedoelde andere middelen, dan wel aanbieders. In dit verband wijst de rechtbank erop dat [medeverdachte 1 ] in een e-mail van 27 april 2018 aan verdachte een pil met middel X beschrijft als “de pil van Drion”, daarbij kennelijk doelend op een uniek middel in capsulevorm dat geschikt is voor zelfdoding. Het verweer dat de overlijdens ook door andere middelen kunnen zijn veroorzaakt, is daarmee al met al niet meer dan een slag in de lucht.
Overige overlijdensgevallen.
De verdediging heeft niet bestreden dat een verband bestaat tussen de door verdachte verstrekte middelen en het overlijden van mevrouw [persoon 1] , geboren op [geboortedatum persoon 1] 1938 , mevrouw [persoon 4] , geboren op [geboortedatum persoon 4] 1949 , mevrouw [persoon 6] , geboren op [geboortedatum persoon 6] 1955 , de heer [persoon 7] , geboren op [geboortedatum persoon 7] 1956 , mevrouw [persoon 8] , geboren op [geboortedatum persoon 8] 1957 en de heer [persoon 9] , geboren op [geboortedatum persoon 9] 1967 .
Conclusie.
Evenals de officieren van justitie, acht de rechtbank op grond van wat hiervoor per overlijden aan bewijsmiddelen is benoemd bewezen dat er verband bestaat tussen alle tien de overlijdens en de door verdachte verstrekte middelen.
5.1.4.4. Opzet.
De rechtbank komt niet alleen tot het oordeel dat verdachte aan de overleden personen de zelfdodingsmiddelen heeft verstrekt, maar ook dat verdachte de dodelijke middelen opzettelijk heeft verstrekt.
Op de eerste plaats omdat verdachte de middelen is gaan verstrekken uit de overtuiging dat ieder mens zelf de regie over het einde van het leven zou moeten hebben en daaraan wilde bijdragen. Daarnaast blijkt het opzet van verdachte uit de richtlijn die verdachte met de pakketten meestuurde waarin alle stappen en voorzorgsmaatregelen worden uitgelegd; het was onmiskenbaar de bedoeling van verdachte dat de gedetailleerde beschrijving zou leiden tot het intreden van de dood van degene die de stappen zou uitvoeren. Verdachte was zich ook ten volle bewust van de dodelijkheid van het middel, waarbij de rechtbank wijst op de berichten van verdachte dat een portie voldoende was voor één persoon79 en de berichten over dodelijke of fatale doseringen; op 15 mei 2020 heeft verdachte aan een mogelijke afnemer gemaild dat hij voor 35 euro een portie middel X zou ontvangen met twee capsules met een totaal van 3 gram en dat dit ligt ver boven de dodelijke dosering van ca 700 mg.80 Eveneens op 15 mei 2020 mailt verdachte aan een mogelijke afnemer over fatale doseringen, waarbij verdachte zegt dat hij dit nu al meerdere jaren doet en dat geen enkel sterfgeval is mislukt.81
De rechtbank volgt de verdediging niet in de stelling dat bij verdachte het opzet zou ontbreken omdat het gebruik van de middelen niet het doel van verdachte zou zijn. Met het versturen van het middel zijn naar het oordeel van de rechtbank de handelingen van verdachte gericht op het verlenen van hulp bij zelfdoding voltooid. De omstandigheid dat hij geen invloed heeft op daadwerkelijke inname van de middel door de afnemers – alleen al het bezit van het middel zou de afnemers rust geven – doet niet af aan de intentie van verdachte om een middel te leveren dat de afnemers in staat stelde om desgewenst op enig moment over hun zelfgekozen levenseinde te beslissen. Door de middelen te verstrekken is verdachte daarbij opzettelijk behulpzaam geweest.
5.1.4.5. Conclusie ten aanzien van feit 1.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en dodelijke middelen heeft verstrekt aan de tien in de tenlastelegging genoemde personen en dat die zelfdodingen zijn gevolgd.