Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2025:1402

Rechtbank Oost-Brabant
12-03-2025
29-04-2025
24/929
Socialezekerheidsrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Loonsanctie. Geen bevredigend eindresultaat. Onvoldoende re-integratie-inspanningen, omdat de bedrijfsarts is uitgegaan van een onjuiste belastbaarheid van de werknemer waarbij de professionele marge is overschreden. Ook overigens liet het verzuimbeleid van eiseres te wensen over. Beroep ongegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 24/929


uitspraak van de meervoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaak tussen


[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.A. Stoop-Klaassen),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV

(gemachtigde: mr. N. Regragui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het opleggen van een loonsanctie.

2.1.

Met het besluit van 22 juni 2023 heeft het UWV geoordeeld dat eiseres niet genoeg heeft gedaan om de (ex-)werkneemster, [naam] , te laten re-integreren en besloten dat eiseres het loon van de (ex-)werkneemster moet doorbetalen tot 6 augustus 2024.

2.2.

Met het bestreden besluit van 28 december 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de oplegging van de loonsanctie gebleven.

2.3.

Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.4.

Eiseres heeft op het verweerschrift gereageerd met een aanvullend beroepschrift.

2.5.

Het UWV heeft daarop gereageerd met een aanvullend verweerschrift.

2.6.

De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de oplegging van de loonsanctie. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.

4. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en dat het beroep dus ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten en omstandigheden

5. De werkneemster werkte 40 uur per week bij eiseres als verzekeringsadviseur binnendienst. Op 10 augustus 2021 heeft zij zich ziek gemeld vanwege psychische klachten. Op 14 mei 2023 heeft de werkneemster bij het UWV een aanvraag voor een WIA1-uitkering ingediend.

Standpunten partijen

6. Eiseres voert aan dat het UWV dient te toetsen of de bedrijfsarts per december 2022 in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de (ex-)werkneemster geen benutbare mogelijkheden had. Daarbij dient het UWV de bedrijfsarts een professionele marge te gunnen. De bedrijfsarts heeft de (ex-)werkneemster viermaal gezien en kwam tot de conclusie dat de (ex-)werkneemster in haar zelfverzorging, directe samenlevingsverband en sociale contacten aantoonbaar disfunctioneerde en veel hulp van anderen nodig had. Er was sprake van een complexe, toenemende en aanhoudende problematiek. Aanvullende diagnostiek had dan ook geen toegevoegde waarde. De bedrijfsarts heeft in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat er ook na 1 december 2022 geen sprake was van benutbare mogelijkheden bij de (ex-)werkneemster. Eiseres heeft alle re-integratie-inspanningen gepleegd die in redelijkheid van haar mochten worden verlangd.

Het UWV vindt dat de re-integratie-activiteiten van eiseres onvoldoende zijn geweest en zij voor dit verzuim geen deugdelijke grond heeft. Vanaf 1 december 2022 kon niet meer gesteld worden dat de (ex-)werkneemster geen benutbare mogelijkheden had. De bedrijfsarts had in het geval van eiseres op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden niet in redelijkheid tot zijn sociaal medische handelwijze of zijn oordeel over de belastbaarheid van de werkneemster kunnen komen. Hij is met name uitgegaan van de klachtenbeleving van de (ex-)werkneemster en het dagverhaal. De bedrijfsarts had een actievere rol moeten spelen en had onder meer informatie moeten opvragen bij de behandelend sector. Het UWV erkent dat de (ex-)werkneemster na 1 december 2022 geringe mogelijkheden had, maar dan had in ieder geval in spoor 1 (eigen werkgever) onderzocht moeten worden of deze mogelijkheden hadden kunnen worden benut.

Wanneer kan een loonsanctie worden opgelegd?

8.1.

In artikel 65 van de Wet WIA staat dat het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde (de werknemer) in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Als het UWV de verrichte re-integratieverplichtingen als onvoldoende beoordeelt, verlengt het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet WIA het tijdvak waarover de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen gedurende ten hoogste 52 weken indien de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Het is aan het UWV om aannemelijk te maken dat eiseres niet aan deze verplichting heeft voldaan en dat dit zonder geldige reden (deugdelijke grond) is gebeurd.

8.2.

Het UWV moet beoordelen of eiseres in de periode van de wachttijd voldoende

inspanningen heeft verricht om de werkneemster te laten re-integreren. Het UWV heeft voor deze beoordeling beleidsregels vastgesteld, die zijn neergelegd in de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter en de daarbij behorende bijlage (de Beleidsregels).2 Verder hanteert het UWV als vaste gedragslijn een werkwijzer voor arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen van het UWV, de Werkwijzer Poortwachter.3

8.3.

Op grond van de Beleidsregels staat bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen het bereikte resultaat voorop. Als een bevredigend resultaat is bereikt, is voldaan aan de wettelijke eis dat de werkgever en werkneemster in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Als het UWV het resultaat niet bevredigend vindt, zal volgens de Beleidsregels bij de beoordeling de aandacht worden gericht op datgene wat door de werkgever en werkneemster daadwerkelijk is ondernomen. Indien geen bevredigend re-integratieresultaat is bereikt, maar het UWV de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader in de Beleidsregels wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Dat is evenmin het geval als het UWV de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft. Van werkgever en werkneemster worden geen re-integratie-inspanningen verlangd wanneer de werkneemster geen mogelijkheden heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever.

8.4.

De toetsing van het re-integratieverslag door de verzekeringsarts is zowel gericht op het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts in de eerste twee ziektejaren van de werknemer als op het Actueel oordeel van de bedrijfsarts. De verzekeringsarts moet zich daarbij achteraf een oordeel vormen, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden die destijds aanwezig waren. De bedrijfsarts moet daarbij een professionele marge worden gegund. Gelet op het feit dat artikel 65 van de WIA spreekt over het ‘in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht’ en mede gelet op wat daarover in de Beleidsregels en Werkwijzer Poortwachter is vermeld, moet de verzekeringsarts van het UWV toetsen of de bedrijfsarts op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden in redelijkheid tot zijn sociaal medische handelwijze of zijn oordeel over de belastbaarheid van de werknemer heeft kunnen komen. Het enkele feit dat de verzekeringsarts - achteraf oordelend - in sociaal-medisch opzicht zelf anders zou hebben gehandeld of tot een afwijkende inschatting van de belastbaarheid komt, is in dit verband onvoldoende om te kunnen komen tot de conclusie dat de bedrijfsarts de hem toekomende professionele marge heeft overschreden en dat daarmee sprake is van een tekortkoming in het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts.4

Oordeel van de rechtbank

9.1.

Niet in geschil is dat in dit geval geen sprake is van een bevredigend resultaat als bedoeld in de Beleidsregels. Dit betekent dat het UWV kon toekomen aan een beoordeling van de re-integratie-inspanningen. Daarbij zijn partijen het erover eens dat de

(ex-)werkneemster vóór 1 december 2022 geen benutbare mogelijkheden had. Het geschil spitst zich met name toe op de vraag of het UWV aannemelijk heeft gemaakt dat de bedrijfsarts met de voor hem bekende feiten en omstandigheden na 1 december 2022 in redelijkheid niet had kunnen komen tot zijn sociaal medische handelwijze en zijn oordeel dat sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden.

9.2.

De rechtbank is van oordeel dat het UWV aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres na 1 december 2022 onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De bedrijfsarts is tekortgeschoten in zijn sociaal medische handelwijze en is uitgegaan van een onjuiste belastbaarheid van de (ex-)werkneemster. Hierdoor is nader onderzoek naar de mogelijkheden in spoor 1 ten onrechte niet opgepakt, waardoor re-integratiekansen gemist kunnen zijn.

9.3.

Wat betreft de sociaal medische handelwijze door de bedrijfsarts stelt de rechtbank vast dat zich onder de documenten die door de bedrijfsarts zijn aangeleverd voor het re-integratieverslag, één brief bevindt van de behandelend sector: een brief van 21 oktober 2021 van de regiebehandelaar (een psychiater) en de uitvoerend behandelaar (een psycholoog). Niet gebleken is dat de bedrijfsarts op een later moment nog informatie bij de behandelend sector heeft opgevraagd. Daar was echter alle aanleiding voor geweest. Wanneer na een behandeling van ruim een jaar nog steeds sprake is van een werkneemster die, in de woorden van de bedrijfsarts, “van voren niet weet dat ze van achteren leeft”, ligt het voor de hand contact op te nemen met de behandelend psycholoog. Ook het feit dat de (ex-)werkneemster op 4 oktober 2022 tegen een medewerkster van de bedrijfsarts heeft gezegd dat de psycholoog vond dat zij stappen maakte en het feit dat de wekelijkse contacten met de psycholoog zijn teruggebracht naar tweewekelijkse contacten, zijn omstandigheden die de bedrijfsarts ertoe hadden moeten brengen nadere informatie op te vragen bij de behandelend psycholoog. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres geopperd dat een wekelijks contact wellicht te intensief was voor de (ex-)werkneemster. De rechtbank wijst er echter op dat ook de mogelijkheid bestaat dat het beter met de

(ex-)werkneemster ging, waardoor wekelijks contact niet meer nodig was. Juist om hier uitsluitsel over te verkrijgen had de bedrijfsarts hierover vragen moeten stellen aan de psycholoog. Dit handelen (of het gebrek daaraan) van de bedrijfsarts valt buiten de professionele marge die een bedrijfsarts toekomt. De rechtbank concludeert dat er een tekortkoming in het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts is.

9.4.

De stelling van eiseres dat sprake was van een complexe, toenemende en aanhoudende problematiek, waardoor aanvullende diagnostiek geen toegevoegde waarde had, maakt dat niet anders. Integendeel, dit onderstreept juist de noodzaak voor de bedrijfsarts om informatie op te vragen bij de behandelend sector om zo duidelijkheid te verkrijgen over hoe die stelling valt te rijmen met een afnemende behandelfrequentie.

9.5.

Omdat de bedrijfsarts tekortgeschoten is in zijn sociaal medisch handelen, kan zijn conclusie dat sprake was van een blijvende situatie van geen benutbare mogelijkheden niet gevolgd worden. Bovendien heeft het UWV voldoende aannemelijk gemaakt dat de

(ex-)werkneemster na 1 december 2022 wel functionele mogelijkheden had, al waren die fors beperkt. In artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn limitatieve criteria opgenomen om te kunnen aannemen dat er geen benutbare mogelijkheden aanwezig zijn. In deze zaak is het in artikel 2, vijfde lid, onder d, van het Schattingsbesluit opgenomen criterium van belang: betrokkene functioneert niet of dermate minimaal dat hij psychisch niet zelfredzaam is als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties. Met name op microniveau was de

(ex-)werkneemster zelfredzaam. De zelfverzorging was immers intact. De

(ex-)werkneemster had een normaal dag/nachtritme, verzorgde zichzelf, en at en dronk zelfstandig. Door de gemachtigde is ter zitting ook erkend dat de (ex-)werkneemster op microniveau voldoende functioneerde. Dat betekent dat er geen situatie is van geen benutbare mogelijkheden en dat een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld moet worden.

9.6.

Uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat, ook als sprake is van forse beperkingen, van de werkgever re-integratie-activiteiten mogen worden verwacht om de werknemer te begeleiden naar een terugkeer naar de arbeidsmarkt. Die re-integratie-activiteiten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit scholing, training of een start van werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis.5 Gebleken is echter dat er alleen enig telefonisch contact is geweest tussen eiseres en de werkneemster. Relevante re-integratie-activiteiten hebben niet plaatsgevonden.

9.7.

De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Voor dit verzuim bestaat geen deugdelijke grond. Wat betreft de ter zitting aangevoerde beroepsgrond dat eiseres erop mocht vertrouwen dat de bedrijfsarts binnen zijn professionele marge is gebleven, wijst de rechtbank erop dat zij eerder heeft geoordeeld dat daar in bepaalde gevallen inderdaad ruimte voor moet zijn.6 De Centrale Raad van Beroep heeft die benadering nadien expliciet afgewezen en vastgehouden aan zijn rechtspraak waarin is overwogen dat de werkgever verantwoordelijk is en blijft voor de kwaliteit van de werkzaamheden van de door hem in het kader van de re-integratie ingeschakelde deskundigen, onder wie de bedrijfsarts.7 In deze zaak ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om deze ‘voor rekening en risico’-rechtspraak (verder) ter discussie te stellen. Daarvoor is onder meer van belang dat de gemachtigde van eiseres op de zitting nog heeft gewezen op de omstandigheid dat eiseres te maken had met ziekte en wisselingen van de wacht bij haar personeel, waardoor het verzuimbeleid te wensen overgelaten heeft. Dat laatste komt hoe dan ook voor rekening en risico van eiseres.

Conclusie en gevolgen

10.1.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de loonsanctie terecht is opgelegd.

10.2.

De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, voorzitter, en mr. A.F. Vink en mr. M. Cune, leden, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Wintjes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025.

griffier

voorzitter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

1 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

2 Beleidsregels beoordelingskader poortwachter van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, laatst gewijzigd op 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224.

3 Werkwijzer Poortwachter, versie 1 augustus 2022.

4 Zie bv. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2216.

5 Zie onder meer Centrale Raad van Beroep 22 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2597 (overweging 4.9).

6 Rechtbank Oost-Brabant 11 februari 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:415 (overweging 4.2.2, 4.2.4 en 4.2.5), rechtbank Oost-Brabant 12 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:155 (overweging 11), en rechtbank Oost-Brabant 30 juni 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:3197 (overweging 7.9). Gevolgd in rechtbank Noord-Holland 3 april 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:3628 (overweging 5.5), en rechtbank Rotterdam 11 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:2990 (overweging 4.5).

7 Centrale Raad van Beroep 23 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2216 (overweging 4.2.1), bevestigd in Centrale Raad van Beroep 14 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2380 (overweging 4.9), en Centrale Raad van Beroep 28 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2262 (overweging 4.6).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.