Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2014:1417

Rechtbank Overijssel
21-03-2014
21-03-2014
C-08-152398 - KG ZA 14-70
Civiel recht
Kort geding

De kort geding rechter van de rechtbank Overijssel oordeelt dat een man uit Enschede uitlatingen over zijn ex-vrouw in de media en tegenover anderen mag blijven doen. Uitgangspunt is dat de man, die bang is dat de vrouw hun dochter iets aan wil doen, zijn angst hierover mag uiten, ook als dit kwetsend is voor de vrouw. Hij mag daarmee echter niet zover gaan dat hij onwaarheden of ongefundeerde stellingen verkondigt.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer / rolnummer: C/08/152398 / KG ZA 14-70

Vonnis in kort geding van 21 maart 2014

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats],

eiseres,

advocaat mr. J.M.C. van Gorkum te Berlicum,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. R.F. Speijdel te Enschede.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding

  • -

    negentien door eiseres in het geding gebrachte producties

  • -

    twee door gedaagde in het geding gebrachte producties

  • -

    de mondelinge behandeling

  • -

    de pleitnota van gedaagde.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren: [zoon] en [dochter]. Op 19 maart 2009 heeft eiseres een mislukte poging gedaan om zichzelf, [zoon] en [dochter] van het leven te beroven. Op 3 augustus 2010 is eiseres wegens poging tot moord, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 20 maanden en 14 dagen voorwaardelijk en ter beschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. Eiseres, die in eerste instantie was opgenomen in een penitentiaire inrichting, is na een periode van observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) voor behandeling in het kader van de haar opgelegde TBS opgenomen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) te Assen. Gedaagde en de kinderen hebben er uiteindelijk voor gekozen om geen enkel contact meer met eiseres te hebben. Op 19 oktober 2011 heeft [zoon] zelfmoord gepleegd. Vanaf augustus 2013 woont eiseres zelfstandig buiten de FPK kliniek in Assen. Omdat de TBS van eiseres afloopt in augustus 2014, is de reclassering voornemens in het kader van haar resocialisatie bezoeken van eiseres te plannen aan Enschede. Gedaagde is vervolgens een media-actie gestart om eiseres uit Enschede te weren. In dat kader zijn er meerdere artikelen in de krant verschenen, heeft gedaagde interviews gegeven in diverse TV-programma’s, heeft gedaagde een facebookpagina geopend waarop vrienden een handtekeningenactie zijn gestart om eiseres uit Enschede te weren en is er actie gevoerd om gedaagde en [dochter] te steunen tijdens een wedstrijd van Heracles, in verband waarmee een filmpje op ‘Youtube’ is geplaatst. Bij brief van 16 oktober 2013 heeft de advocaat van eiseres gedaagde gesommeerd om te stoppen met het opzoeken van de media, het geven van een onjuiste voorstelling van zaken en het op deze manier creëren van onrust. Gedaagde heeft niet op deze brief gereageerd en is doorgegaan met het zoeken van media-aandacht. Eiseres heeft daarop aangifte gedaan van smaad- en/of laster. Nadat er weer een artikel in Dagblad Tubantia is verschenen, heeft eiseres zich genoodzaakt gezien dit kort geding te entameren.

3 Het geschil

3.1.

Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te bevelen onmiddellijk na betekening van dit vonnis alle uitingen (in woord en/of geschrift) betreffende eiseres in de media (televisie, kranten, tijdschriften, internet en overige media) dan wel tegen andere derden te staken en gestaakt te houden voor de periode van 1 jaar en gedaagde te verbieden om de data en tijdstippen van de door eiseres geplande bezoeken aan Enschede aan derden kenbaar te maken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per gebeurtenis. Tevens vordert eiseres gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2

Eiseres stelt hiertoe - samengevat weergegeven - dat gedaagde een media-offensief is gestart teneinde eiseres te weren uit Enschede. Eiseres acht het handelen van gedaagde jegens haar onrechtmatig. In interviews vertelt of suggereert gedaagde, volgens eiseres, onwaarheden en hij berokkent haar daarmee grote schade. Als gevolg van de publiciteit heeft eiseres veel stress ondervonden, heeft zij lichamelijke klachten, waaronder hartklachten, gekregen en wordt zij belemmerd in haar resocialisatie. Haar verloven naar Enschede zijn uitgesteld. Ook [dochter] wordt volgens eiseres geschaad door het handelen van gedaagde, nu haar angstgevoelens jegens eiseres worden aangewakkerd en een loyaliteitsconflict dreigt. Een verbod op het doen van verdere uitlatingen is volgens eiseres dan ook gerechtvaardigd, nu andere acties, zoals het schriftelijk verzoeken om de media-aandacht te stoppen en het doen van aangifte, niet het gewenste effect hebben gehad.

3.3.

Gedaagde voert verweer, waartoe hij onder meer stelt dat hij – nadat hij op de hoogte is geraakt van het feit dat eiseres ondanks alles toch weer naar Enschede wilde gaan – gepoogd heeft dit te voorkomen door middel van het benaderen van de autoriteiten: Bureau Jeugdzorg (BJZ), het Openbaar Ministerie (OM) en de Burgemeester. Nu geen van deze instanties kon helpen en de enige instantie die het zou kunnen, de reclassering, dat niet doet, heeft gedaagde ervoor gekozen om de media op te zoeken, teneinde deze misstand aan de kaak te stellen. Pas in de dagvaarding wordt gedaagde meer concreet verweten wat hij aan onjuiste / onware informatie heeft verspreid en waarmee hij dient op te houden. Feitelijk is daarmee sprake van rauwelijks dagvaarden.

Uit de door eiseres overgelegde producties blijkt van angst die niet enkel door gedaagde, maar ook door [dochter] wordt gevoeld. Gedaagde is door medewerkers van de TBS-kliniek meegedeeld dat eiseres is uitbehandeld, omdat ze niet verder valt te helpen, hetgeen wezenlijk anders is dan genezen. Dat blijkt ook uit het in de beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden weergegeven standpunt van het OM. Uit het vonnis van de rechtbank Almelo van 3 augustus 2010 blijkt van forse problematiek van eiseres. Enkele jaren geleden was in de media sprake van de “Münchhausen by proxy”-problematiek, maar in die berichtgeving heeft gedaagde niet de hand gehad.

Gedaagde verwijt eiseres een gebrek aan empathie, gezien het doorzetten van haar wens om Enschede te bezoeken. Gedaagde stelt dat hij zich in de media niet onjuist en/of onrechtmatig heeft uitgelaten over eiseres, beroept zich op zijn vrijheid van meningsuiting en meent die proportioneel te benutten. Bovendien heeft eiseres door haar handelen de huidige situatie in het leven geroepen, terwijl er een uitzonderingssituatie is, omdat autoriteiten hem niet kunnen helpen. Bovendien is gedaagde niet (zonder meer) verantwoordelijk voor hetgeen derden aan hulpacties organiseren.

Het kan niet zo zijn dat gedaagde een algeheel spreekverbod jegens alle derden opgelegd krijgt. Hetzelfde geldt voor het gevorderde verbod om aan derden geplande bezoeken aan Enschede kenbaar te maken. De vorderingen van eiseres, inclusief de gevorderde dwangsom, dienen volgens gedaagde te worden afgewezen, met veroordeling van eiseres in de proceskosten.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Het spoedeisend belang bij de door eiseres gevraagde voorzieningen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanwezig. Indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat sprake is van onrechtmatige uitlatingen van gedaagde jegens eiseres, dan heeft eiseres er belang bij dat gedaagde deze uitlatingen zo spoedig mogelijk staakt en gestaakt houdt.

4.2.

De voorzieningenrechter volgt gedaagde niet in diens betoog dat eiseres hem rauwelijks heeft gedagvaard, doordat eerst in de dagvaarding wordt vermeld wat gedaagde onterecht over eiseres zou stellen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat eiseres gedaagde bij brief van 16 oktober 2013 heeft laten weten dat de manier waarop gedaagde in de media verschijnt, schadelijk is voor zowel [dochter] als eiseres en dat gedaagde onwaarheden vertelt in interviews en op facebook. Eiseres heeft aangegeven dat zij met gedaagde of diens advocaat in gesprek wilde om een oplossing te zoeken en heeft gedaagde gesommeerd om te stoppen met het opzoeken van de media, het geven van een onjuiste voorstelling van zaken en het op deze manier creëren van onrust. Daarbij heeft eiseres gedaagde laten weten dat zij zich genoodzaakt zal zien gedaagde in rechte te betrekken als hij geen gehoor geeft aan het verzoek van eiseres. Op grond hiervan kan niet worden geoordeeld dat gedaagde rauwelijks is gedagvaard, zodat dit verweer zal worden verworpen.

4.3.

Kern van het geschil is of gedaagde met de door eiseres gestelde uitlatingen onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld en thans nog handelt.

4.4

Het gevorderde vormt een beperking van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

4.5.

Bij beantwoording van de vraag of gedaagde onrechtmatig in vorenbedoelde zin heeft gehandeld, dient voorop te worden gesteld dat een ieder het recht heeft om gedachten en gevoelens van welke inhoud dan ook te uiten. Dat betekent dat een ieder de vrijheid heeft zijn hart te luchten en zich op negatieve wijze over iemand anders uit te laten, ook als die uitlatingen een beschuldiging aan het adres van een ander inhouden. Dat recht om vrijelijk zijn mening te uiten vindt zijn begrenzing in het geval iemands eer of goede naam wordt aangetast. Of daarvan sprake is, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden.

4.6.

Eiseres stelt dat gedaagde een beeld schetst van een moordlustige, gestoorde vrouw, die als doel heeft haar werk af te maken. Zo stelt gedaagde dat de kans groot is dat eiseres opnieuw een moordpoging doet, dat zij vaker probeerde de kinderen wat aan te doen en dat na overleg met de gezinsvoogd de publiciteit is gezocht. Deze mededelingen zijn volgens eiseres onjuist, vinden geen steun in bewijsmateriaal en zijn schadelijk voor eiseres. Ook wordt er volgens eiseres ten onrechte gesteld dat zij TBS met dwangverpleging heeft en wordt zonder enige onderbouwing vermeld dat zij manco’s heeft van meervoudige persoonlijkheidsstoornissen tot borderline, dat zij geen empathie zou hebben en dat zij zou lijden aan “Münchhausen by proxy”. Eiseres betwist dit ten stelligste.

4.7.

Met daarbij de aantekening dat hij niet in alle publicaties de hand heeft gehad, erkent gedaagde dat hij zich negatief over eiseres heeft uitgelaten in de media. Hij betwist echter dat zijn uitlatingen niet op feiten berusten.

4.8.

De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat zij zich bij haar beoordeling zal beperken tot de uitlatingen die gedaagde zelf heeft gedaan. Slechts voor die uitlatingen kan gedaagde immers verantwoordelijk worden gehouden. Dit impliceert dat gedaagde niet kan worden aangerekend wat derden op de door hem geopende facebookpagina hebben geschreven en dat hij evenmin verantwoordelijk kan worden gehouden voor uitlatingen die journalisten op persoonlijke titel hebben gedaan. Gelet daarop kan het gedaagde niet worden aangerekend dat er in artikelen uit 2009 staat vermeld dat eiseres lijdt aan “Münchhausen by proxy” en dat ten onrechte wordt vermeld dat eiseres TBS met dwangverpleging opgelegd heeft gekregen.

4.9.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de uitlatingen van gedaagde, die zijn gedaan in diverse (landelijke) media en die dus voor een breed publiek toegankelijk zijn, naar hun aard zeer persoonlijk, verstrekkend en grievend voor eiseres. Zij dienen echter te worden bezien tegen het licht van de ernst van het door eiseres gepleegde delict en de ingrijpende gevolgen van haar handelen op het leven van gedaagde en zijn kinderen. Dat gedaagde en [dochter] vrezen dat eiseres [dochter] weer wat zal aandoen, is - of die vrees nu terecht is of niet - goed voor te stellen. Als uitgangspunt heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter te gelden dat gedaagde zijn angst mag uiten, ook als dit kwetsend voor eiseres zou zijn, maar dat hij daarmee niet zo ver mag gaan dat hij onwaarheden verkondigt of stellingen poneert die hij niet met feiten kan onderbouwen. De hiervoor beschreven aard van de uitlatingen maakt dat er hoge eisen mogen worden gesteld aan de feitelijke onderbouwing van de gedane uitlatingen.

4.10.

Voor zover eiseres wordt neergezet als iemand met manco’s van meervoudige persoonlijkheidsstoornissen tot borderline, kan - gelet op het door gedaagde in het geding gebrachte strafrechtelijke vonnis van deze rechtbank van 3 augustus 2010 - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gezegd dat een onderbouwing voor stellingen van die strekking geheel ontbreekt. In dat vonnis beschrijft de rechtbank aan de hand van het door het PBC opgestelde rapport de persoonlijkheidsopbouw van eiseres en de aandoeningen en stoornissen waaraan zij volgens het PBC ten tijde van het plegen van het delict leed. De voorzieningenrechter heeft dan ook geen aanleiding om de uitlatingen van gedaagde die betrekking hebben op deze manco’s onrechtmatig jegens eiseres te achten. “Münchhausen by proxy” is daarbij niet door de rapporteurs genoemd. Uit de stukken leidt de voorzieningenrechter af dat deze aandoening reeds in 2009 door journalisten aan eiseres is toegedicht. Gedaagde heeft later, op 21 december 2013, in een artikel in Dagblad Tubantia naar deze aandoening verwezen door te stellen dat hij heeft gehoord dat bepaalde symptomen die eiseres vertoonde, bij die aandoening passen. Indien en voor zover hij hiermee zonder enige medische onderbouwing stelt dat eiseres aan “Münchhausen by proxy” lijdt, handelt hij jegens haar onrechtmatig.

4.11.

Voor zover eiseres door gedaagde wordt neergezet als een niet te genezen tbs-patiënt, waarbij hij de overtuiging uit dat ‘ze vindt dat [dochter] dood moet’ en stelt ‘dat haar doel gelukkig is mislukt, maar dat haar taak nog niet klaar is’, heeft gedaagde zijn stellingen, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, onvoldoende gestaafd. Gedaagde heeft ter zitting weliswaar gesteld dat medewerkers van de TBS-kliniek hem hebben verteld dat zij eiseres maar minimaal hebben kunnen behandelen en dat zij zich grote zorgen maken over wat er gebeurt als zij naar Enschede komt, maar enige onderbouwing, bijvoorbeeld in de vorm van een rapportage of een op schrift gestelde verklaring, is niet in het geding gebracht. Ook de verwijzing ter zitting naar het standpunt van het OM, zoals dat zou blijken uit de beschikking van het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden van 2 mei 2013 -welke beschikking, ondanks daartoe door de voorzieningenrechter gestelde vraag, niet in het geding is gebracht- levert niet de nodige onderbouwing op van gedaagdes stellingen. Ervan uitgaande dat -zoals gedaagde stelt- het OM onder verwijzing naar rapportages heeft gesteld dat ‘de terbeschikkinggestelde momenteel aan haar behandelplafond zit en dat structurele veranderingen ten aanzien van de gediagnosticeerde problematiek niet meer zijn te verwachten’, zegt dit niets over de mate waarin de behandeling al dan niet succesvol is geweest.
Uitlatingen van de in deze rechtsoverweging bedoelde strekking acht de voorzieningenrechter derhalve onrechtmatig jegens eiseres.

4.12.

De voorzieningenrechter acht de stelling dat eiseres geen empathie kan opbrengen, als zijnde een uiting van een subjectieve beleving, vooralsnog jegens haar niet onrechtmatig.

4.13.

Alle omstandigheden in ogenschouw nemend is de voorzieningenrechter van oordeel dat, mede bezien in het licht van wat is voorgevallen en wat hierboven onrechtmatig is geoordeeld, de vorderingen van eiseres gedeeltelijk dienen te worden afgewezen en wel als volgt.

4.14.

De vordering om gedaagde te bevelen om alle uitingen betreffende eiseres in de media dan wel tegen andere derden te staken en gestaakt te houden voor de periode van een jaar, voert naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter te ver. Gedaagde dient zich enkel te onthouden van uitingen die hiervoor als onrechtmatig jegens eiseres zijn beoordeeld en uitingen van gelijke strekking.

4.15.

Het voert eveneens te ver om gedaagde te verbieden om de data en de tijdstippen van de door eiseres geplande bezoeken aan Enschede aan derden kenbaar te maken. Gedaagde wil de veiligheid van [dochter] waarborgen en in dat kader moet hij in ieder geval in staat zijn om bepaalde derden, zoals bijvoorbeeld de school van [dochter] en degenen met wie [dochter] afspraken heeft op de data waarop de bezoeken van eiseres aan Enschede gepland staan, in te lichten.

4.16.

De voorzieningenrechter tekent daarbij echter wel aan dat het maar zeer de vraag is of dit inlichten van derden via de media dient te gebeuren. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking wat BJZ gedaagde ook al heeft voorgehouden, namelijk dat het opzoeken van de media ook voor [dochter] een extra belasting betekent. Gedaagde heeft naar eigen zeggen destijds de media ingeschakeld in de hoop een stadverbod te kunnen bewerkstelligen, door het creëren van maatschappelijke onrust. Nu dat tot op heden niet is gelukt, liggen wellicht andere, voor [dochter] minder belastende, manieren om haar veiligheid te waarborgen meer voor de hand. Niet alleen [dochter], maar alle betrokkenen in deze trieste zaak lijken vooral gebaat bij rust. De voorzieningenrechter neemt daarbij de gelegenheid te baat te benadrukken dat in de eerste plaats eiseres daaraan in zeer belangrijke mate kan bijdragen door haar ouders buiten Enschede te bezoeken, nu gesteld noch gebleken is dat dit niet mogelijk is vanwege bijvoorbeeld beperkingen van de gezondheid of de mobiliteit van de ouders.

4.17.

Nu gedaagde er blijk van heeft gegeven het belang van [dochter] hoog in het vaandel te hebben, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat hij niet in strijd zal handelen met het in dit vonnis bepaalde. Daarom zal worden afgezien van het opleggen van een dwangsom.

4.18.

In de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

I. beveelt gedaagde om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de uitingen (in woord en/of geschrift) zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 4.10. en 4.11., dan wel uitingen van gelijke strekking, betreffende eiseres in de media (televisie, kranten, tijdschriften, internet en overige media) dan wel tegen andere derden te staken en gestaakt te houden, voor de periode van één jaar;

II. verklaart onderdeel I. uitvoerbaar bij voorraad;

III. compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

IV. wijst af het anders of meer gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Lorist en in het openbaar uitgesproken op

21 maart 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.1

1

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.