In deze zaak draait het om de vraag of Jumbo aansprakelijk is voor de gevolgen
van een incident dat heeft plaatsgevonden in één van haar supermarkten. Bij dat incident is
[eiser] , die op dat moment als klant in de winkel was, met zijn hoofd in botsing gekomen met een kar met daarop gestapelde kratten waarmee een medewerkster van Jumbo door de winkel liep. [eiser] wil dat de rechtbank verklaart dat Jumbo aansprakelijk is voor zijn schade en hij wil veroordeling van Jumbo tot vergoeding van de schade. De rechtbank wijst nog geen eindvonnis, omdat de toedracht van het incident nog niet vast staat. Partijen zijn het niet eens over wat er feitelijk is gebeurd. De rechtbank kan dat ook niet vaststellen aan de hand van wat partijen tot nu toe in de procedure hebben aangevoerd. De rechtbank geeft daarom een bewijsopdracht aan [eiser] .
2 De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 29, - de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6, - de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 maart 2024.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3 De feiten waarover partijen het eens zijn
3.1.
Op 19 juli 2017 in de ochtend deed [eiser] boodschappen in de supermarkt van
Jumbo aan het Pastoor Poellplein te Gemert.
3.2.
Omstreeks datzelfde moment liep een medewerkster van de groenteafdeling van
die supermarkt met twee karren met kratten door de winkel om deze vanaf het laad- en
lospunt naar de koelcel voor groenten te brengen. Zij liep aan de linkerzijde van de karren,
waarbij zij er één duwde en één trok.
3.3.
De route die de medewerkster heeft gevolgd, is op de onderstaande tekening
aangegeven met de streepjeslijn (waarbij zij van rechts naar links liep). Het betreft een
schematische tekening waarop de afstandsverhoudingen niet overeenkomen met de
werkelijkheid. De ruimte tussen de twee verticale rechthoeken geeft het gangpad aan, dat in
werkelijkheid ongeveer 1.50 meter breed is.
3.4.
[eiser] stond aan het einde van het gangpad met de nootjes. Die plaats is op
bovenstaande tekening aangegeven met een sterretje.
3.5.
Vervolgens is [eiser] op enigerlei wijze - welke wijze dat is geweest staat nog niet vast met de rechterzijde van zijn hoofd in botsing gekomen met (de kratten op) de voorste kar.
4 Het geschil
4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
voor recht verklaart dat Jumbo aansprakelijk is voor de schade van [eiser] als gevolg van het ongeval op 19 juli 2017,
-
Jumbo veroordeelt tot betaling van
-
schadevergoeding,
-
een bedrag van € 2.450,25 voor buitengerechtelijke kosten, gemaakt tot aan de voorlopige getuigenverhoren,
-
een bedrag van € 8.167,50 voor buitengerechtelijke kosten in verband met de voorlopige getuigenverhoren,
-
de kosten van het deelgeschil van € 6.534,00,
-
de kosten van de procedure.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering onrechtmatig handelen ten grondslag. Hij stelt daartoe dat een medewerkster van Jumbo de controle verloor over een van de twee karren waarmee zij door de winkel liep, waarna die kar tegen zijn hoofd is gebotst. [eiser] heeft daardoor letsel opgelopen. Op grond van de artikelen 6:162 BW en 6:170 BW is Jumbo aansprakelijk voor de schade die [eiser] heeft geleden en nog steeds lijdt. [eiser] stelt de volgende klachten te hebben als gevolg van de botsing: pijn in de nek, schouders en hoofd, uitstralende pijn in handen en benen, krachtverlies in de benen, psychische klachten, last van oren en ogen, overgevoeligheid voor geluid, drukte en licht, slaapproblemen nachtzweten en overmatig zweten overdag, moeite met opnemen en verwerken van informatie, concentratieproblemen en vergeetachtigheid. [eiser] stelt volledig arbeidsongeschikt te zijn als gevolg van de botsing.
4.3.
Jumbo voert gemotiveerd verweer. In het kort komt dat op het volgende neer. Jumbo betwist aansprakelijk te zijn voor de schade van [eiser] . De toedracht van de botsing staat nog niet vast, laat staan dat er sprake is van een norm- of zorgplichtschending van Jumbo. Ook het causaal verband tussen de botsing en de schade staat nog niet vast. Verder doet Jumbo een beroep op eigen schuld van [eiser] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5 De beoordeling
5.1.
De aansprakelijkheid van Jumbo was ook de inzet van een deelgeschil dat [eiser] tegen Jumbo aanhangig had gemaakt. De rechtbank heeft in dat deelgeschil, C/01/373059 / EX RK 21-115, op 18 januari 2022 een beschikking gegeven. [eiser] verzocht in het deelgeschil onder meer om een verklaring voor recht dat Jumbo jegens [eiser] aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de botsing op 19 juli 2017. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen. De reden daarvoor was dat hoewel (ook toen al) tussen partijen niet in geschil was dat [eiser] op 19 juli 2017 tijdens een bezoek aan het filiaal van Jumbo in Gemert in botsing is gekomen met een kar met kratten, de toedracht van de botsing niet voldoende vast stond.
5.2.
De rechtbank beschikte in het deelgeschil over de tekst die [eiser] aan Jumbo had toegestuurd voor het in te vullen schadeformulier:
“Het personeel van Jumbo was bezig met het bevoorraden van de winkel. Ik was daar als klant om boodschappen te doen. Ik liep na het inladen van de boodschappen naar de gang van de pinda’s. Rechts van mij zag ik een medewerkster van Jumbo met 2 volle goederen containers mijn kant op komen dus bleef ik netjes aan de kant staan en hield de gang volledig vrij zodat zij mij zou passeren met de 2 volle goederen containers. De medewerkster verloor de controle over de achterste goederen container en was bezig met deze te corrigeren. Hierbij draaide zij haar hoofd richting de achterste container met als gevolg dat ze de controle over de voorste goederen container kwijt was en daardoor met de voorste container die inmiddels op snelheid was tegen mijn hoofd aan reed.”
5.3.
Daarnaast hebben op 5 februari 2020 en 14 oktober 2020 voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden bij de rechtbank. De rechtbank heeft de verklaringen die toen zijn afgelegd ook meegewogen in de beoordeling in het deelgeschil. [eiser] heeft bij het getuigenverhoor onder meer verklaard:
“(…) op een gegeven moment kwam ik bij het gangpad waar de nootjes staan. Ik heb daar katjang-nootjes in mijn mandje gedaan. Op een gegeven moment kwam ik aan het einde van het gangpad en ik stond daar stil. Ik stond wat voorovergebogen in mijn mandje mijn boodschappen te controleren. Vervolgens kreeg ik een harde klap tegen mijn hoofd van een rolcontainer. De klap kwam van rechts. Ik kan niet beschrijven hoe hard de klap was. Ik bedoel hiermee dat de klap onbeschrijfelijk hard was. Het werd zwart voor mijn ogen. Na een paar seconden kwam ik een beetje bij. Ik bleef wel staan. (…) Degene die tegen mij aan is gereden is [A] . In de verklaring schrijft zij dat ik destijds vooruit liep terwijl ik naar de nootjes keek. Dat is niet waar. Zoals ik al heb verklaard stond ik stil. Verder schrijft zij dat ze mij vier keer heeft geroepen en dat ik dat, zo denkt zij, niet heb gehoord. Zij heeft mij echter niet geroepen, en al helemaal niet vier keer. (…)
Op vragen van mr. Schakenraad antwoord ik als volgt:
Ten tijde van het ongeval was [A] met twee gelijke containers bezig. Eén duwde ze vooruit en tegelijkertijd trok ze de andere achter zich aan. Ze is met de container die ze duwde tegen mij aan gereden. (…)”
5.4.
Vanwege de verschillen tussen de beide hiervoor weergegeven lezingen van [eiser] over de toedracht van de botsing – uit de verklaring ten behoeve van het schadeformulier blijkt dat [eiser] precies heeft gezien wat er gebeurde, terwijl uit de verklaring die hij als getuige heeft afgelegd dat juist niet blijkt – heeft de rechtbank [eiser] daarover tijdens de mondelinge behandeling van het deelgeschil bevraagd. Op grond van wat [eiser] en zijn advocaat toen hebben geantwoord, heeft de rechtbank geconcludeerd dat [eiser] niet zelf heeft gezien dat de medewerkster van Jumbo de controle over de karren verloor. De rechtbank heeft de verklaring ten behoeve van het schadeformulier op dat punt als niet betrouwbaar bestempeld.
5.5.
De rechtbank heeft verder ook gewicht toegekend aan de verklaring van de medewerkster van Jumbo die met de karren liep. Zij heeft een dag na het voorval de volgende verklaring opgesteld:
“Voorval woensdag 19 juli 2017.
Woensdag 19 juli 2017 ging ik om 9.30 de vracht lossen. De koude vracht moest ik omrijden naar de koelcel. Toen ik met 2 containers liep door de winkel kwam ik een man tegen. Deze meneer zag mij niet. Hij liep vooruit terwijl hij naar de nootjes keek. Dus ik riep deze meneer. Ik had 4 keer meneer geroepen. Helaas had hij mij niet gehoord denk ik. Toen hij opkeek en nog een stap vooruit liep botste hij met zijn hoofd tegen mijn container aan. Ik zei: oh sorry zal ik een koude doek pakken? Wat drinken pakken? Meneer ga even zitten. Ik heb 4 keer gevraagd of ik een koude doek op zijn hoofd kon leggen. Hij wilde dat niet en is naar huis gegaan. Even later stond zijn vrouw aan de service balie. Daar heb ik mijn verhaal nogmaals gedaan en deze mevrouw alvast een bos bloemen aangeboden.”
5.6.
De medewerkster van Jumbo heeft ook een verklaring afgelegd tijdens de voorlopige getuigenverhoren:
“(…) Ik heb toen twee rolly’s met kratten, met om die kratten een soort brede band opdat ze niet van de rolly vallen, door de winkel vervoerd richting de koelcel. Als ik dat doe loop ik altijd ter linkerzijde aan de zijkant van de rolly’s, waarbij ik één rolly duw en één rolly trek. Zo ook toen. De gestapelde kratten zijn niet zo hoog, je kunt er overheen kijken. Als ze zwaarder zijn, of ze zijn zo hoog dat ik er niet overheen kan kijken, loop ik er maar met één. Die bewuste morgen zag ik op een gegeven moment een meneer bij de nootjes staan. Hij stond stil en keek naar beneden. Op het moment dat hij begon te lopen, riep ik hem toe: “meneer, meneer, meneer”. Hij reageerde niet. Hij kwam mijn kant op lopen, waarbij hij niet omhoog keek. Ik ging toen met de rolly’s afremmen, omdat ik dacht dat hij mij misschien niet zag en tegen de rolly’s zou aanlopen. Ik kwam tot stilstand. Toen ik stilstond liep de man vervolgens tegen de voorste rolly aan. (…) U toont mij de (…) bij het verzoekschrift overgelegde verklaring. (…) U leest de verklaring voor en ik handhaaf die verklaring.(..)”
5.7.
De rechtbank heeft in het deelgeschil geconcludeerd dat niet vast stond dat de medewerkster de controle over de karren is kwijtgeraakt en dat dit de oorzaak van de botsing is geweest. Ook stond niet vast dat de medewerkster met de kar tegen [eiser] is aangereden. Tegenover de lezing van [eiser] staat namelijk de verklaring van de medewerkster dat het [eiser] was die tegen de kar is gebotst. Tot slot heeft de rechtbank in het deelgeschil geoordeeld dat uit de verschillende verklaringen van [eiser] niet duidelijk blijkt of hij de medewerkster met de karren wel of niet heeft zien aankomen. Op grond van al het vorenstaande heeft de rechtbank uiteindelijk geoordeeld dat de toedracht van het incident onvoldoende vast stond. Daarom kon geen oordeel worden gegeven over de vraag of Jumbo wel of niet aansprakelijk is voor de schade die de botsing tot gevolg heeft gehad. Voor nadere bewijslevering is in een deelgeschil geen plaats.
5.8.
De rechtbank stelt vast dat in de bodemprocedure die nu aan de orde is, de toedracht van de botsing nog steeds niet kan worden vastgesteld. Dezelfde verklaringen die de partijen hadden overgelegd in de deelgeschilprocedure zijn ook nu weer ingebracht. De relevante passages daaruit heeft de rechtbank hiervoor opgenomen.
[eiser] stelt dat de toedracht duidelijk is: hij doet boodschappen bij de Jumbo en er ontstaat een botsing tussen zijn hoofd en een kar/rolly/rolcontainer. Voor [eiser] is dat voldoende om tot aansprakelijkheid van Jumbo te concluderen. Hij stelt dat hij niet had hoeven voorzien dat er een kar op zijn pad kwam terwijl hij boodschappen aan het doen was. Een winkelier dient er daarentegen altijd rekening mee te houden dat klanten niet altijd de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen. Wanneer een winkelier er dan voor kiest om tijdens winkeluren de winkel te bevoorraden, moet dat plaatsvinden op een wijze die geen gevaar oplevert voor de klanten, rekening houdend met de verminderde oplettendheid van de klanten.
5.9.
De rechtbank volgt het standpunt van [eiser] niet. Anders dan [eiser] stelt, is de toedracht van de botsing wel van belang voor de vraag of er sprake is van aansprakelijkheid van Jumbo. Het enkele feit dat er een botsing is geweest, vestigt nog geen aansprakelijkheid. Er is geen sprake van een risicoaansprakelijkheid van Jumbo voor het feit dat tijdens winkeluren met een kar door de winkel wordt gereden en iemand daardoor schade lijdt. Voor aansprakelijkheid is minimaal vereist dat er sprake is van een verwijtbaar handelen of nalaten van Jumbo dat tot de botsing heeft geleid. Daarbij kan het wel degelijk verschil maken of de medewerkster van Jumbo de controle over de kar heeft verloren of dat [eiser] zelf tegen de kar is aangelopen, en of hij in dat geval al of niet meerdere stappen heeft moeten maken. Ook kan daarbij een rol spelen of de medewerkster [eiser] al dan niet heeft gewaarschuwd en of [eiser] de medewerkster met de kar voor de botsing heeft gezien of niet. Tevens kan de inrichting van de winkel ter hoogte van de plaats van het ongeval van belang zijn om vast te kunnen stellen of en wanneer [eiser] de karren heeft kunnen opmerken en/of wanneer de medewerkster van Jumbo [eiser] heeft kunnen opmerken, en hoe dicht zij langs het gangpad is gegaan, zoals ter zitting aan de orde is gekomen.
5.10.
[eiser] draagt de bewijslast van de toedracht van de botsing. De rechtbank ziet geen aanleiding tot omkering van de bewijslast of het aannemen van een bewijsvermoeden, zoals [eiser] bepleit. De grond daarvoor is volgens [eiser] gelegen in het feit dat er geen camerabeelden zijn van de botsing, wat tot de risicosfeer van Jumbo behoort. Dat volgt de rechtbank niet. Jumbo heeft vanaf het begin verklaard dat er geen camerabeelden zijn van de botsing, omdat de plaats waar de botsing heeft plaatsgevonden niet wordt bestreken door de wel in de winkel aanwezige camera’s. Jumbo heeft onweersproken gesteld dat er wel een camera gericht was met zicht op het gangpad waar de botsing plaatsvond, maar dat die was gericht op het schap met het bier vanwege de diefstalgevoeligheid, en niet was gericht op de plaats van de botsing. Er is geen verplichting voor Jumbo – of iedere andere willekeurige winkelier – om ervoor te zorgen dat het gehele winkeloppervlak wordt bestreken door camera’s. Dat [eiser] daardoor in zijn bewijslevering wordt bemoeilijkt is vervelend, maar heeft niet de door [eiser] gewenste consequenties.
5.11.
Omdat de toedracht van de botsing nog steeds niet vast staat, zal de rechtbank [eiser] opdragen het bewijs te leveren van feiten of omstandigheden (zoals hiervoor beschreven in r.o. 5.9) waaruit de feitelijke toedracht van de botsing volgt.
5.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
6 De beslissing
De rechtbank
6.1.
draagt [eiser] op het bewijs te leveren van feiten of omstandigheden waaruit de feitelijke toedracht van de botsing op 19 juli 2017 volgt,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 7 augustus 2024 voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat, als [eiser] getuigen wil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met december dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. O.R.M. van Dam, in het paleis van justitie te ’s-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 8,
6.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.R.M. van Dam en in het openbaar uitgesproken op
10 juli 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: