Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2025:2770

Rechtbank Oost-Brabant
15-05-2025
15-05-2025
82.317676.22
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Verdachte wordt veroordeeld voor omvangrijke faillissementsfraude, jarenlange belastingfraude, medeplegen van niet-ambtelijke omkoping en medeplegen van valsheid in geschrift. Deze feiten heeft verdachte gepleegd kort na het einde van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor deelname aan een criminele organisatie die het oogmerk van oplichting van beleggers in obligaties had.

Voor de bewezenverklaarde feiten veroordeelt de rechtbank verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren, openbaarmaking van het vonnis zodra dat onherroepelijk is en oplegging van een beroepsverbod ex artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht.

Verweren inhoudende dat ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten sprake is van een voortgezette handeling en dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd, zijn door de rechtbank verworpen. De rechtbank is van oordeel dat alle bewezenverklaarde feiten in meerdaadse samenloop zijn gepleegd.

Rechtspraak.nl
NLF 2025/1154

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [82.317676.22]

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Team Strafrecht

Parketnummer: 82.317676.22

Datum uitspraak: 15 mei 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te ' [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,

wonende te [adres] .

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 april 2025, 8 april 2025 en 8 mei 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 februari 2025. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1. hij, terwijl hij (toen nog onder de naam [Alias] (DOC-OIO t/m DOC-012J) bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 3 december 2008 (bijlage bij DOC-OOl, p. 4 en 5) in staat van faillissement was verklaard, tijdens dat faillissement, te weten op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 10 februari 2022, te Rosmalen en/of Budel en/of Best en/of Heeze en/of ’s-Gravenhage en/of Urk en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, (telkens) enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of onttrekt, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld (G-020-01), immers heeft hij, verdachte, toen aldaar -zakelijk weergegeven- (telkens) enig goed, te weten inkomsten uit autoverhuur en/of in verband met detachering van personeel bij [bedrijf 1] . via zijn bedrijf [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] en/of zijn werkzaamheden voor en/of namens [bedrijf 2] en/of de handel in cryptovaluta en/of de afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en/of een (beleggingspolis)/ [bedrijf 4] en/of opgebouwd vermogen niet gemeld aan de curator en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden (onttrokken/onttrek(t)(ken));

2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot 1 juli 2016, te Rosmalen en/of Budel en/of Best en/of Heeze en/of ’s-Gravenhage en/of Urk en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, terwijl hij (toen nog onder de naam [Alias] (DOC-010 t/m DOC-012)) bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 3 december 2008 (bijlage bij DOC-001, p. 4 en 5) in staat van faillissement was verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, (telkens) enig goed aan de boedel onttrokken heeft en/of onttrekt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar -zakelijk weergegeven- (telkens) enig goed, te weten inkomsten uit autoverhuur en/of in verband met detachering van personeel bij [bedrijf 1] . via zijn bedrijf [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] en/of zijn werkzaamheden voor en/of namens [bedrijf 2] en/of de handel in cryptovaluta en/of de afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en/of een (beleggingspolis)/ [bedrijf 4] en/of opgebouwd vermogen niet gemeld aan de curator en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden (onttrokken/onttrekt);

3. hij (tot 28 maart 2018 onder de naam [Alias] ), op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 29 april 2022, te Rosmalen en/of Heeze en/of ’s-Gravenhage en/of Urk en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, terwijl hij (toen nog [Alias] genaamd) bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 3 december 2008 (bijlage bij DOC-001, p. 4 en 5) in staat van faillissement was verklaard en wettelijk verplicht was tot het geven van inlichtingen, (telkens) heeft geweigerd de vereiste inlichtingen aan de curator te geven en/of opzettelijk onjuiste en/of onvolledige inlichtingen aan de curator heeft gegeven, door toen aldaar - zakelijk weergegeven- (telkens) te weigeren om de curator desgevraagd en/of uit eigen beweging inlichtingen te verstrekken en/of (telkens) opzettelijk onjuiste en/of onvolledige inlichtingen te verstrekken over zijn inkomsten en opgebouwd vermogen, waaronder zijn inkomsten in de jaren 2015 tot en met 2018 uit autoverhuur en/of in verband met detachering van personeel bij [bedrijf 1] . via zijn bedrijf [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] en/of zijn werkzaamheden voor en/of namens [bedrijf 2] en/of de handel in cryptovaluta en/of de afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en/of een (beleggingspolis)/ [bedrijf 4] ;

4. hij, op of omstreeks 11 april 2017 (onder de naam [Alias] ) en/of 10 juli 2018 en/of 2 mei 2019 (onder de naam [verdachte] ), te ‘s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AMB-106), te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de aangiftetijdvak(ken) 2016 (DOC-359 en DOC-378) ten name van [Alias] en/of 2017 (DOC-360 en DOC-378) en/of 2018 (DOC-361 en DOC-378) ten name van [verdachte] , (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar -zakelijk weergegeven- (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of elders in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), in elk geval een of meer tijdvak(ken), (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid zijn inkomsten uit autoverhuur en/of in verband met detachering van personeel bij [bedrijf 1] . via zijn bedrijf [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] en/of zijn werkzaamheden voor en/of namens [bedrijf 2] en/of de handel in cryptovaluta en/of de afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en/of een (beleggingspolis)/ [bedrijf 4] en/of opgebouwd vermogen niet opgegeven en/of laten opgeven, althans (telkens) een te laag en/of onjuist bedrag aan belastbaar inkomen vermeld en/of laten vermelden, zulks, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;

5. hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 mei 2015 (DOC-072) tot en met 31 oktober 2018 (DOC-324) te Heeze en/of ’s-Gravenhage en/of Urk en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan medeverdachte [medeverdachte 1] , die, anders dan als ambtenaar, te weten als servicemonteur en/of projectmanager en/of directievoerder (DOC-111A), althans als medewerker werkzaam was in dienstbetrekking bij [bedrijf 1] . (DOC-297), naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking had gedaan of nagelaten, dan wel zou doen of nalaten, hieruit bestaande - zakelijk weergegeven- dat [medeverdachte 1] voornoemd:

  • -

    Invloed heeft uitgeoefend om een of meer werknemer(s) van [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] (het bedrijf van verdachte) op projecten van [bedrijf 1] te werk gesteld te krijgen (DOC-321, DOC-322, DOC-327, G-006-01 en DOC-117) en/of

  • -

    Een rol heeft gespeeld bij de aanstelling van de partner van verdachte, [medeverdachte 2] , als medewerkster bij [bedrijf 1] , waarbij een vals CV is gebruikt (DOC-200 en DOC-326), bij de opstelling waarvan [medeverdachte 1] voornoemd eveneens betrokken is geweest (DOC-322) en/of

  • -

    Invloed heeft uitgeoefend op het tot stand komen van contracten met een of meer (voorkeurs) leverancier(s) van [bedrijf 1] , waaronder [bedrijf 5] ., die hiervoor commissies betaalden, die werden verdeeld tussen onder meer hem, verdachte, en [medeverdachte 1] voornoemd (DOC-078, G-006-01 en AMB-040) en/of

  • -

    Offertes van leveranciers en bestellingen bij leveranciers van [bedrijf 1] en andere geheime bedrijfsinformatie van [bedrijf 1] heeft gedeeld met onder meer verdachte en diens partner, [medeverdachte 2] , ten behoeve van de berekening van voornoemde commissies (DOC-320 t/m DOC-325, DOC-298, DOC-301 en DOC-309) en/of

  • -

    Onjuiste urendeclaraties van een of meer werknemer(s) die via [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] (het bedrijf van verdachte) bij [bedrijf 1] te werk was/waren gesteld, goedgekeurd zonder deze te controleren (G-006-01, AMB-035 en AMB-037), waardoor [bedrijf 1] ook heeft betaald voor niet gewerkte uren (DOC-078 G-006-01, G-006-02 en DOC-288)

een of meer gift(en) (AMB-098, DOC-321 t/m DOC-323), te weten een of meer contante geldbedrag(en) voor in totaal 76.410 euro (of daaromtrent) (AMB-053), althans enig(e) contant(e) geldbedrag(en) en/of een of meer betaling(en) per bank voor in totaal een bedrag van 12.500 euro (of daaromtrent), waaronder een betaling per bank van 9.000 euro (DOC-295 en DOC-072), althans betaling(en) per bank van enig(e) geldbedrag(en), en/of belofte(n) tot betaling van een of meer geldbedrag(en) (DOC-321 en DOC-322) heeft gedaan en/of een of meer dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte, en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) redelijkerwijs moest(en) aannemen dat [medeverdachte 1] voornoemd handelde in strijd met zijn plicht, door het aannemen en/of vragen van voornoemde gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) in strijd met de goede trouw tegenover zijn werkgever [bedrijf 1] te verzwijgen en/of door voornoemd handelen onder meer zijn geheimhoudingsplicht tegenover zijn werkgever te schenden en/of door voornoemd handelen en/of nalaten misbruik te maken van zijn positie binnen [bedrijf 1] ;

6. hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 4 maart 2015 (DOC-322), tot en met 25 maart 2015 (DOC-326), te Heeze en/of ’s-Gravenhage en/of Urk en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, een Curriculum Vitae (CV) op naam van [medeverdachte 2] (DOC-200), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op dat CV voornoemd vermeld en/of doen vermelden dat [medeverdachte 2] in 2008 en 2009 anderhalf jaar had gewerkt bij [bedrijf 1] . als Project secretary van het [project naam] , terwijl zij in werkelijkheid nooit voor [bedrijf 1] . had gewerkt, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de tenlastegelegde feiten.

Het standpunt van de officier van justitie.

Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

Het standpunt van de verdediging.

Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman van verdachte het volgende aangevoerd:

  • -

    De onder 1 en 2 aan verdachte tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen met uitzondering van de onderdelen “afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en/of een [bedrijf 4] in Dubai”. De periode waarin onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zijn gepleegd, is korter dan in de tenlastelegging staat vermeld. De bedragen die verdachte voor de curator heeft verzwegen, zijn lager dan uit het dossier blijkt.

  • -

    Het onder 3 aan verdachte tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden, met dien verstande dat de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd.

  • -

    Over de onder 4 en 6 tenlastegelegde feiten zijn er geen opmerkingen.

  • -

    Van het onder feit 5 tenlastegelegde feit dient vrijspraak te volgen.

Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen.

Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Nadere overweging van de rechtbank.

Ter terechtzitting heeft de verdediging een aantal verweren gevoerd. Voor zover de rechtbank hierna niet op die verweren zal responderen, heeft de rechtbank die verweren als bewijsverweren aangemerkt. Die verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die de rechtbank doen twijfelen aan de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de bewijsmiddelen.

Ten aanzien van feit 5

De verdediging heeft aangevoerd dat het causale verband tussen de door verdachte gedane betalingen en de door medeverdachte [medeverdachte 1] gedane tegenprestaties ontbreekt.

De rechtbank overweegt hierover het volgende. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de betalingen aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verricht omdat hij wist dat daar tegenover stond dat medeverdachte [medeverdachte 1] als tegenprestatie de bewezenverklaarde handelingen zou verrichtten of reeds had verricht. Dat de bedragen (enkel) zagen op leningen waar geen tegenprestaties tegenover stonden, zoals door de verdediging is bepleit, verhoudt zich niet met de chatberichten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, waar bijvoorbeeld in staat dat medeverdachte [medeverdachte 1] een “aanbreng envelopje” krijgt als hij nieuwe mensen kon plaatsen bij [bedrijf 1] , of een bepaald percentage van facturen van leveranciers.

De rechtbank verwerpt daarom het verweer.

De conclusie.

Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank de aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

De bewezenverklaring.

De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:

1. terwijl hij, toen nog onder de naam [Alias] , bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 3 december 2008 in staat van faillissement was verklaard, tijdens dat faillissement, te weten op tijdstippen in de periode van 1 juli 2016 tot en met 10 februari 2022 in Nederland telkens enig goed aan de boedel heeft onttrokken wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar -zakelijk weergegeven- enig goed, te weten inkomsten uit autoverhuur en in verband met detachering van personeel bij [bedrijf 1] . via zijn bedrijf [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] en zijn werkzaamheden voor en/of namens [bedrijf 2] en de handel in cryptovaluta en de afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en een [bedrijf 4] in Dubai en opgebouwd vermogen niet gemeld aan de curator en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en gehouden (onttrokken);

2. op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot 1 juli 2016 in Nederland, terwijl hij, toen nog onder de naam [Alias] , bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 3 december 2008 in staat van faillissement was verklaard, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers telkens enig goed aan de boedel onttrokken heeft, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar -zakelijk weergegeven- enig goed, te weten inkomsten uit autoverhuur en in verband met detachering van personeel bij [bedrijf 1] . via zijn bedrijf [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] en zijn werkzaamheden voor en/of namens [bedrijf 2] en de handel in cryptovaluta en de afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en een [bedrijf 4] in Dubai en opgebouwd vermogen niet gemeld aan de curator en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en gehouden (onttrokken);

3. tot 28 maart 2018 onder de naam [Alias] , op tijdstippen in de periode van 1 juli 2017 tot en met 29 april 2022 in Nederland, terwijl hij, toen nog [Alias] genaamd, bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 3 december 2008 in staat van faillissement was verklaard en wettelijk verplicht was tot het geven van inlichtingen telkens opzettelijk onjuiste en/of onvolledige inlichtingen aan de curator heeft gegeven, door toen aldaar - zakelijk weergegeven- te weigeren uit eigen beweging inlichtingen te verstrekken en opzettelijk onjuiste en/of onvolledige inlichtingen te verstrekken over zijn inkomsten en opgebouwd vermogen, waaronder zijn inkomsten in de jaren 2015 tot en met 2018 uit autoverhuur en in verband met detachering van personeel bij [bedrijf 1] . via zijn bedrijf [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] en zijn werkzaamheden voor en/of namens [bedrijf 2] en de handel in cryptovaluta en de afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en een [bedrijf 4] in Dubai ; (

4. op 11 april 2017 en 10 juli 2018 en 2 mei 2019 in Nederland, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de inkomstenbelasting over de aangiftetijdvakken 2016 ten name van [Alias] en 2017 en 2018 ten name van [verdachte] , telkens onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar -zakelijk weergegeven- telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of elders in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet inkomstenbelasting over genoemde aangiftetijdvakken telkens valselijk en in strijd met de waarheid zijn inkomsten uit autoverhuur en in verband met detachering van personeel bij [bedrijf 1] . via zijn bedrijf [Bedrijf 1 verdachte ] . en [Bedrijf 2 verdachte] en zijn werkzaamheden voor en/of namens [bedrijf 2] en de handel in cryptovaluta en de afkoop van een levenspolis bij [bedrijf 3] en een [bedrijf 4] in Dubai en opgebouwd vermogen niet opgegeven en onjuist bedrag aan belastbaar inkomen vermeld zulks terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;

5. op tijdstippen in de periode van 28 mei 2015 tot en met 31 oktober 2018 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens aan medeverdachte [medeverdachte 1] , die, anders dan als ambtenaar, te weten als servicemonteur en/of projectmanager en/of directievoerder althans als medewerker werkzaam was in dienstbetrekking bij [bedrijf 1] ., naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking had gedaan of nagelaten, dan wel zou doen of nalaten, hieruit bestaande - zakelijk weergegeven- dat [medeverdachte 1] voornoemd:

  • -

    Invloed heeft uitgeoefend om werknemers van [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] (het bedrijf van verdachte) op projecten van [bedrijf 1] te werk gesteld te krijgen en

  • -

    Een rol heeft gespeeld bij de aanstelling van de partner van verdachte, [medeverdachte 2] , als medewerkster bij [bedrijf 1] , waarbij een vals CV is gebruikt bij de opstelling waarvan [medeverdachte 1] voornoemd eveneens betrokken is geweest en

  • -

    Invloed heeft uitgeoefend op het tot stand komen van contracten met voorkeurs leverancier van [bedrijf 1] , [bedrijf 5] ., die hiervoor commissies betaalden, die werden verdeeld tussen onder meer hem, verdachte, en [medeverdachte 1] voornoemd en

  • -

    Offertes van leveranciers en bestellingen bij leveranciers van [bedrijf 1] en andere geheime bedrijfsinformatie van [bedrijf 1] heeft gedeeld met onder meer verdachte en diens partner, [medeverdachte 2] , ten behoeve van de berekening van voornoemde commissies en

  • -

    Onjuiste urendeclaraties van werknemers die via [Bedrijf 1 verdachte ] . en/of [Bedrijf 2 verdachte] (het bedrijf van verdachte) bij [bedrijf 1] te werk waren gesteld, goedgekeurd zonder deze te controleren, waardoor [bedrijf 1] ook heeft betaald voor niet gewerkte uren

giften, te weten contante geldbedragen voor in totaal 76.410 euro (of daaromtrent) althans enige contante geldbedragen en betalingen per bank voor in totaal een bedrag van 12.500 euro (of daaromtrent), waaronder een betaling per bank van 9.000 euro en beloften tot betaling van geldbedragen heeft gedaan en/of diensten heeft verleend en aangeboden van die aard en onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte, en een of meer van zijn medeverdachten redelijkerwijs moesten aannemen dat [medeverdachte 1] voornoemd handelde in strijd met zijn plicht, door het aannemen en vragen van voornoemde giften en beloften en diensten in strijd met de goede trouw tegenover zijn werkgever [bedrijf 1] te verzwijgen en door voornoemd handelen onder meer zijn geheimhoudingsplicht tegenover zijn werkgever te schenden en door voornoemd handelen en/of nalaten misbruik te maken van zijn positie binnen [bedrijf 1] .;

6. in de periode van 4 maart 2015 tot en met 25 maart 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een Curriculum Vitae (CV) op naam van [medeverdachte 2] , zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers hebben hij, verdachte, en een of meer van zijn medeverdachten toen aldaar valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op dat CV voornoemd vermeld dat [medeverdachte 2] in 2008 en 2009 anderhalf jaar had gewerkt bij [bedrijf 1] . als Project secretary van het [project naam] , terwijl zij in werkelijkheid nooit voor [bedrijf 1] . had gewerkt, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het standpunt van de verdediging.

Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman gesteld dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten als één feitencomplex en één strafbaar verwijt moeten worden beschouwd. Bij deze feiten is sprake van een voortgezette handeling.

Ook heeft de raadsman aangevoerd dat de feitelijke handelingen van verdachte zoals die bij feit 3 ten laste zijn gelegd, volledig overeenstemmen met de feitelijke handelingen zoals die onder de feiten 1 en 2 zijn genoemd. Gelet op de aard van deze gedragingen heeft de raadsman gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle hiervoor bewezenverklaarde feiten als afzonderlijke feiten moeten worden gezien die in meerdaadse samenloop zijn gepleegd.

Het oordeel van de rechtbank.

Van meerdere strafbare feiten die samen één voortgezette handeling betreffen, is sprake als wordt vastgesteld dat er sprake is van meerdere gelijksoortige feiten die voortkomen uit één en hetzelfde wilsbesluit. De rechtbank stelt vast dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten in verschillende perioden zijn gepleegd. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in elk van die perioden op zichzelf staande feitelijke handelingen heeft verricht. Deze handelingen zijn ongelijksoortig van aard en voor het uitvoeren van die afzonderlijke handelingen heeft verdachte telkens een nieuw wilsbesluit genomen. De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten in meerdaadse samenloop zijn gepleegd.

Van eendaadse samenloop tussen aan de ene kant feit 1 en 2 en aan de andere kant feit 3 is, anders dan door de verdediging aangevoerd, evenmin sprake. De delictsomschrijvingen waarop artikel 341 van het Wetboek van Strafrecht [benadeling van schuldeisers door de failliet, feiten 1 en 2] en 194 van het Wetboek van Strafrecht [schenden van de inlichtingenplicht bij insolventie, feit 3] zijn toegesneden, dienen elk een ander rechtsbelang. Artikel 194 van het Wetboek van Strafrecht ziet op een correcte afwikkeling van het faillissement en artikel 341 van het Wetboek van Strafrecht ziet met name op de bescherming van de belangen van schuldeisers. Er is daarom sprake van meerdaadse samenloop tussen de feiten 1, 2, en 3.en niet van eendaadse samenloop zoals door de raadsman is gesteld.

Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten sprake is van meerdaadse samenloop. Het bewezen verklaarde levert de in de uitspraak vermelde strafbare feiten op. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

Op de in het schriftelijk requisitoir gestelde gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat:

  • -

    Verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren onder aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht,

  • -

    Verdachte een beroepsverbod zal worden opgelegd, inhoudende dat hem voor de duur van vijf jaren het recht wordt ontzegd zich als bestuurder van een vennootschap in te schrijven.

  • -

    Het vonnis in deze strafzaak wordt gepubliceerd en dat dit vonnis met de Kamer van Koophandel wordt gedeeld.

Een kopie van deze vordering maakt als bijlage van dit vonnis deel uit.

Het standpunt van de verdediging.

Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman bepleit verdachte te veroordelen tot een al dan niet gecumuleerde hoge taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Het oordeel van de rechtbank.

Algemeen

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De bewezenverklaarde feiten.

Verdachte is in 2008 in staat van faillissement verklaard, als gevolg van eerder gepleegde strafbare feiten. Beleggers zijn door het handelen van verdachte en zijn mededader voor meer dan € 40 miljoen benadeeld. Verdachte is hier ook persoonlijk voor aansprakelijk gesteld, wat met zich heeft gebracht dat het boedeltekort in het faillissement van verdachte zeer omvangrijk was: in 2018 bedroeg het boedeltekort volgens de curator ruim € 78 miljoen.

Verdachte heeft in de periode tussen 2015 en 2019, gedurende zijn faillissement, aanzienlijke inkomsten gegenereerd op verschillende, op zichzelf vragen oproepende, manieren. Uit het dossier blijkt dat hij onder meer in Duitsland via verschillende rechtspersonen auto’s uit het dure segment heeft (door)verhuurd aan particulieren die liever cash-betalingen verrichtten dan naar een regulier verhuurbedrijf gingen, dat hij gelden van onbekend gebleven derden uit Dubai heeft belegd in crypto-valuta en daar een provisie voor heeft ontvangen en dat hij, onder meer door middel van niet-ambtelijke omkoping van [medeverdachte 1] , een medewerker van [bedrijf 1] , mensen heeft gedetacheerd bij, en commissie heeft ontvangen van voorkeursleveranciers van, [bedrijf 1] , zoals bewezen verklaard onder feit 5. Wat daarbij opvalt is dat er bij elke inkomstenstroom die door de opsporingsambtenaren is onderzocht getuigen verklaren dat zij zich door verdachte opgelicht, bekocht of overdonderd voelen. Meerdere getuigen geven aan dat zij veel geld hebben verloren als gevolg van het handelen van verdachte, of nog geld van verdachte te goed hebben.

De inkomsten die verdachte heeft gegenereerd zijn in de periode tussen 2014 en 2019 steeds verder opgelopen. Verdachte heeft bij de curatoren verklaard dat hij en [medeverdachte 2] op enig moment maandelijks ongeveer € 30.000,-- tot € 40.000,-- uitgaven, wat in grote lijnen overeenkomt met de uitgaven zoals die door de FIOD zijn berekend: in de periode tussen 2014 en 2019 zou door verdachte in totaal € 1.024.924,-- zijn uitgegeven, wat betekent dat (ten minste) dit bedrag eerst als inkomsten zijn ontvangen door verdachte.

Door deze aanzienlijke inkomsten voor de curator te verzwijgen en die inkomsten aan de failliete boedel te onttrekken, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude en aan bedrieglijke bankbreuk. Bovendien heeft verdachte na zijn faillissement opzettelijk onjuiste en onvolledige inlichtingen aan de curator verstrekt. Hiermee heeft verdachte op geen enkele wijze acht geslagen op de belangen van de crediteuren, heeft verdachte zijn schuldeisers financieel benadeeld en is de afwikkeling van zijn faillissement door de curator bemoeilijkt. Dit terwijl het faillissement ook al het gevolg was van door verdachte gepleegde strafbare feiten waarbij deze schuldeisers ernstig en op grote schaal waren benadeeld.

Ook heeft verdachte opzettelijk onvolledig aangifte van inkomstenbelasting over de jaren 2016, 2017 en 2018 gedaan. In de aangiften over die jaren heeft verdachte de inkomsten die hij heeft genoten niet opgegeven. Daardoor heeft verdachte de Nederlandse Staat en daarmee de Nederlandse gemeenschap flink benadeeld. Bij belastingheffing zijn gewichtige gemeenschapsbelangen betrokken. Door belastingheffing wordt immers beoogd de Staat de geldmiddelen te verschaffen die voor de vervulling van zijn taken nodig zijn. Die gemeenschapsbelangen heeft verdachte door zijn handelwijze geschonden.

Aan inkomstenbelasting had verdachte een bedrag van € 296.594,-- moeten betalen, het overige geld had grotendeels aan de boedel moeten worden afgestaan. Van het geld zijn in plaats daarvan dure auto’s, horloges en kleding gekocht, exclusieve reizen geboekt en luxe diners bekostigd.

Verdachte lijkt geen inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen en de benadeling daardoor van anderen. Dat door zijn handelen mensen werden gedupeerd en de Staat werd benadeeld, heeft verdachte geen enkel moment gedeerd. Verdachte heeft alleen oog gehad voor het realiseren van zoveel mogelijk eigen voordeel om zo de door hem gewenste luxe levensstijl voor zijn gezin en voor zichzelf te kunnen financieren. Verdachte heeft bij de curatoren aangegeven dat hij juist via rechtspersonen op naam van anderen werkte, omdat op die manier de gelden die hij verdiende niet zouden hoeven te worden afgedragen aan de faillissementsboedel. Zelfs nadat verdachte in 2018 faillissementsrechtelijk gegijzeld is geweest, heeft hij nog fors vermogen aan het faillissementsbeslag onttrokken door een levens- en beleggingspolis ten gelde te maken en niet af te dragen aan de boedel.

De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.

Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders [medeverdachte 1] , een werknemer van [bedrijf 1] , omgekocht door het doen van giften en beloften tot het doen van betalingen. De tegenprestaties van die werknemer bestonden uit het uitoefenen van invloed om werknemers van een van de bedrijven van verdachte op projecten van zijn werkgever [bedrijf 1] tewerkgesteld te krijgen en als die werknemers bij [bedrijf 1] werkzaam waren meer werkzame uren voor die werknemers te declareren dan zij daadwerkelijk hadden gewerkt. Ook is die werknemer bewogen om te bevorderen dat contracten tussen voorkeursleveranciers en [bedrijf 1] werden afgesloten, waarbij die leveranciers daarvoor een commissie aan verdachte betaalden.

Door op deze wijze te handelen hebben verdachte en zijn mededaders bewerkstelligd dat de werknemer van [bedrijf 1] het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had gesteld, heeft geschonden. Die werknemer heeft hiermee ook in strijd met zijn plicht handelingen verricht die zijn werkgever konden benadelen maar die voor verdachte en zijn mededaders financieel voordeel zouden opleveren. Corruptie in deze omvang van een niet-ambtenaar vormt een aantasting van het financieel-economisch bestel, onder meer omdat dit ernstige concurrentievervalsing tot gevolg heeft.

Ook heeft verdachte het curriculum vitae van zijn toenmalige vriendin vervalst om te bewerkstelligen dat zij via een van de bedrijven van verdachte tewerk zou worden gesteld bij [bedrijf 1] . Ook daarvan heeft verdachte de financiële voordelen geplukt. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in de juistheid van een dergelijk documenten.

Strafverzwarende omstandigheden.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 november 2015 was verdachte tot een onvoorwaardelijk gevangenisstraf veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie die het oogmerk had op het plegen van verduistering van beleggingen in obligaties, uitgegeven door een rechtspersoon. Pas kort nadat verdachte de door het gerechtshof opgelegde gevangenisstraf had uitgezeten, is hij opnieuw op schaamteloze wijze overgegaan tot het op grote schaal plegen van frauduleuze handelingen. De eerdere veroordeling door het gerechtshof heeft verdachte kennelijk niet weerhouden om opnieuw tot het plegen van fraudedelicten over te gaan.

Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten stelselmatig, op grote schaal en gedurende een reeks van jaren gepleegd. Het initiatief tot het plegen van de bewezenverklaarde feiten is van verdachte uitgegaan. In zijn handelen heeft hij anderen meegezogen en heeft hij voor zichzelf en voor zijn naasten een zodanig inkomen gegenereerd dat zij daarvan een luxe levensstijl konden onderhouden, ten koste van anderen.

Strafmatigende omstandigheden.

Evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het recht van elke verdachte op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is geschonden. De rechtbank heeft daarbij tot uitgangspunt genomen dat de redelijke termijn is aangevangen 18 december 2018, de dag dat verdachte door de FIOD is aangehouden. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat het tijdsverloop geheel of gedeeltelijk is toe te rekenen aan de verdediging.

Gelet op de omvang van het onderzoek en de aard van de feiten is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg op drie jaren moet worden gesteld. Een en ander maakt dat bij het doen van uitspraak door deze rechtbank de redelijke termijn met bijna 3,5 jaar is overschreden. Voor deze termijnoverschrijding zal de rechtbank verdachte compenseren.

De strafmodaliteit

Bij het bepalen van de strafmaat in fraudezaken wordt doorgaans aansluiting gezocht bij het benadelingsbedrag waarbij niet doorslaggevend is of de benadeling daadwerkelijk is geleden of slechts had kunnen worden geleden. De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat door het handelen van verdachte diverse natuurlijke personen en rechtspersonen zijn benadeeld tot een bedrag dat € 1.000.000,-- te boven gaat. Bij een aan verdachte op te leggen straf zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten die het LOVS bij dergelijke benadelingsbedragen heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding in deze zaak van die uitgangspunten af te wijken.

De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van verdachte op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Tevens zal de rechtbank bepalen dat dit vonnis openbaar wordt gemaakt. Hierbij weegt de rechtbank mee dat, gelet op aard en de ernst van de bewezen strafbare feiten en het gegeven dat verdachte kennelijk hardleers is in het plegen van frauduleuze delicten, zakenpartners van verdachte voor verdachte moeten worden gewaarschuwd. De rechtbank wil dit bewerkstelligen door te bepalen dat dit vonnis, zodra dat onherroepelijk is geworden, openbaar zal worden gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl waarbij de identificerende gegevens van verdachte niet zullen worden geanonimiseerd. De rechtbank schat de kosten van die openbaarmaking op nihil.

Zowel bij de feiten waarvoor verdachte bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 november 2015 is veroordeeld, als bij de hiervoor bewezenverklaarde feiten heeft verdachte gebruik gemaakt van rechtspersonen. De rechtbank vindt het van groot belang dat de maatschappij wordt beschermd tegen het frauduleuze handelen van verdachte en ziet daarom aanleiding verdachte te ontzetten uit het recht zich als bestuurder van een rechtspersoon te laten inschrijven of als zodanig in de praktijk te functioneren.

Indien deze strafzaak wel binnen redelijke termijn zou zijn berecht was naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden redelijk en billijk geweest. Gelet op het hiervoor genoemde tijdsverloop zal de rechtbank de op te leggen gevangenisstraf matigen tot vier jaren.

De conclusie.

Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is verdachte – overeenkomstig de eis van de officier van justitie – te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat verdachte gedurende vijf jaren wordt ontzet uit zijn recht zich als bestuurder van een rechtspersoon te laten inschrijven of als zodanig in de praktijk te functioneren.

Voorts zal de rechtbank bepalen dat dit vonnis, zodra dit onherroepelijk is geworden, door de officier van justitie ter publicatie wordt aangeboden aan de redactie van www.rechtspraak.nl, waarbij de identificerende gegevens van verdachte niet zullen worden geanonimiseerd.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

27, 28, 36, 47, 57, 63, 194, 225, 328ter, 341 [oud] en 341 Wetboek van Strafrecht,

69 Algemene wet inzake rijksbelastingen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart de onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit.

in staat van faillissement zijn verklaard terwijl hij, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd.

ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit.

bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd.

ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit.

in staat van faillissement zijn verklaard en wettelijk verplicht zijn tot het geven van inlichtingen, terwijl hij opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen geeft, meermalen gepleegd.

ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit.

opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde feit.

medeplegen van: aan iemand die, anders dan als ambtenaar werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift of belofte doen dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht, meermalen gepleegd.

ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde feit.

medeplegen van valsheid in geschrift.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

ten aanzien van de onder 1 tot en met 6 bewezenverklaarde feiten.

 een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

openbaarmaking van dit vonnis.

Bepaalt dat dit vonnis, zodra dat onherroepelijk is geworden, door de officier van justitie ter publicatie zal worden aangeboden aan de redactie van www.rechtspraak.nl waarbij de identificerende gegevens van verdachte niet zullen worden geanonimiseerd. De rechtbank schat de kosten van deze publicatie op nihil.

ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde feiten voorts:

beroepsverbod ex artikel 28 eerste lid onder 3o van het Wetboek van Strafrecht.

Bepaalt dat verdachte voor de duur van vijf jaren wordt ontzet uit het recht zich als bestuurder van een rechtspersoon in te schrijven of in de praktijk als zodanig te functioneren.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. A.C. Palmboom, voorzitter,

mr. S.J.H. van de Kant en mr. M. Langstraat, leden,

in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,

en is uitgesproken op 15 mei 2025.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.