RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer: C/08 137111 HA ZA 13-126
datum vonnis: 12 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Wetron Transport & Logistics B.V.,
gevestigd te Weert,
eiseres,
verder te noemen Wetron,
advocaat: mr. M.M.M. Rooijen te Weert,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: voorheen mr. P.P.J.T.M. Seelen te Vriezenveen, die zich heeft onttrokken,
thans mr. M.B. Beerentsen te Zwolle.
2 De feiten
2.1.
Voor zover van belang kunnen de volgende feiten als vaststaand worden aangenomen.
2.2.
[gedaagde] is tot 1 juni 2012 bestuurder geweest van Chineurrus Import & Export Limited (hierna: Chineurrus), een vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk, verder kortweg aan te duiden als vennootschap.
2.3.
Enig aandeelhouder van Chineurrus was Dutch World Wide Import & Export Limited, gevestigd te South Yorkshire, Verenigd Koninkrijk (hierna: Dutch), van welke vennootschap [gedaagde] tevens enig bestuurder en ook enig aandeelhouder was. Deze vennootschap is op 22 mei 2012 ontbonden.
2.4.
Vanaf eind 2011 zijn geen activiteiten meer ontplooid door Chineurrus.
2.5.
Chineurrus is per 1 juni 2012 “dissolved”, waarbij partijen het erover eens zijn dat het betekent: ontbonden.
2.6.
Wetron heeft werkzaamheden verricht voor Chineurrus, uit hoofde van mondelinge vervoersovereenkomsten tussen Wetron en Chineurrus, waarbij Chineurrus werd vertegenwoordigd door [gedaagde].
2.7.
Chineurrus heeft de in totaal 19 facturen van Wetron, uit de periode 5 augustus 2011 tot en met 3 oktober 2011, tot een bedrag van € 34.307,37, ondanks herhaaldelijke sommatie, niet voldaan. Het betreft de volgende facturen:
Factuur 174163 d.d. 25-08-2011 t.b.v. € 11240,81
Factuur 174310 d.d. 29-08-2011 t.b.v. € 2250,81
Factuur 174501 d.d. 01-09-2011 t.b.v. € 4495,00
Factuur 174729 d.d. 06-09-2011 t.b.v. € 2250,81
Factuur 174730 d.d. 06-09-2011 t.b.v. € 2250,81
Factuur 175188 d.d. 13-09-2011 t.b.v. € 1011,50
Factuur 175465 d.d. 19-09-2011 t.b.v. € 2250,81
Factuur 175551 d.d. 19-09-2011 t.b.v. € 2237,56
Factuur 175552 d.d. 19-09-2011 t.b.v. € 2237,56
Factuur 417712 d.d. 05-08-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417713 d.d. 05-08-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417717 d.d. 12-08-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417718 d.d. 15-08-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417723 d.d. 22-08-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417728 d.d. 22-08-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417766 d.d. 29-08-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417774 d.d. 05-09-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417775 d.d. 05-09-2011 t.b.v. € 416,50
Factuur 417828 d.d. 03-10-2011 t.b.v. € 333,20
2.8.
De werkzaamheden en facturen van Wetron, zoals in deze procedure aan de orde, worden niet betwist door [gedaagde].
4 De beoordeling
Toepasselijke rechtsregels
4.1.
Vooropgesteld overweegt de rechtbank ambtshalve dat het op een vennootschap toepasselijke recht ook de vraag beheerst wie naast de vennootschap, voor de handelingen waarvoor de vennootschap wordt verbonden, aansprakelijk is uit hoofde van een bepaalde hoedanigheid zoals die van bestuurder. Volgens deze in artikel 10:119 aanhef, sub e BW neergelegde hoofdregel van het incorporatierecht zou dit i.c. betekenen een beoordeling volgens het recht van het Verenigd Koninkrijk.
4.2.
De aansprakelijkheid kan echter ook voortvloeien uit onrechtmatig handelen van de bestuurder zelf jegens de derde die wederpartij is van de vennootschap. In zulke gevallen is geen sprake van een verbintenis op grond van het vennootschaps- of rechtspersonenrecht en is het incorporatierecht niet van toepassing. De aansprakelijkheid wordt dan beheerst door het recht dat van toepassing is op de onrechtmatige daad.
4.3.
Ingevolge artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) nr. 864/2007 (Rome II), dat op grond van artikel 10:159 BW van overeenkomstige toepassing is wanneer een aansprakelijkheid voortvloeiend uit het vennootschapsrecht naar Nederlands recht als onrechtmatige daad kan worden gekwalificeerd, wordt de aansprakelijkheid, bij gebreke van een rechtskeuze door partijen zoals in de onderhavige zaak, beheerst door het recht van het land waar de schade zich voordoet (lex loci damni).
4.4.
Nu Wetron een in Nederland gevestigde vennootschap betreft en haar vordering heeft gegrond op onrechtmatige daad en de gestelde schade hier te lande is geleden, beoordeelt de rechtbank de stellingen van partijen in het licht van artikel 6:162 BW.
4.5.
Het onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag of [gedaagde] als bestuurder van Chineurrus persoonlijk aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad voor de schade van Wetron, als gevolg van het niet nakomen door Chineurrus van haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomsten met Wetron.
4.6.
Van aansprakelijkheid van [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad is sprake indien [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomsten wist, althans redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet of niet binnen behoorlijke termijn haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de ten gevolge van die toerekenbare tekortkoming door de wederpartij te lijden schade.
4.7.
[gedaagde] had volledige zeggenschap over Chineurrus. Chineurrus heeft vanaf eind 2011 geen activiteiten meer ontplooid, waarna zij op 1 juni 2012 is uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van het Verenigd Koninkrijk wegens het niet langer (lijken) deel( te )nemen aan het economisch verkeer.
4.8.
Blijkens de door Wetron in augustus, september en oktober 2011 verstuurde facturen heeft Wetron in augustus en september 2011 nog werkzaamheden verricht voor Chineurrus.
4.9.
De rechtbank overweegt dat blijkens het petitum de door Wetron gevorderde verklaring voor recht, dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld, niet ziet op de in het lichaam van de dagvaarding gestelde schending van de Beklamelnorm.
4.10.
Wat daarvan zij, de rechtbank is van oordeel dat Wetron haar stelling dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomsten met Wetron wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat Chineurrus niet of niet binnen behoorlijke termijn haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de ten gevolge van die wanprestatie door Wetron te lijden schade, onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd.
Bewerkstelligen of toelaten van niet-nakoming
4.11.
De rechtbank is voorts van oordeel dat Wetron haar stelling dat [gedaagde] zou hebben bewerkstelligd of toegelaten dat Chineurrus een eerder door haar aangegane overeenkomst niet is nagekomen en daardoor Wetron schade heeft berokkend, evenmin voldoende feitelijk heeft onderbouwd.
4.12.
Waar zij aan deze stelling echter ten grondslag legt dat [gedaagde] Chineurrus heeft ontbonden of laten ontbinden zonder te vereffenen, overweegt de rechtbank dat deze –zelfstandige – grondslag hierna afzonderlijk zal worden beoordeeld.
Ontbinding zonder vereffening
4.13.
In navolging van de rechtbanken ’s-Hertogenbosch en Arnhem in hun respectievelijke uitspraken van 21 maart 2012 (LJN: BV8844) en 26 juli 2006 (LJN: AZ8913) overweegt de rechtbank dat het ondanks de aanwezigheid van baten en een schuldeiser achterwege laten van een vereffening na ontbinding van een vennootschap, tegenover die schuldeiser als onrechtmatig moet worden beschouwd.
4.14.
Van een onrechtmatige daad jegens Wetron is aldus sprake wanneer [gedaagde] na ontbinding van Chineurrus geen vereffening zou hebben laten plaatsvinden ondanks de aanwezigheid van baten en een schuldeiser, in dit geval Wetron, tot wier bescherming het gebod tot vereffenen na ontbinding strekt.
4.15.
Wetron heeft in dit verband aannemelijk te maken dat sprake is van een potentiële bate en dient voorts te bewijzen dat zij ingeval van vereffening na ontbinding van Chineurrus enige betaling zou hebben ontvangen, met andere woorden dat het achterwege laten van vereffening condicio sine qua non was voor de gestelde schade.
4.16.
De rechtbank overweegt dat in gevallen als het onderhavige een, in algemene zin, meer aangewezen alternatieve rechtsgang bestaat voor de schuldeiser waarbij onzekerheid over het causaal verband en de omvang van de schade wordt vermeden.
4.17.
De rechtbank sluit zich in zoverre aan bij de Rechtbank ’s-Hertogenbosch in haar voormelde uitspraak in navolging van mr. drs. B.J. de Jong in zijn annotatie onder de (eveneens in 4.13. genoemde) uitspraak van de Rechtbank Arnhem, waarin De Jong onder meer wijst op de mogelijkheid voor een schuldeiser om een potentiële bate aan te tonen, waarna zij de rechter moet verzoeken de vereffening te heropenen of het faillissement uit te spreken en de vennootschap geacht moet worden ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan (vgl. HR 27 januari 1995, NJ 1995/579 en HR 31 oktober 1997, NJ 1998, 258).
4.18.
Met Wetron is de rechtbank van oordeel dat heropening van de vereffening ex artikel 2:23c BW – welker strekking meebrengt dat van heropening tevens sprake kan zijn als er nog niet eerder is vereffend – geen reële mogelijkheid is, nu de ontbinding van Chineurrus wordt beheerst door het recht van het Verenigd Koninkrijk.
De route van een faillissementsaanvraag staat bij gebrek aan pluraliteit van schuldeisers voor Wetron als enig resterende schuldeiser evenmin open.
4.19.
Resteert de route van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, met de hierboven in 4.15. en 4.16. genoemde kanttekening omtrent het causale verband.
4.20.
Wetron heeft gesteld dat de potentiële bate in deze zaak een vordering zou behelzen van Chineurrus uit hoofde van artikel 2:248 lid 2 BW op haar bestuurder [gedaagde] wegens onbehoorlijk bestuur door het niet-voldoen aan de deponeringsverplichting op grond van artikel 2:10 BW in samenhang met artikel 24 lid 5 van het Handelsregisterbesluit 2008, welke bepaling voor buitenlandse vennootschappen met een nevenvestiging in Nederland een deponeringsplicht inhoudt van het meest recente exemplaar van de boekhoudbescheiden, voor zover en in de vorm waarin deze in het incorporatieland openbaar moeten worden gemaakt.
4.21.
Sectie 441 van de UK Companies Act 2006 verplicht tot jaarlijkse boekhoudkundige rapportage aan de Companies House; de Kamer van Koophandel van het Verenigd Koninkrijk.
4.22.
Chineurrus – een buitenlandse vennootschap die feitelijk is gevestigd aan de [adres] te [plaats] – heeft blijkens het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel nooit stukken gedeponeerd.
4.23.
Het niet voldoen aan genoemde deponeringsverplichting kan ex artikel 2:248 lid 2 BW worden gekwalificeerd als onbehoorlijk bestuur, dat wordt vermoed een belangrijke oorzaak van het (hypothetische) faillissement te zijn. Tegenbewijs is bij gebreke van betwisting door [gedaagde] niet aan de orde.
4.24.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] het faillissement van Wetron had moeten aanvragen of een vereffening in de zin van 2:19 lid 5 BW had moeten doen plaatsvinden.
4.25.
Met betrekking tot het causale verband tussen het achterwege laten van vereffening na ontbinding en de gestelde schade, overweegt de rechtbank dat [gedaagde] Wetrons stelling ter zake in het geheel niet gemotiveerd heeft betwist.
4.26.
De rechtbank merkt in dit verband tevens op dat gedaagde niet is verschenen ter comparitie op 11 februari jongstleden, noch zijn advocaat heeft voorzien van informatie op grond waarvan deze zijn formele volmacht zou kunnen effectueren.
4.27.
De aansprakelijkheid van [gedaagde] uit onrechtmatige daad jegens Wetron, kan naar het oordeel van de rechtbank aldus worden gegrond op het achterwege laten van het faillissement dan wel een vereffening na de ontbinding van Chineurrus, terwijl sprake was van een schuldeiser en een potentiële bate.
4.28.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.29.
De vordering van Wetron tot veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten is in het licht van de betwisting door [gedaagde], onvoldoende feitelijk onderbouwd. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.