RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
8 september 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. E. Beele),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught, het college
(gemachtigde: mr. C.M.M. van Mil).
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 8 juni 2023, gewijzigd op 6 september 2023, waarin aan hem een last onder dwangsom is opgelegd om uiterlijk een dag na de uitspraak van de voorzieningenrechter een einde te maken aan de illegale situatie en het strijdig gebruik. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarmee hij wil bereiken dat de last wordt geschorst.
2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college.
Beslissing
- schorst het primaire besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar,
- bepaalt dat de schorsing vervalt twee weken na toezending van de rapportage van de constatering dat niet aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De bewoners moeten worden ingeschreven in het BRP;
De wooneenheden moeten zijn verhuurd op basis van een huurcontract met een termijn van een jaar of langer;
Als meerdere mensen in een wooneenheid wonen, moeten ze wel een huishouden in de zin van de planregels vormen. Er moet sprake zijn van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eisers.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Tijdens de zitting heeft het college aangegeven dat iemand die een tijdelijke werknemer is, niet wordt beschouwd als ‘huishouden’ in de zin van de planregels, ook al woont deze persoon in een woning of zelfstandige wooneenheid. De voorzieningenrechter heeft zijn twijfels over de rechtmatigheid van dit voorschrift. Bij een letterlijke uitleg van dit voorschrift kan iemand die in Vught een woning woont (ongeacht of sprake is van een huurwoning of koopwoning) en een tijdelijk arbeidscontract heeft, geen huishouden vormen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een voorlopig oordeel met een uitgebreide exceptieve toets van het bestemmingsplan, want daar is een voorlopige voorzieningenprocedure niet bedoeld. De bezwaarfase kan worden gebruikt voor een verder debat over het doel en de strekking van het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft meerdere uitspraken gedaan over bestemmingsplannen over de huisvesting van arbeidsmigranten waarbij ook de definitief van begripsbepalingen in de planregels (over ‘huishouden’ of ’wonen’) van de onderliggende bestemmingsplannen worden gewijzigd. Hierbij heeft de Afdeling zich uitgelaten over het anti-discriminatieverbod in de Dienstenrichtlijn en de toetsing aan evenredigheid. Die kan het college bij de heroverweging betrekken.
5. De bedoeling van het college is om te voorkomen dat er zogenoemde ‘doorgangshuizen’ binnen de gemeente Vught komen waar mensen gedurende korte tijd in wisselende samenstelling verblijven zonder binding met de gemeente of de omgeving. Gesteld dat sprake is van een overtreding en het college bevoegd is om handhavend op te treden, vindt de voorzieningenrechter dat het college beter had moeten onderzoeken of de huidige vormgeving van last noodzakelijk is om dit doel te bereiken en daarmee evenredig is. Hierbij kan het college tevens onderzoeken of de stellingen van verzoeker kloppen (namelijk dat alle bewoners zijn ingeschreven in het BRP en dat zij een tijdelijk huurcontract met de duur van één jaar hebben gesloten met verzoeker). Deze omstandigheden kan het college betrekken bij zijn volledige heroverweging.
6. Daarom schorst de voorzieningenrechter de last onder dwangsom, zoals die is gewijzigd tot twee weken na de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter wil verzoeker wel aan zijn stellingen houden en zal daarom bepalen dat de voorlopige voorziening van rechtswege (automatisch) vervalt als niet aan de volgende voorwaarden wordt voldaan
- -
De bewoners moeten worden ingeschreven in het BRP;
- -
De wooneenheden moeten zijn verhuurd op basis van een huurcontract met een termijn van een jaar of langer;
- -
Als meerdere mensen in een wooneenheid wonen, moeten ze wel een huishouden in de zin van de planregels vormen. Er moet sprake zijn van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
De voorzieningenrechter vindt dit belangrijke voorwaarden om het kennelijke onderliggende doel van het parapluplan te bereiken.
Als wordt geconstateerd dat in een van de wooneenheden niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal de gemeente dit moeten vastleggen in een rapportage. Dan vervalt de schorsing twee weken nadat de rapportage is toegezonden aan verzoeker. Dat biedt hem de tijd om hier op te reageren en zo nodig om een aanvullende voorziening te verzoeken en voorkomt dat hij wordt gedwongen om bewoners zomaar op straat te zetten.
Conclusie en gevolgen
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening die hierboven is genoemd. Omdat het verzoek wordt toegewezen moet het college het griffierecht vergoeden alsmede de proceskosten van verzoeker. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2023 door
mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Duin, griffier.
griffier
|
voorzieningenrechter
|
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.