Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2023:4921

Rechtbank Oost-Brabant
11-10-2023
11-10-2023
01/118783-23
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Diefstal in vereniging van 17 sets autospiegels. Daarbij is hij zeer professioneel en geraffineerd te werk gegaan. Er is sprake van mobiel banditisme. Gebruik schakelbewijs. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 01/118783-23

Datum uitspraak: 11 oktober 2023

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,

zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

thans gedetineerd te: P.I. Grave.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 augustus 2023 en 27 september 2023.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 juli 2023.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1.

hij op een of meer tijdstippen in de periode van 7 mei 2023 tot en met 8 mei 2023 te Veghel, gemeente Meierijstad

tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,

- (een) autospiegel(s) (van een Tesla model S), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098789-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Tesla model S), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098612-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Tesla model 3 LR), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023097678-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Jaguar I Pace), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098819-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Tesla model S), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098440-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Porsche Cayenne), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098440-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Tesla model 3), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023097674-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Tesla model 3), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (202308810-2)

- (een) autospiegel(s) (van een Tela model S), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098796-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Mercedes Benz EQC400), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098871-2) en/of

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Feit 2.

hij op een of meer tijdstippen in de periode van 6 mei 2023 tot en met 7 mei 2023 te Vught tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,

- (een) autospiegel(s) (van een Range Rover Vogue), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098677-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Audi RS5), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023098672-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Tesla Model Y), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023097813-2)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Feit 3.

hij op een of meer tijdstippen in de periode van 3 mei 2023 tot en met 4 mei 2023 te Oirschot tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,

- (een) autospiegel(s) (van een Mercedes Benz 300 E), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023097218-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Tesla model 3), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 15] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023095411-2)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Feit 4.

hij op een of meer tijdstippen in de periode van 2 mei 2023 tot en met 3 mei 2023 te Hilvarenbeek tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,

- (een) autospiegel(s) (van een Porsche Cayenne), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 16] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023113373-2) en/of

- (een) autospiegel(s) (van een Audi RS Q8), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 17] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (2023113899-2)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Kennelijke verschrijving.

Ten gevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging, staat in feit 1 bij het [slachtoffer 5] het proces-verbaalnummer 2023098440-2 vermeld in plaats van 2023098638-2. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Voor zover in de tenlastelegging verder taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.

Op basis van de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen moeten worden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de diefstallen waar geen camerabeelden van zijn, kunnen worden bewezen. Deze diefstallen volgen elkaar namelijk in tijd en plaats nauw op. Verdachte heeft wisselend over verschillende zaken verklaard en heeft ook op zitting een kennelijk leugenachtige verklaring afgelegd over hoe hij op 7 mei 2023 in Veghel is aangekomen. Verder is er volgens de officier van justitie sprake van medeplegen van de feiten 1 tot en met 4.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft op de gronden als vermeld in zijn pleitaantekeningen primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de beelden onvoldoende duidelijk zijn, de omschrijvingen door de verbalisanten van de personen op de beelden onvoldoende onderscheidend zijn en dat verdachte niet herkend had kunnen worden. In het geval dat verdachte wel op de beelden herkend had kunnen worden, kan het enkele aanwezig zijn niet gekwalificeerd worden als medeplegen. De verdediging heeft zich op het subsidiaire standpunt gesteld dat, in het geval de rechtbank tot een gedeeltelijke bewezenverklaring zou komen, er geen schakelbewijs gebruikt kan worden. Schakelbewijs kan immers niet meer zijn dan steunbewijs en bovendien is de modus operandi te algemeen om een eventuele schakelbewijsredenering toe te passen.

Het oordeel van de rechtbank.

Bewijsmiddelen. 1

De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn - omwille van de leesbaarheid van het vonnis - uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. De bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 4 volgt - tenzij hieronder toegelicht - genoegzaam uit de in de bewijsbijlage weergegeven bewijsmiddelen.

Nadere bewijsoverwegingen.

In de nacht van 8 mei 2023 zien twee politieagenten verdachte en een tweede onbekend gebleven man. De mannen worden aangesproken door één van de agenten. Verdachte blijft staan en de onbekende man vlucht voor de agenten. Bij de fouillering treffen de agenten in de jaszakken van verdachte handschoenen en een soort breekvoorwerp aan. Ook treffen de agenten in de rugtas die verdachte droeg 11 setjes autospiegels aan. Hierop wordt verdachte aangehouden.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de rugzak met daarin de autospiegels die nacht van een onbekende man heeft gekocht voor € 100,-. De rechtbank constateert dat verdachte ter terechtzitting wisselend heeft verklaard over waar de handschoenen en het breekijzer zich bevonden ten tijde van de fouillering. Zo heeft hij ter terechtzitting zowel verklaard dat de handschoenen en het breekijzer in de rugzak zaten als dat de spullen in zijn jaszak zaten ten tijde van de fouillering. Daarnaast constateert de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting een vage verklaring heeft afgelegd over wat hij in Veghel deed op het moment van zijn aanhouding en hoe hij daar is gekomen. Zo heeft hij onder meer verklaard dat hij de avond van de vorige dag met de bus vanuit Tilburg naar Veghel is gekomen. De dag daarvoor was hij vanuit Frankrijk met een man meegereden wiens naam hij niet kan noemen. Verdachte was al enkele dagen van huis, maar had geen verzorgingsproducten of schone kleding mee. Hij zou in Veghel opgehaald worden door een andere onbekende man die hem naar Litouwen zou brengen. De daadwerkelijke ophaalplek in Veghel wist verdachte niet precies te noemen. Ook kon verdachte zijn verklaring niet anderszins concretiseren.

Gelet op al het vorenstaande, in onderling verband beschouwd, schuift de rechtbank de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank gaat er hierom van uit dat de bij verdachte aangetroffen goederen, te weten de spiegels, het breekvoorwerp en de handschoenen van hem zijn.

Daarbij ziet de rechtbank, anders dan door de raadsman betoogd, geen reden om de observaties van de verbalisanten in twijfel te trekken wegens de kwaliteit van de beelden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de camerabeelden voor geen enkel feit het enige bewijs opleveren.

De rechtbank acht kortom – op basis van de in de bewijsbijlage weergegeven aangiften, de omschrijvingen van verdachte op de camerabeelden, de bij verdachte aangetroffen spiegels, handschoenen en het breekvoorwerp en de met de camerabeelden overeenkomende kleding, inclusief de col die om de nek van verdachte is aangetroffen en die geschikt is voor gezichtsbedekking, die verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen van de autospiegels.

Schakelbewijs (feit 3, [slachtoffer 15] ).

De rechtbank constateert dat ten aanzien van de diefstal van de autospiegels van aangever [slachtoffer 15] enkel een aangifte als direct bewijsmiddel in het dossier aanwezig is. Hierom dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er in casu gebruik kan worden gemaakt van schakelbewijs.

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118) is het gebruik van aan andere, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.

Uit de aangifte van [slachtoffer 15] blijkt dat de werkwijze van de daders bij dit feit op essentiële punten overeenkomt met de overige diefstallen. Het betreft immers de diefstal van beide autospiegels van een soortgelijk automerk als bij de overige diefstallen en de diefstal is in dezelfde periode gepleegd als de overige diefstallen. Bovendien is de diefstal in dezelfde nacht en in dezelfde straat gepleegd als de diefstal van de autospiegels van [slachtoffer 14] , waar wel camerabeelden van zijn.

De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de diefstal bij [slachtoffer 15] en die bij [slachtoffer 14] elkaar in tijd en plaats zo nauw opvolgen dat naar het oordeel van de rechtbank de camerabeelden van de diefstal bij [slachtoffer 14] (feit 3) gebruikt kunnen worden als schakelbewijs voor de diefstal bij Bodewes.

Medeplegen.

De rechtbank stelt voorop dat medeplegen bewezen kan worden indien is komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Van elke van de vier nachten dat verdachte de diefstallen heeft gepleegd zit er ten minste van één diefstal camerabeelden in het dossier waarop verdachte en een andere man te zien zijn die samen de autospiegels stelen, ieder steevast aan één kant van de auto. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte telkens met een onbekend gebleven medeverdachte alle diefstallen heeft gepleegd. Dat er niet van elke diefstal camerabeelden beschikbaar zijn, maakt dat niet anders. Ook staat vast dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding in het gezelschap van een andere en wegrennende man was.

De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken van een dergelijke samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven tweede man. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen ten aanzien van alle vier de feiten blijkt dat zowel verdachte als de onbekend gebleven medeverdachte betrokken waren bij het plegen van de diefstallen van de autospiegels, door – met een breekvoorwerp, zoals dat ook bij verdachte is aangetroffen – ieder een spiegel uit de spiegelkap van de auto te halen. De rol van verdachte en medeverdachte was dus in die zin inwisselbaar en beiden hebben een vergelijkbare bijdrage geleverd. Gelet daarop is er tussen verdachte en medeverdachte sprake geweest van een dermate bewuste en nauwe samenwerking dat verdachte als medepleger van de bewezen verklaarde feiten moet worden aangemerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

Feit 1.
op tijdstippen in de periode van 7 mei 2023 tot en met 8 mei 2023 te Veghel, gemeente Meierijstad, tezamen en in vereniging met een ander

- autospiegels van een Tesla model S die aan [slachtoffer 1] toebehoorden (2023098789-2) en

- autospiegels van een Tesla model S die aan [slachtoffer 2] toebehoorden (2023098612-2) en

- autospiegels van een Tesla model 3 LR die aan een ander toebehoorden (2023097678-2) en

- autospiegels van een Jaguar I Pace die aan [slachtoffer 4] toebehoorden (2023098819-2) en

- autospiegels van een Tesla model S die aan een ander toebehoorden (2023098638-2) en

- autospiegels van een Porsche Cayenne die aan [slachtoffer 6] toebehoorden (2023098440-2) en

- autospiegels van een Tesla model 3 die aan een ander toebehoorden (2023097674-2) en

- autospiegels van een Tesla model 3 die aan een ander toebehoorden (202308810-2) en

- autospiegels van een Tesla model S die aan [slachtoffer 9] toebehoorden (2023098796-2) en

- autospiegels van een Mercedes Benz EQC400 die aan [slachtoffer 10] toebehoorden (2023098871-2)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Feit 2.

op tijdstippen in de periode van 6 mei 2023 tot en met 7 mei 2023 te Vught tezamen en in vereniging met een ander

- autospiegels van een Range Rover Vogue die aan een ander toebehoorden (2023098677-2) en

- autospiegels van een Audi RS5 die aan een ander toebehoorden (2023098672-2) en

- autospiegels van een Tesla Model Y die aan een ander toebehoorden (2023097813-2)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Feit 3.

op tijdstippen in de periode van 3 mei 2023 tot en met 4 mei 2023 te Oirschot tezamen en in vereniging met een ander

- autospiegels van een Mercedes Benz 300 E die aan een ander toebehoorden (2023097218-2) en

- autospiegels van een Tesla model 3 die aan [slachtoffer 15] toebehoorden (2023095411-2)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Feit 4.

op tijdstippen in de periode van 2 mei 2023 tot en met 3 mei 2023 te Hilvarenbeek tezamen en in vereniging met een ander,

- autospiegels van een Porsche Cayenne die aan [slachtoffer 16] toebehoorden (2023113373-2) en

- autospiegels van een Audi RS Q8 die aan een ander toebehoorden (2023113899-2)

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft aangesloten bij de OM-richtlijnen voor een strooptocht. De officier van justitie is uitgegaan van 10 dagen gevangenisstraf per diefstal en heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 170 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn justitiële documentatie en de ernst van de feiten.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft namens verdachte bepleit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht met daarbij een voorwaardelijk strafdeel passend en geboden is. De verdediging heeft in dat verband gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten de duur van de voorlopige hechtenis, het gezin van verdachte in Litouwen en de schulden die verdachte wenst af te betalen.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte..

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich samen met een ander 17 keer schuldig gemaakt aan diefstal van autospiegels in Veghel, Vught, Oirschot en Hilvarenbeek. Daarbij is verdachte professioneel en geraffineerd te werk gegaan. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de periode van nog geen week viermaal ’s nachts – telkens in een andere plaats – op strooptocht is geweest met een onbekend gebleven tweede persoon. Steeds hadden zij binnen enkele seconden de autospiegels uit de kappen verwijderd. Daarbij kozen zij telkens voor dure auto’s van merken als Tesla, Mercedes, Porsche, Range Rover en Audi. Daarbij hebben de door verdachte gepleegde diefstallen een spoor van materiële schade achtergelaten. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake was van mobiel banditisme. Hiervoor is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.

Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij in 2020 in Oostenrijk tot een voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld voor een soortgelijk feit.

Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank enigszins aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Vergelijkbare gevallen staan daar niet één op één in, maar er wordt daarin wel aandacht besteed aan het fenomeen mobiel banditisme.

De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt en de officier van justitie bij de eis met name onvoldoende oog heeft gehad voor de veelheid van diefstallen, de professionaliteit van het handelen van verdachte en zijn medeverdachte, de hinderlijkheid van de feiten en de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Verdachte spreidde ter zitting vooral verontwaardiging over zijn vervolging ten toon. Dit weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 12] integraal kunnen worden toegewezen, nu deze vorderingen voldoende onderbouwd zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 17] en [slachtoffer 16] gedeeltelijk toegewezen moeten worden en voor het overige niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, gelet op de btw die afgetrokken moet worden dan wel het gebrek aan een voldoende onderbouwing van delen van de vordering. Tot slot heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu deze onvoldoende onderbouwd zijn. Alle in het geheel dan wel deels toe te wijzen vorderingen moeten volgens de officier van justitie worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich namens de verdachte primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, gelet op de bepleite vrijspraken. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat aangesloten moet worden bij het standpunt van de officier van justitie.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 1).

Beoordeling.

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding à € 442,06 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank constateert, net als de officier van justitie, dat de rekening is betaald door de B.V. van de benadeelde partij, dat de btw dus aftrekbaar is en in zoverre niet als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade aangemerkt moet worden. De rechtbank zal de benadeelde partij hierom niet-ontvankelijk verklaren in dat onderdeel van de vordering.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 1).

Beoordeling.

De rechtbank acht de vordering van € 714,63 aan materiële schade voldoende onderbouwd en in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] (feit 1).

Beoordeling.

De rechtbank acht de vordering van € 396,88 aan materiële schade voldoende onderbouwd en in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] (feit 2).

Beoordeling.

De rechtbank acht de vordering van € 961,33 aan materiële schade in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd, nu de benadeelde partij aangifte heeft gedaan van de diefstal van zijn autospiegels en de factuur past bij de inhoud van die aangifte. Verdachte heeft deze vordering ook niet concreet betwist.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] (feit 2).

Beoordeling.

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding à € 951,38 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank constateert, net als de officier van justitie, dat de rekening is betaald door de B.V. van de benadeelde partij, dat de btw dus aftrekbaar is en in zoverre niet als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade aangemerkt moet worden. De rechtbank zal de benadeelde partij hierom niet-ontvankelijk verklaren in dat onderdeel van de vordering.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] (feit 2).

Beoordeling.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij heeft een bedrag à € 25,- gevorderd voor spiegels die zij via marktplaats gekocht zou hebben. De rechtbank kan niet vaststellen dat deze spiegel daadwerkelijk aangeschaft zijn. Verder vordert de benadeelde partij € 30,- aan tankkosten, waarvan onduidelijk blijft wat de relatie tussen die kosten en het bewezen verklaarde feit betreft. Tot slot vordert de benadeelde partij € 300,- aan ‘ellende op zondag’, dat de rechtbank opvat als een vordering tot immateriële schade, waarvan een onderbouwing ontbreekt. De rechtbank acht de vordering, in al haar onderdelen, onvoldoende onderbouwd.

De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] (feit 3).

Beoordeling.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 1711,19 gevorderd voor de vervanging van autospiegels. Uit de bij de vordering gevoegde brief van [bedrijf] volgt dat het een leaseauto betreft waaraan schade is geleden en dat deze schade betaald wordt door de leasemaatschappij. Er bestaat een eigen risico van € 1.000,-, dat volgens de brief bij de werkgever van de benadeelde partij in rekening zal worden gebracht. De rechtbank acht hierom onvoldoende onderbouwd dat sprake zou zijn van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade bij de benadeelde partij.

De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16] (feit 4).

Beoordeling.

De rechtbank acht de vordering van € 300,- aan materiële schade in haar geheel toewijsbaar vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank constateert, net als de officier van justitie, dat uit de onderbouwing van de vordering volgt dat de schade van de benadeelde partij is vergoed door zijn verzekeraar, met uitzondering van het eigen risico à € 300,- dat door de benadeelde partij zelf wordt gedragen. De rechtbank merkt het bedrag aan eigen risico aan als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij toegebrachte schade.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] (feit 4).

Beoordeling.

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding à € 1773,81 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank constateert, net als de officier van justitie, dat de rekening is betaald door de BV van de benadeelde partij, dat de btw à € 372,50 dus aftrekbaar is en in zoverre niet als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade aangemerkt moet worden. De rechtbank zal de benadeelde partij hierom niet-ontvankelijk verklaren in dat onderdeel van de vordering. Verder constateert de rechtbank dat de gevorderde schade à € 150,- aan misgelopen afspraken niet is onderbouwd en zij zal ook dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

36f, 57, 311 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;

- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

Ten aanzien van feit 2:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

Ten aanzien van feit 3:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

Ten aanzien van feit 4:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:

Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4:

 Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;

Ten aanzien van feit 1:

Een maatregel van schadevergoeding van € 442,06 subsidiair 8 dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van € 442,06. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

Een maatregel van schadevergoeding van € 714,63, subsidiair 14 dagen gijzeling.

Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 6] , van een bedrag van € 714,88. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 14 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

Een maatregel van schadevergoeding van € 396,88, subsidiair 7 dagen gijzeling.

Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 9] , van een bedrag van € 396,88. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

Ten aanzien van feit 2:

Een maatregel van schadevergoeding van € 961,33 subsidiair 19 dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 11] , van een bedrag van € 961,33. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 19 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

Een maatregel van schadevergoeding van € 951,38 subsidiair 19 dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 12] , van een bedrag van € 951,38. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 19 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

Ten aanzien van feit 4:

Een maatregel van schadevergoeding van € 300,- subsidiair 6 dagen gijzeling.

Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 16] , van een bedrag van € 300,-. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

Een maatregel van schadevergoeding van € 1773,81 subsidiair 27 dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 17] , van een bedrag van € 1.773,81. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 27 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van € 442,06, bestaande uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige gevorderde geldbedrag niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] :

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 6] , van een bedrag van € 714,63, bestaande uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 9] , van een bedrag van € 396,88, bestaande uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 11] , van een bedrag van € 961,33, bestaande uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank beoordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] :

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 12] , van een bedrag van € 951,38, bestaande uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige gevorderde geldbedrag niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] :

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.

De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] :

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.

De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16] :

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 16] , van een bedrag van € 300,-, bestaande uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] :

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 17] , van een bedrag van € 1773,81, bestaande uit materiële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige gevorderde geldbedrag niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel.

Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. A. Bernsen, voorzitter,

mr. E. Boersma en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,

in tegenwoordigheid van mr. S.A. te Bogt, griffier,

en is uitgesproken op 11 oktober 2023.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2023097591, gesloten op 19 juni 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.