Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2023:4640

Rechtbank Oost-Brabant
12-09-2023
17-10-2023
23/1054
Bestuursprocesrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Mondelinge uitspraak,Proces-verbaal

Verkeersbesluit. Aanleg tijdelijke bouwweg. Het college van B&W heeft niet onredelijk gebruik gemaakt van zijn beoordelingsruimte door van de drie (reële) alternatieven het tracé te kiezen dat vlak bij de woningen van eisers ligt. De nadelige gevolgen hiervan voor eisers zijn niet onevenredig in verhouding tot de met het verkeersbesluit te dienen doelen. Daarbij komt o.a. dat keuze voor een ander alternatief tot overlast voor andere burgers leidt en dat eisers niet hebben onderbouwd waarom hun persoonlijke belangen (bij het niet willen ondervinden van overlast) zwaarder zouden moeten wegen dan die van andere burgers. Beroep ongegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 23/1054


proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

12 september 2023 in de zaak tussen


[eiser] , uit [woonplaats] , eiser, en

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

samen: eisers

(gemachtigde: mr. A.A. Bouman),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk, het college

(gemachtigden: P. Mulder, N. van der Sterren, B. Henzen en J. de Best).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eisers op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.

Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank na een onderbreking voor raadkameroverleg ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

1. Deze zaak is begonnen met een verkeersbesluit van het college van 2 november 2022 waarbij is besloten tot aanleg van een tijdelijke bouwweg, het aldaar instellen van een maximumsnelheid van 30 km/h, het regelen van voorrang en het op enig punt fysiek afsluiten van de weg (om sluipverkeer te voorkomen).1 Eisers hebben tegen dat besluit bezwaar gemaakt, wat het college met het besluit van 28 februari 2023 ongegrond heeft verklaard. Tegen dat besluit hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.

2. Hoe worden verkeersbesluiten door de rechter beoordeeld? Verkeersbesluiten kunnen alleen worden genomen als daar een in de wet aangewezen belang mee is gediend. In artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet (WVW 1994) staan de belangen op grond waarvan een verkeersbesluit mag worden genomen. Het college wijst in het verkeersbesluit op het verzekeren van de veiligheid op de weg,2 het beschermen van weggebruikers en passagiers,3 het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg4 en beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast en hinder.5 In eerdere uitspraken over verkeersbesluiten is bepaald dat een bestuursorgaan – in dit geval: het college – bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte.6 Dat is dus een beperkte toets, zoals ook op de zitting is besproken.

3. De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat het college onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Tussen partijen is niet in geschil dat een bouwweg nodig is in het kader van de realisatie van het bouwplan Lange Heggen West. Daarvoor zijn drie alternatieven in beeld gekomen, te weten:

  1. een tracé over de bestaande [adres] vanaf de Provincialeweg,

  2. een tracé over een woon-werkkavel tussen de adressen [adres] en [adres] ,

  3. een tracé over de oude/voormalige aansluiting van de [adres] op de [adres] .

Het college wijst er terecht op dat op grond van vaste rechtspraak het college niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit hoeft aan te tonen. Voldoende is dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe de betrokken belangen zijn gewogen.7 Dat heeft het college in dit geval gedaan. Afgewogen tegen de beschikbare alternatieven heeft het college in redelijkheid kunnen kiezen voor alternatief C. Alternatief A is voor het college afgevallen in verband met de verkeersveiligheid, omdat dit tracé een fietsstraat kruist waarvan onder andere schoolgaande kinderen gebruik maken. Dat eisers er niet van zijn overtuigd dat alternatief A vanwege de verkeersveiligheid niet geschikt zou zijn maakt dat niet anders. Het is ook zonder het door eisers noodzakelijk geachte verkeerskundig onderzoek redelijk om te verwachten dat het kruisen van een (mede door schoolgaande jeugd gebruikte) fietsstraat door frequent bouwverkeer in verkeeronveilige situaties kan resulteren. Het college kon dit dan ook in redelijkheid ten grondslag leggen aan de overweging om dit alternatief A af te laten vallen. Eisers hebben op de zitting gezegd dat bij het realiseren van een eerder bouwplan (aan de Lange Heggen/Heggenrank) wel van dit traject gebruik is gemaakt en dat de fietsstraat er toen ook al lag. Het college heeft daar tegenover onbestreden gesteld dat dit plan in een langere periode is gerealiseerd met een veel lagere frequentie van bouwverkeer tot gevolg. Alternatief B is afgevallen omdat het bestemmingsplan het aanleggen van een weg daar niet toelaat, wat door eisers niet is bestreden. Van het bestaan van (reële) andere alternatieven is niet gebleken.

4. Nadat het college heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, moet het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het college beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Ook dat is een beperkte toets.

5. De rechtbank vindt dat van zo’n onevenredigheid geen sprake is. De rechtbank kan de zorgen van eisers over overlast en hun eigen (verkeers)veiligheid dat met het bouwverkeer gepaard gaat goed begrijpen, maar dit zou er ook voor andere burgers zijn als bijvoorbeeld zou zijn gekozen voor alternatief A (de bestaande Lange Heggen vanaf de Provincialeweg). Het college merkt dan ook terecht op dat die overlast onvermijdelijk is, en eisers hebben onvoldoende aangedragen waarom hun persoonlijke belangen bij het niet hoeven dulden van overlast en zorgen over (verkeers)veiligheid zwaarder zouden moeten wegen dan die van andere burgers. Verder is in het verkeersbesluit een aantal maatregelen opgenomen om de verkeersveiligheid te waarborgen en overlast te beperken, zoals het instellen van een maximumsnelheid van 30 km/h en een fysieke afsluiting om sluipverkeer te voorkomen. De rechtbank snapt dat de situatie voor eisers wrang is, omdat in 2012 de gemeente de oude/voormalige aansluiting van de Lange Heggen op de Laan de Wijze juist heeft afgesloten wat voor hen mede een reden was om ter plaatse een kavel te kopen en hun huizen te bouwen. Maar in de ruimtelijke ordening is niets voor eeuwig. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat in het verleden gemaakte keuzes moeten worden heroverwogen, zeker in een dichtbevolkt land als Nederland. In dit geval doet zich zo’n situatie voor wat het college ook deugdelijk heeft gemotiveerd. Bij de belangenafweging speelt ook dat de bouwweg een tijdelijk karakter heeft. Het college houdt rekening met een periode van twee à drie jaar, met de armslag dat dit langer (of juist korter) kan zijn afhankelijk van het tempo waarin 80% het bouwplan kan worden gerealiseerd. Naar aanleiding van de op zitting geuite zorgen van eisers dat een projectontwikkelaar een deel van de kavels binnen dat bouwplan heeft verworven en vooralsnog geen bouwplannen lijkt te hebben, heeft het college toegezegd dat genoemde 80% ziet op de woningen die op gemeentegrond worden gebouwd en dat dit percentage niet ook betrekking heeft op de bouwplannen van de projectontwikkelaar.

6. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het verkeersbesluit de voorwaarde te verbinden dat dit binnen twee à drie jaar vervalt, zoals door eisers is verzocht. Mocht het college de bouwweg in strijd met het genomen verkeersbesluit langer in functie houden, dan kunnen eisers altijd een aanvraag bij het college indienen om het verkeersbesluit in te trekken. Mocht het college dat dan onverhoopt weigeren, dan kunnen eisers die weigering (na het doorlopen van de bezwaarprocedure) ter toetsing aan de bestuursrechter voorleggen. Voor de vrees van eisers dat de bouwweg voor mogelijk tien jaar in gebruik blijft of een permante weg wordt, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten.

7. Omdat het beroep ongegrond is, worden de verzoeken om proceskostenvergoeding afgewezen.

De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.

De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.

Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2023 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van drs. J.A. Meijer - Habraken, griffier.

griffier

rechter

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

1 Gemeenteblad 2022, 488075.

2 Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, WVW 1994.

3 Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, WVW 1994.

4 Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, WVW 1994.

5 Artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, WVW 1994.

6 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1541, en ABRvS 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3908. Het college wijst hier op het verzekeren van de veiligheid op de weg (art. 2 lid 1 ahf/ a WVW), het beschermen van weggebruikers en passagiers (art. 2 lid 1 ahf/ b WVW), het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg (art. 2 lid 1 ahf/ c WVW) en beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast en hinder (art. 2 lid 2 ahf/ a WVW).

7 ABRvS 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2759.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.