Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2017:2508

Rechtbank Overijssel
19-06-2017
20-06-2017
5722611 CV EXPL 17-1286
Arbeidsrecht
Beschikking

Opleidingskosten kwalificeren niet als inzetbaarheidskosten in de zin van artikel 7:673 lid 6 BW.

De door werknemer gevolgde opleidingen, door werkgever betaald, kunnen door iedereen worden gevolgd. Daarvoor is het hebben van een arbeidsovereenkomst niet vereist. Deze kosten voldoen derhalve niet aan de criteria van artikel 4 van het Besluit Voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding. De overeenkomst voor bepaalde tijd (te weten de duur van een beoogd ontwikkeltraject) met werkgever, die (mede) tot doel heeft de (verdere) ontwikkeling/opleiding van overheidsmanagers, is geen opleiding in de zin van artikel 4 lid 2 sub c van genoemd Besluit. Kantonrechter formuleert criteria waaraan een opleiding de zin van het Besluit moet voldoen.

Rechtspraak.nl
AR 2017/3181
JAR 2017/178
AR-Updates.nl 2017-0752
VAAN-AR-Updates.nl 2017-0752

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Enschede

Zaaknummer : 5722611 CV EXPL 17-1286

Beschikking ex artikel 96 Rv van 19 juni 2017

in de zaak van de verzoekende partijen:

[werkgever] ,
gevestigd en katoorhoudende te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen De Stichting,

gemachtigde: mr. E.A. Buyink, advocaat te Amsterdam,

en

[werkneemster] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen werkneemster,

gemachtigde: mr. P.A. Charbon, advocaat te Amsterdam.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

1.1.1.

Partijen hebben bij brief van 10 februari 2017, ingevolge het bepaalde in artikel

96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de kantonrechter verzocht op het tussen hen bestaande geschil te beslissen.

1.1.2.

Middels verzoekschriften, voorzien van producties, gedateerd 17 februari 2017, hebben partijen hun geschil en hun standpunten toegelicht.

1.1.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2017. De gemachtigden hebben gepleit overeenkomstig hun pleitaantekeningen. Voor het overige heeft de griffier aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is namens de Stichting bij brief van 3 april 2017 een nadere productie in het geding gebracht en bij brief van 4 april 2017 zijn namens werkneemster nadere producties in het geding gebracht.

1.2.

Ten slotte is uitspraak bepaald. Artikel 96 Rv geeft niet aan of beslist dient te worden bij vonnis of bij beschikking. Weliswaar staat dat artikel in de tweede titel van Rv, handelende over dagvaardingszaken, maar een procedure ex artikel 96 Rv wordt niet met een dagvaarding ingeleid en vormt dus in die afdeling een uitzondering. Partijen hebben het geschil middels een verzoekschrift voorgelegd. Indien partijen geen gebruik hadden gemaakt van artikel 96 Rv had het geschil, ingevolge artikel 7:686a lid 2 BW, (ook) met een verzoekschrift moeten worden ingeleid. Nu artikel 96 Rv bepaalt dat de kantonrechter de wijze van procederen vaststelt, zal deze zaak beslist worden bij beschikking.

2 De feiten

2.1.

Als activiteiten van de Stichting vermeldt de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel: 'Bedrijfsopleiding en -training en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten.'

2.2.

In de statuten is, voor zover van belang, opgenomen:

"[…]

Artikel 2.

1. De stichting heeft ten doel:

a. het bijdragen aan het oplossen van managementproblemen bij de overheid;

b. het bijdragen aan de management-ontwikkeling binnen de overheid;

c. het ontwikkelen van management-methoden voor de overheid en het trainen en begeleiden van mensen hierin;

d. het leggen en onderhouden van contacten op het gebied van management.

2. De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door alle wettige middelen die directeur voor het bereiken van deze doelstelling dienstig acht.

[…].”

2.3.

Op de website van de Stichting staat onder meer:

"Kwaliteit van de overheid

[werkgever] is een managementontwikkeltraject voor de overheid. We bieden een eenvoudige mogelijkheid om goede mensen, snel en tegen lage tarieven in te schakelen bij (tijdelijke) behoefte aan capaciteit, kennis en kunde. Wij zijn geen commerciële organisatie en hebben dus ook geen winstoogmerk.

De publieke sector is in beweging. Nederland gaat steeds meer toewerken naar een kleinere overheid die minder middelen en mensen beschikbaar heeft.

Flexibele oplossingen door tijdelijke capaciteit, ontwikkeling en behoud van kennis en ervaring binnen de overheid worden daardoor steeds belangrijker.

Door samen te werken met [werkgever] werkt u mee aan verbetering van de kwaliteit van de overheid en blijft kennis en ervaring voor de overheid behouden.

[…]

Ontwikkelen doe je niet alleen

Bij [werkgever] zijn mensen welkom uit twee verschillende categorieën.

Enerzijds jonge mensen met een academisch werk- en denkniveau en minimaal twee jaar werkervaring. Zij krijgen bij de stichting de kans zich te ontwikkelen tot de overheidsmanager van morgen.

Anderzijds de ervaren overheidsmanager, die via een detacheringconstructie, wordt geholpen zijn of haar blik te verruimen.

Wij zijn geen commerciële organisatie en hebben dus ook geen winstoogmerk.

Wij richten ons vooral op de ontwikkeling van mensen."

2.4.

In het personeelshandboek van de Stichting staat bij 'De Inleiding' onder meer het volgende:

"[…]

Het doel van [werkgever] is het ontwikkelen van (toekomstige) overheidsmanagers. De filosofie achter de ontwikkeling van mensen binnen [werkgever] is gebaseerd op het geven van eigen verantwoordelijkheid binnen de mogelijkheden van het individu. Daarbij worden keuzes geanalyseerd op de consequenties die aan de verschillende keuzes verbonden zijn. Nadat betrokkene een keuze heeft gemaakt worden de consequenties in volle omvang door hem of haar gedragen.

[…]

Doordat we voor het ontwikkelen van de [werknemers] uitgaan van het doen van 'echte' opdrachten is een impliciete doelstelling van [werkgever] ook het terugdringen van externe inhuur, waarbij vooral moet worden gedacht aan projectmanagement en interim management. De "verborgen" doelstelling is het ontwikkelen van management voor de overheid, met als overkoepelende gedachte, dat als er voldoende managers op een "normale" manier leiding geven binnen de overheid, die overheid zelf verandert.

Door de samenstelling van de Raad van Toezicht wordt [werkgever] beschouwd als een interne overheidspartij. We hoeven daarom niet mee te doen aan raamovereenkomsten en zijn voor de publieke sector geen externe inhuur.

[…].

Persoonlijk budget

Alle [werknemers] krijgen een persoonlijk budget van € […] per jaar, inclusief BTW. Dit budget is voor opleidingen, coaching en intervisie.

Je krijgt het geld niet letterlijk in handen. Op het internet staat een persoonlijk document met het overzicht van je persoonlijk budget. Deze wordt aan de hand van ingediende facturen door [naam medewerker] bijgewerkt.

[…]

Je ontwikkelbudget kan alleen ingezet worden voor facturen over de periode dat je dienstverband bij [werkgever] loopt.

[…].

Training en opleiding

De trainingsdagen en andere bijeenkomst (waaronder lezingen) georganiseerd door [werkgever] , of jezelf, vormen in principe een onderdeel van het contract met jouw opdrachtgever. Hiervoor houden wij een gemiddelde aan van 2 werkdagen per maand. Je hoeft hier dus geen vrije dagen voor op te nemen. Een investering van eigen tijd is soms nodig.

Je bent zelf verantwoordelijk om hierover richting jouw opdrachtgever te communiceren en de data af te stemmen.

Je kan zelf trainingen vanuit je persoonlijk budget inkopen. Om de kosten te drukken is het verstandig de trainingen met meerdere [werknemers] in te kopen.

De trainingen worden vanuit [werkgever] betaald, en vervolgens op het persoonlijk budget afgeboekt."

2.5.

In de arbeidsovereenkomst, tussen partijen op 17 oktober 2009 gesloten, staat voor zover van belang:

" […]

Overwegende

- dat werkgever zich ten doel stelt werknemer te ontwikkelen tot manager ten behoeve van de overheid. Werknemer dient als manager flexibel om te kunnen gaan met zowel het proces van leidinggeven als de maatschappelijke factoren daar omheen, waarbij hij in staat moet zijn bij verschillende overheidsorganisaties in verschillende situaties adequaat te kunnen optreden;

- dat werknemer om deze doelstelling te bereiken deelneemt aan een door werkgever ontwikkeld managementontwikkelingsproject;

- dat werknemer om all round werkervaring op te doen feitelijk werkzaamheden zal verrichten bij verschillende overheidsorganisaties;

- dat werknemer in het kader van dit managementontwikkelingsproject door werkgever instrumenten krijgt om dit traject zelfstandig en naar eigen verantwoordelijkheid te doorlopen.

[…]

Artikel 2.: Werkzaamheden

2.1.

De functie van werknemer bij aanvang van de overeenkomst is nader te bepalen.

Gedurende het functioneren, kunnen verschillende dagdelen worden gebruikt voor opleidingen, trainingen en cursussen.

[…]

Artikel 3: Duur van de dienstbetrekking

3.1.

De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en wel voor de duur van acht jaar. De arbeidsovereenkomst eindigt aldus van rechtswege per 17 november 2016.

3.2.

Gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer in het kader van het managementontwikkelingsproject regelmatig in een onvoorspelbaar patroon wisselen van functie en van overheidsorganisatie alwaar hij of zij zijn of haar functie uitoefent.

[…]

Artikel 4: Afleggen van verantwoording over ontwikkeling.

4.1

Werknemer legt één keer per jaar verantwoording af over haar of zijn ontwikkeling. Dit wordt gedaan ten overstaan van minstens de bestuurder van de stichting. In de vorm is werknemer vrij.

4.2

Werkgever biedt werknemer een aantal vrijheden, waarbij de doelstelling is werknemer zelf de regie te laten voeren over zijn inzet en ontwikkeling. Deze vrijheden liggen onder meer op het gebied van salariëring, tijdsbesteding, keuze voor groeimogelijkheden en - richtingen.

Indien werknemer keuzes maakt, die voor werkgever tot problemen leiden, zoals bijvoorbeeld een salarisniveau waarop werknemer feitelijk niet kan functioneren of niet op opdrachten geplaatst kan worden, krijgt werknemer eenmaal de gelegenheid het gerezen probleem op te lossen. Indien werkgever constateert dat het probleem onoplosbaar is, leidt dit tot beëindiging van het arbeidscontract."

[…]

Artikel 10: Concurrentie

10.1

Het is de werknemer verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever gedurende 6 maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst in de regio, waarin hij gedurende de laatste 6 maanden van de vervulling van zijn functie werkzaam is geweest, direct of indirect in dienst te treden bij of op enigerlei wijze werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die gelijk of gelijksoortige producten vervaardigt, aanbiedt of verhandelt, of die gelijke diensten verleend als werkgever doet, of voor eigen rekening gelijk of gelijksoortige werkzaamheden te verrichten. […]."

2.6.

In de overeenkomsten van de Stichting met haar opdrachtgevers is, voor zover van belang, opgenomen:

"1 Opdrachtgever stelt, per …. [….], een functie ter beschikking, zoals in de bijlage omschreven.

2. Opdrachtnemer stelt ter vervulling van deze functie de […] ter beschikking in het kader van het systeem voor managementontwikkeling zoals door [werkgever] is ontwikkeld;

[…]."

2.7.

Werkneemster heeft gedurende haar dienstverband, op tweemaal een periode van enkele maanden onbetaald verlof na, middels detachering door de Stichting, werkzaamheden binnen diverse onderdelen van de overheid verricht. In totaal is werkneemster op negen verschillende opdrachten geplaatst. Werkneemster heeft van de Stichting jaarlijks een vrij te besteden budget van € 3.000,- ontvangen. Werkneemster kon daarmee naar eigen inzicht en behoefte cursussen, workshops en trainingen volgen. Deze hadden, zo blijkt uit het door haar in het geding gebrachte overzicht, betrekking op de onderwerpen: ‘kleurenanalyse’, ‘open communicatie’, ‘krachtig leiderschap’, ‘creativiteit en innovatie’, ‘inzicht en invloed’, ‘veranderprocessen’, ‘het nieuwe werkoverleg’, ‘appreciative inquiry’ en ‘Lean Six Sigma Greenbelt’.

2.8.

In verband met liquiditeitsproblemen van de Stichting heeft de Stichting aan haar medewerkers op 14 maart 2011 onder meer het volgende bericht:

" Daarnet heb ik mondeling uitleg gegeven over de financiën van [werkgever] en de daaruit voortvloeiende maatregelen. Hieronder daarvan een weergave.

De cijfers:

- In 2010 hebben een verlies geleden van […].

[…]

  • -

    Door de dramatische val in opdrachten en dus bezettingsgraad is […] ton verdampt.

  • -

    Met de huidige bezettingsgraad verliezen we [….] ton per maand.

  • -

    Met onze huidige liquide middelen […] houden dat nog […] maanden vol. Daarna moeten we het hebben van de financiering uit het pand. De komende tijd gaan wij met de bank praten om die financiering te krijgen.

Dit betekent per direct de volgende maatregelen:

- Bevriezen van de salarissen. De jaargesprekken zullen gewoon doorgang vinden maar er zal geen salarisverhoging worden uitbetaald.

- Bevriezen van de ontwikkelbudgetten. Alleen reeds aangegane verplichtingen kunnen, met mijn toestemming, worden betaald.

- Meerdere kleine maatregelen zoals niet meer extern matchingslunchen, uitstellen van betalingen, afschaffen bloemen en stoelmassage (indien contractueel mogelijk).

[…]

De bankzitters zullen vanaf nu elke dag om 9 uur verzamelen bij het pand om te kijken wat er die dag is op te pakken. Belangrijkste opdracht aan de bankzitters is om zo snel mogelijk een opdracht voor zichzelf te regelen. De manier om uit deze situatie te komen is zo snel mogelijk opdrachten genereren."

2.9.

Bij e-mail van 6 augustus 2015 heeft de directeur van de Stichting aan de medewerkers gemaild:

"Naar aanleiding van het feit dat ik de verantwoording over het ontwikkelbudget heb "aangescherpt" wil ik graag het volgende kwijt.

In 2007 zijn wij bij [werkgever] begonnen met een andere manier van werken. Geen opleidingsprogramma dat door de leiding werd bedacht maar een budget van waaruit mensen zelfstandig en naar eigen verantwoordelijkheid konden besteden. Daarbij hoort het afleggen van verantwoording. Dat gebeurde in het jaargesprek, vooral met mij, maar in de loop van de tijd ben ik daarin lakser geworden. Daardoor zijn er trainingen gevolgd die eigenlijk niet zoveel met de ontwikkeling binnen [werkgever] te maken hadden. En, nogmaals, tot mijn spijt, daarin heb ik niet ingegrepen.

Nu gaan wij dus terug naar de oorspronkelijke bedoeling. Van aanscherping is dus eigenlijk geen sprake, wij gaan het gewoon weer doen zoals het oorspronkelijk bedoeld was, het ontwikkelbudget is een ondersteuning voor het project, zoals vastgelegd in jullie arbeidsovereenkomst voor de ontwikkeling tot overheidsmanager in Nederland. Natuurlijk is er een grijs gebied. Ontwikkeling tot overheidsmanager betekent ook ontwikkeling als mens. […]."

2.10.

De Stichting betaalt haar werknemers een marktconform loon.

3 Het geschil

3.1.

Partijen hebben - samengevat weergegeven - de kanonrechter verzocht te beoordelen of

A. het managementontwikkelingsproject van de Stichting voldoet aan de definitie van artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit Voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding, van 23 april 2015, namelijk "een opleiding is die uitsluitend kan worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan";

B. de kosten in verband met dit managementontwikkelingsproject in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding, op grond van de voorwaarden van artikel 4 lid 1 van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding, van 23 april 2015, te weten als "de arbeidsovereenkomst is aangegaan om de werknemer in de gelegenheid te stellen die opleiding te volgen en na afronding van die opleiding, of na tussentijdse beëindiging daarvan, niet, of met een tussenpoos van meer dan zes maanden, wordt voortgezet";

C. de opleidingskosten, die de Stichting jaarlijks vergoedt in verband met het managementontwikkelingsproject, zijn te beschouwen als inzetbaarheidskosten in de zin van artikel 7:673 lid 6 sub b BW, namelijk "kosten verband houdende met het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van de werknemer die tijdens de arbeidsovereenkomst zijn gemaakt", te weten ten behoeve van een functie als overheidsmanager buiten de Stichting, na afloop van het dienstverband met de Stichting.

3.2.

De Stichting heeft gemotiveerd geconcludeerd deze vragen bevestigend te beantwoorden, werkneemster heeft gemotiveerd geconcludeerd deze vragen afwijzend te beantwoorden.

4 De beoordeling

4.1.

De eerste vraag, onder A, die partijen hebben voorgelegd is, of het managementontwikkelingsproject een opleiding betreft die 'uitsluitend kan worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan' en dus voldoet aan de definitie van artikel 4 lid 2 sub c van het 'Besluit Voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding', van 23 april 2015 [verder: het Besluit]. Partijen hebben vervolgens verzocht te beoordelen of de kosten van het managementontwikkelproject, ingevolge artikel 4 lid 1 van het Besluit, op de transitievergoeding in mindering mogen worden gebracht (vraag B). Tot slot hebben partijen de vraag voorgelegd of de kosten, die de Stichting jaarlijks aan werkneemster heeft vergoedt, zijn te beschouwen als inzetbaarheidskosten, als bedoeld in artikel 7:673 lid 6 sub b BW (vraag C).

4.2.

Volgens de systematiek van artikel 7:673 lid 6 BW kunnen inzetbaarheidskosten op de transitievergoeding in mindering worden gebracht als deze voldoen aan de daartoe,

bij het Besluit, gestelde voorwaarden. Aan de vraag of aan die voorwaarden is voldaan wordt derhalve pas toegekomen als er sprake is van inzetbaarheidskosten. Gelet op die systematiek is het voor de hand liggend om eerst te beoordelen of de cursussen, workshops en trainingen die werkneemster heeft gevolgd, en die zijn betaald uit het door de Stichting ter beschikking gestelde persoonlijk budget, inzetbaarheidskosten zijn (vraag C). Daarna worden de vragen gesteld onder A en B beantwoord.

4.3.

Inzetbaarheidskosten in de zin van artikel 7:673 lid 6 BW? (vraag C).

4.3.1.

De vraag of de door werkneemster gevolgde cursussen, workshops en trainingen, inzetbaarheidskosten zijn als bedoeld in artikel 7:673 lid 6 sub b BW, zal niet alleen aan de hand van de tekst van artikel 7:673 lid 6 sub b BW en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis beoordeeld moeten worden, maar ook aan de hand van de Nota van Toelichting op het Besluit. Hoezeer, in het algemeen, bij de uitleg van een wetsartikel terughoudend moet worden omgegaan met, na de totstandkoming van dat wetsartikel gegeven toelichtingen, ligt dat in dit geval anders nu in de parlementaire geschiedenis, behorend bij artikel 7:673 lid 6 BW, door de wetgever al is verwezen naar de nadere uitwerking van, en te stellen voorwaarden aan, het begrip inzetbaarheidskosten bij een (toen: nog) tot stand te komen algemene maatregel van bestuur. Die maatregel is vervat in het Besluit. In de Nota van Toelichting behorend bij het Besluit is, eveneens, aandacht geschonken aan de definiëring van het begrip 'inzetbaarheidskosten' als bedoeld in artikel 7:673 lid 6 sub b BW, zodat ook die toelichting bij de beantwoording van de onderhavige vraag zal worden meegenomen.

4.3.2.

In artikel 7:673 lid 6 BW is bepaald:

"Onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden kunnen op de transitievergoeding in mindering worden gebracht:

[…]

b. kosten verband houdende met het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van de werknemer die tijdens de arbeidsovereenkomst zijn gemaakt."

4.3.3.

De tekst van artikel 7:673 lid 6 BW stelt geen voorwaarden aan het criterium 'bredere' inzetbaarheid, behoudens die te bepalen bij algemene maatregel van bestuur. In de parlementaire geschiedenis worden al wel voorwaarden genoemd waaraan ‘inzetbaarheidskosten’ moeten voldoen. Van inzetbaarheidskosten is alleen dan sprake als het om kosten gaat die tot een bredere inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt leiden, die bijdragen aan een verbetering van zijn positie op de arbeidsmarkt, hetgeen transitie van werk-naar-werk op het moment dat de werknemer zijn baan verliest, kan bevorderen (Kamerstukken I 2013/14 C p. 73). De kosten van functie specifieke scholing, ook als die zijn gemaakt ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid binnen de organisatie zijn niet [onderstreping door de kantonrechter], van de transitievergoeding aftrekbaar. Dergelijke kosten is de werkgever reeds gehouden te dragen uit hoofde van het goed werkgeverschap. Dit past ook bij het nieuwe artikel 7:611a BW (Kamerstukken I 2013/14, 33818, C p. 85).

4.3.4.

In de toelichting is opgenomen:

"[…]. Daarnaast kunnen, voor zover in de algemene maatregel van bestuur bepaald, op de vergoeding andere kosten in mindering worden gebracht die verband houden met het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van werknemers en die eerder tijdens het dienstverband zijn gemaakt door de werkgever die ook de transitievergoeding verschuldigd is."

(Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 38-42 en Boot c.s., Parl. Geschiedenis Wet werk en zekerheid, Bju, pag. 747).

Alsook:

" In het zesde lid (van artikel 7:673 BW, ktr) wordt geregeld dat, onder nader bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden, bepaalde tijdens het dienstverband gemaakte kosten kunnen worden afgetrokken van het uiteindelijk verschuldigde bedrag aan transitievergoeding op grond van het tweede lid. Hiermee bewerkstelligt de transitievergoeding tevens een prikkel voor de werkgever om ook tijdens het dienstverband te blijven investeren in de bredere ontwikkeling en opleiding van zijn werknemers, met het oog op hun eventuele toekomstige arbeidsmarktpositie. Het dient hierbij niet te gaan om kosten voor bijvoorbeeld scholing die benodigd is voor de functie die de werknemer bij de werkgever uitoefent."

(Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 110-113 en Boot c.s., Parl. Geschiedenis Wet werk en zekerheid, Bju, pag, 754).

4.3.5.

De wettekst spreekt alleen over kosten die 'bredere inzetbaarheid' bevorderen, waarbij het blijkens de parlementaire geschiedenis gaat om bredere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt na beëindiging van het dienstverband met werkgever en het niet gaat om kennis en/of vaardigheden die in de functie die werknemer bij werkgever uitoefent 'van waarde' zijn. Het gaat om andere kennis en/of vaardigheden. De kantonrechter duidt de hier bedoelde inzetbaarheidskosten verder aan als 'inzetbaarheidskosten in enge zin'.

4.3.6.

In de Nota van Toelichting op het Besluit zijn vervolgens voorbeelden van opleidingskosten gegeven die kwalificeren als inzetbaarheidskosten. De volgende voorbeelden worden genoemd:

“Kosten als bedoeld in onderdeel b, in dit besluit gedefinieerd als ‘inzetbaarheidskosten’, mogen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding als zij zijn gemaakt voor activiteiten die tot doel hebben de bevordering van de inzetbaarheid van de werknemer buiten de organisatie van de werkgever. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan:

  • -

    een werknemer die als timmerman werkzaam is en in de avonduren een MBO opleiding tot lasser volgt met als doel zijn inzetbaarheid buiten de organisatie van de werkgever te bevorderen;

  • -

    een accountant die een cursus coachingsvaardigheden wil volgen, terwijl zijn huidige functie daartoe geen aanleiding geeft;

  • -

    een baliemedewerker die, met het oog op zijn inzetbaarheid buiten de organisatie van de werkgever, graag een cursus wil doen om te werken aan zijn persoonlijke profilering.

[…]

Deze kosten kunnen in mindering worden gebracht tenzij de verworven kennis en vaardigheden zijn aangewend om een functie bij de werkgever uitoefenen. […].

Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog het volgende opgemerkt. Een werknemer die een opleiding volgt, zal de hierbij opgedane kennis en vaardigheden altijd wel op enigerlei wijze gebruiken in zijn dagelijks functioneren. Dat betekent niet dat de kosten daardoor niet meer in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding. Zolang het volgen van de opleiding niet tot doel heeft het (beter) kunnen vervullen van een functie van de werknemer binnen de organisatie, of het verbeteren van het functioneren van de werknemer bij de werkgever, kunnen de kosten in mindering worden gebracht.

Kosten die worden gemaakt voor het vervullen van de huidige functie (of toekomstige functie) van de werknemer of het verbeteren van zijn functioneren binnen de organisatie mogen dus niet in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, ook niet als de inzetbaarheid van de werknemer buiten de organisatie van de werkgever hierdoor mede zou worden bevorderd. Dit sluit aan bij hetgeen hierover is bepaald in de WWZ.”

4.3.7.

Dit deel van de Nota van Toelichting sluit (nog) aan op de toelichting gegeven in de parlementaire geschiedenis. Vervolgens wordt het begrip inzetbaarheidskosten in de Nota van Toelichting - overigens passend binnen het wettelijke kader van artikel 7:673 lid 6 BW - uitgebreid. In de Nota van Toelichting staat namelijk verder:

"Onder inzetbaarheidskosten als bedoeld in onderdeel b vallen ook kosten voor een duale opleiding. Er is dan sprake van een arbeidsovereenkomst naast bijvoorbeeld een beroepspraktijkvormingsovereenkomst. De kosten van de opleiding kunnen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding als sprake is van een arbeidsovereenkomst die uitsluitend is aangegaan omwille van het kunnen volgen van een dergelijke opleiding. Zodoende zal er ook geen belemmering bestaan voor het aanbieden van dergelijke arbeidsovereenkomsten. Het gaat om opleidingen in het kader van de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) en duale opleidingen in het hoger en wetenschappelijk onderwijs. Ook gaat het om andere opleidingen die uitsluitend kunnen worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan, bijvoorbeeld een opleiding tot huisarts.

Onder de kosten van de opleiding wordt verstaan alle kosten die de werkgever daarvoor maakt tijdens de gehele periode waarin iemand de opleiding volgt. Bijvoorbeeld collegegeld, […], kosten van begeleiding van de werknemer en kosten voor kleding en materialen. Loonkosten van de werknemer kunnen echter niet in mindering worden gebracht.[…]."

4.3.8.

Derhalve vallen niet (meer) alleen kosten van opleidingen die leiden tot 'verbreding', in de zin van het verkrijging van andere kennis en/of vaardigheden, onder het begrip inzetbaarheidskosten, maar ook kosten gemoeid met 'verbreding', door het volgen van een opleiding waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan en waarbij het juist gaat om het verwerven van kennis en/of vaardigheden die de werknemer ook binnen de (opleidings-) functie bij zijn werkgever van pas komen. Het gaat dan dus om kosten gemaakt voor het verkrijgen van kennis en/of vaardigheden die (ook) 'van waarde' zijn voor het functioneren bij de eigen werkgever. Dat laatste heeft de wetgever blijkens de parlementaire geschiedenis (aanvankelijk) juist van het begrip inzetbaarheidskosten willen uitsluiten, maar is in het kader van de totstandkoming van het Besluit, in het kader van de leer-/werkovereenkomsten, alsnog toegevoegd. De kantonrechter zal de hier bedoelde inzetbaarheidskosten verder aan duiden als 'inzetbaarheidskosten in ruime zin'.

4.3.9.

De door werkneemster gevolgde cursussen, workshops en trainingen hebben betrekking gehad op de volgende onderwerpen: ‘kleurenanalyse’, ‘open communicatie’, ‘krachtig leiderschap’, ‘creativiteit en innovatie’, ‘inzicht en invloed’, ‘veranderprocessen’, ‘het nieuwe werkoverleg’, ‘appreciative inquiry’ en ‘Lean Six Sigma Greenbelt’.

Het betreffen - behoudens de kleurenanalyse - onderwerpen die opleiden tot kennis en/of vaardigheden die (ook) van waarde zijn voor het werk in de eigen functie bij de Stichting en derhalve niet alleen voor functies buiten de eigen functie bij de Stichting. Ze zijn immers voor de (overheids-)manager verdiepend en verbredend. Het betreffen geen cursussen, workshops of trainingen, ook de kleurenanalyse1 niet, die tot wezenlijk andere kennis en/of vaardigheden leiden en die niet passen binnen een normale ontwikkeling in de functie van een overheidsmanager.

De ontwikkeling van werkneemster middels genoemde cursussen, workshops en trainingen heeft derhalve (ook) plaatsgevonden ten behoeve van de Stichting die, blijkens haar statuten, (ook) tot doel heeft het detacheren van overheidsmanagers ten behoeve van een flexibele overheid. Werkneemster was (feitelijk), middels detachering door de Stichting, in de functie 'overheidsmanager' werkzaam. De cursussen, workshops en trainingen die werkneemster volgde, hebben derhalve niet alleen tot haar bredere inzetbaarheid na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de Stichting geleid, maar ook tot haar bredere inzetbaarheid tijdens haar dienstverband met de Stichting. Dat in de schriftelijke arbeidsovereenkomst is opgenomen: 'De functie van werknemer bij aanvang van de overeenkomst is nader te bepalen', en daar niet de functie 'overheidsmanager' staat vermeld, doet daaraan, anders dan door de Stichting is aangevoerd, niet af. Het is voor de Stichting en werkneemster, gelet op de doelstelling van de Stichting geformuleerd in haar statuten (o.m. het ontwikkelen en detacheren van overheidsmanagers) en de gesloten arbeidsovereenkomst, zonder meer duidelijk geweest dat werkneemster telkens als overheidsmanager zou worden gedetacheerd. Daar is ook invulling aan gegeven.

Nu de cursussen, workshops en trainingen ook hebben geleid tot een bredere inzetbaarheid van werkneemster bij de Stichting, is van inzetbaarheidskosten in enge zin (als bedoeld in de parlementair geschiedenis en het eerste deel van de Nota van Toelichting) geen sprake.

4.3.10.

Aangezien, zoals hiervoor is overwogen, de gevolgde cursussen, workshops en trainingen werkneemster wel breder inzetbaar hebben gemaakt als overheidsmanager, en wellicht zelfs op een, wellicht wezenlijk, ander niveau dan het niveau waarmee zij bij de Stichting in dienst trad, dringt zich de vraag op of de daarmee gepaard gaande kosten inzetbaarheidskosten in ruime zin zijn. Daartoe is vereist dat zij zijn gemaakt in het kader van enige leer-/werkovereenkomst die, conform de uitbreiding van het begrip inzetbaarheidskosten in de Nota van Toelichting, voldoet aan de criteria van artikel 4 lid 1 en 2 van het Besluit. Zoals hierna, uit de beantwoording van vraag A zal blijken, is daarvan geen sprake. Derhalve kwalificeren de door werkneemster gevolgde cursussen, workshops en trainingen, betaald uit het door de Stichting ter beschikking gestelde persoonlijke budget, ook niet als inzetbaarheidskosten in ruime zin.

4.3.11.

Het antwoord op de gestelde vraag luidt dan ook dat van inzetbaarheidskosten als bedoeld in artikel 7:673 lid 6 sub b BW geen sprake is.

4.4.

Opleiding in de zin van artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit? (vraag A)

4.4.1.

De kern van het tussen partijen bestaande geschil is de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen gezien kan worden als een leer-/werkovereenkomst als bedoeld in artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit en daarmee kwalificeren als inzetbaarheidskosten in ruime zin. Daarvan is sprake als de leer/-werkovereenkomst voldoet aan artikel 4 van het Besluit en de daarbij behorende Nota van Toelichting.

Daartoe is onder meer vereist dat het managementontwikkelingsproject een opleiding betreft die 'uitsluitend kan worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan' (artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit). Voor beantwoording van de vraag of daar sprake van is, wordt als volgt overwogen.

4.4.2.

Gesteld noch gebleken is dat de door werkneemster gevolgde cursussen, workshops en trainingen alleen gevolgd kunnen worden indien de cursist een arbeidsovereenkomst heeft. De gevolgde cursussen, workshops en trainingen voldoen dan ook niet aan het vereiste van artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit.

4.4.3.

De Stichting heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat het, in het kader van de toetsing aan artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit, bij de definiëring van 'opleiding' niet alleen gaat om de door werkneemster gevolgde cursussen, workshops en trainingen, maar om de 'gehele opleiding an sich' die werkneemster gedurende haar dienstverband met de Stichting heeft gevolgd. De Stichting stelt namelijk dat het managementontwikkelproject, in combinatie met de door werkneemster zelf te kiezen cursussen, workshops en trainingen, alsmede de haar ter beschikking staande coaching door de directeur van de Stichting, in z'n totaliteit kwalificeert als opleiding in de zin van artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit. De Stichting wijst er op dat de opleidingsduur gelijk is aan de duur van de arbeidsovereenkomst en de (totale) opleiding bij de Stichting alleen gevolgd kan worden als er een arbeidsovereenkomst met de Stichting bestaat. De opleiding en de arbeidsovereenkomst zijn, aldus de Stichting, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Nadat de opleiding is afgerond, eindigt de arbeidsovereenkomst. De werknemers treden daarna elders bij de overheid in dienst. De wet stelt geen voorwaarden waaraan een opleiding moet voldoen. Ter ondersteuning van haar stelling, dat het managementontwikkelingsproject van de Stichting kwalificeert als opleiding, heeft de Stichting een verklaring van prof. dr. Freek Peters, hoogleraar Contextueel Leiderschap aan de Universiteit Tilburg, in het geding gebracht. Hij schrijft onder meer:

"De werkwijze van [werkgever] kenmerkt zich dan ook als 'opleidingsproces tot overheidsmanagement', waarmee [werkgever] zich in mijn ogen kwalificeert als een opleidingsinstituut."

De Stichting maakt vervolgens, ter onderbouwing van haar standpunt, een vergelijking tussen het bij haar door werkneemster te volgen opleiding tot overheidsmanager en de, in de toelichting op het besluit genoemde, opleiding tot huisarts.

4.4.4.

Werkneemster heeft de stellingen van de Stichting weersproken en geconcludeerd dat van een opleiding in de zin van artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit geen sprake omdat, kort gezegd, het managementontwikkelproject bij de Stichting bestaat uit detacheringen en een persoonlijk opleidingsbudget. Daarmee is het project geenszins in lijn met de opleidingen die blijkens de toelichting op het besluit onder het besluit vallen. Er is geen curriculum, geen meetbaar niveau, geen diploma, accreditatie of registratie etc.

4.4.5.

In het Besluit, noch in de daarbij behorende Nota van Toelichting, zijn criteria gegeven waaraan een opleiding als bedoeld in het Besluit moet voldoen. Voor beantwoording van de vraag wanneer sprake is van een opleiding in de zin van artikel

4 lid 2 sub c van het Besluit zal aansluiting gezocht moeten worden bij hetgeen bij de totstandkoming van het Besluit (kennelijk) is beoogd, tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 6 sub b BW.

4.4.6.

De enkele omstandigheid dat de wetgever geen criteria heeft gegeven waaraan een opleiding moet voldoen, betekent niet dat daaraan geen eisen moeten worden gesteld.

In artikel 4 lid 2 sub a van het Besluit wordt verwezen naar de beroepsbegeleidende leerweg, in sub b naar duale opleidingen als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en het voorbeeld dat, ten aanzien van artikel 4 lid 2 sub c in de Nota van Toelichting is genoemd, betreft de opleiding tot huisarts.

Het betreffen opleidingen die behoren tot het 'wettelijk gereguleerd onderwijs'. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van een 'opleiding' in de zin van het Besluit zal daar dan ook aansluiting bij gezocht moeten worden.

Onder het 'wettelijk geregelde onderwijs', valt:

- het bekostigde (beroeps-)onderwijs, zijnde regulier onderwijs, verzorgd door een instelling die volledig en rechtstreeks uit de openbare kassen wordt bekostigd;

- het aangewezen onderwijs, onderwijs verzorgd door een instelling die op grond van de Wet (zoals Wet op het voortgezet onderwijs, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) is aangewezen, maar niet (volledig) uit de openbare kassen worden bekostigd, bijvoorbeeld Hogescholen;

- het erkende onderwijs, onderwijs dat bij of krachtens de Wet op de erkende onderwijsinstellingen een erkenning heeft verkregen. Voorbeelden hiervan zijn de beroepsopleidingen die worden verstrekt door particuliere instellingen en die staan ingeschreven in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs of het Centraal Register Beroepsopleidingen.

Gesteld noch gebleken is dat het managementontwikkelproject van de Stichting valt onder één van de categorieën wettelijk geregeld onderwijs. Van een 'opleiding', in de zin van artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit, is derhalve geen sprake.

4.4.7.

Ook als de norm 'wettelijke geregeld onderwijs' niet bepalend is, is de het managementontwikkelproject geen opleiding in de zin van het Besluit. Daartoe wordt het volgende overwogen.

Wikipedia definieert het begrip opleiding als volgt:

"Een opleiding is een onderwijsprogramma dat ingericht is om de benodigde kennis en vaardigheden voor een beroep of bedrijf over te brengen. Vaak is de naam van de opleiding gelijk aan de naam van het beroep waarvoor wordt opgeleid. Een opleiding kan opgebouwd zijn met verschillende cursussen of vakken die ieder een afzonderlijke thematiek bespreken. Een opleiding wordt doorgaans afgesloten met een attest, diploma of getuigschrift."

Het managementontwikkelproject voldoet hier niet aan. Er is geen enkel curriculum, zelfs geen individueel vooraf vastgesteld doel of programma. Immers tijdens de duur van arbeidsovereenkomst kan dat doel telkens worden vastgesteld en/of bijgesteld. Controle is marginaal, zo blijkt uit de e-mail van de directeur van de Stichting van 6 augustus 2015 waarin hij schrijft dat hij te laks is geweest in de controle op de besteding van de persoonlijke budgetten. Afronding van het managementontwikkelproject leidt niet tot een certificaat, accreditatie, registratie dan wel enig ander 'bewijs' waaruit blijkt dat de werknemer aan bepaalde, voor een ieder herkenbare en te duiden, kwalificatie(s) voldoet.

Dat is bij de, door de Stichting ter vergelijking aangehaalde en in de Nota van Toelichting als voorbeeld genoemde, huisartsenopleiding wezenlijk anders. Daar is sprake van vooraf vastgestelde eindtermen waar de huisarts i.o. bij afronding van de opleiding aan moet voldoen. Afsluiting van de opleiding leidt, na tussentijdse beoordelings- en toetsingsmomenten, tot de bevoegdheid om als huisarts geregistreerd te worden in het BIG-register2.

De werknemers van de Stichting ontvangen, anders dan huisartsen i.o., een markconform salaris. Ook dat wijst er op dat het managementontwikkelproject, gelijk aan de duur van de arbeidsovereenkomst, geen opleiding betreft in de hier bedoelde zin. Hetzelfde geldt voor het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding.

4.4.8.

Dit betekent dat ook zonder dat getoetst wordt aan de norm van wettelijk geregeld onderwijs, het managementontwikkelproject niet kwalificeert als opleiding in de zin van artikel 4 lid 2 sub c va het Besluit.

4.4.9.

Een ruimere invulling van het begrip 'opleiding' zou ook in strijd zijn met het systeem van de WWZ. Immers de transitievergoeding, voor alle werknemers die aan de voorwaarden van artikel 7:673 BW voldoen, is één van de belangrijke pijlers van de WWZ. Als vervolgens ruimhartig met de uitzonderingen die de wetgever daarop heeft geformuleerd wordt omgegaan, wordt aan het uitgangspunt van de te betalen transitievergoeding ernstig afbreuk gedaan.

4.5.

Zijn de kosten in mindering te brengen op de transitievergoeding? (vraag B)

4.5.1.

Nu het managementontwikkelproject geen opleiding is als bedoeld in artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit, kan de Stichting de kosten, verbonden aan de opleiding, niet op die grond op de transitievergoeding in mindering brengen.

4.5.2.

De omstandigheid dat de Stichting stelt in grote financiële problemen te komen, als zij de volledige transitievergoeding aan haar werknemers dient te betalen, kan niet tot een ander oordeel leiden. De wetgever heeft de in de WWZ maatregelen opgenomen voor het geval bij een werkgever sprake is van bijzondere, slechte financiële omstandigheden. Zo heeft de wetgever voor gevallen waarin sprake is van faillissement, surséance van betaling of schuldsanering, bepaald dat de transitievergoeding niet verschuldigd is. Daarnaast biedt de wet de kantonrechter de mogelijkheid te bepalen dat een werkgever, om financiële redenen, de transitievergoeding in termijnen mag betalen, waarbij het te betalen bedrag wordt verhoogd met het bij ministeriële regeling bepaalde percentage.

Voorts zijn in de artikelen 7:673a en d BW en middels de Overbruggingsregeling

Transitievergoeding en het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding, maatregelen genomen om de gevolgen van invoering van de transitievergoeding bij invoering van de WWZ voor werkgevers enigszins te beperken.

Buiten de in de wet of bij ministeriele regeling getroffen beperkende maatregelen, komt de kantonrechter niet de bevoegdheid toe om rekening te houden met de mogelijke (ernstige) financiële gevolgen die betaling van de transitievergoeding voor een werkgever met zich brengt.

4.6.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moeten de vragen die partijen ter beantwoording hebben opgeworpen, alle met een 'nee' te worden beantwoord.

4.7.

Gelet op gezamenlijk verzoek van partijen zal de kantonrechter de kosten tussen partijen compenseren in dier voege dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De kantonrechter beantwoordt de door partijen gestelde vragen als volgt:

A. het managementontwikkelingsproject van [werkgever] voldoet niet aan de definitie van artikel 4 lid 2 sub c van het Besluit Voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding, van 23 april 2015;

B. de kosten in verband met dit managementontwikkelingsproject kunnen niet in mindering worden gebracht op transitievergoeding op grond van de voorwaarden van artikel 4 lid 1 en 2 van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding, van 23 april 2015;

C. de opleidingskosten, die [werkgever] aan werkneemster jaarlijks vergoedt in verband met het managementontwikkelingsproject, zijn niet te beschouwen als inzetbaarheidskosten in de zin van artikel 7:673 lid 6 sub b BW.

Compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. Ellen W. de Groot, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2017.

1 De kleurenanalyse zal werkneemster mogelijk geholpen hebben bij het streven naar een, voor haar functie, optimale uitstraling, maar kan niet gezien worden als het verkrijgen van kennis en/of vaardigheden die leiden tot ne bredere inzetbaarheid.

2 Bron: huisartsopleiding.nl en de door de Stichting in het geding gebrachte informatie over de huisartsenopleiding

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.