2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 5 april 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, een (met een) rechtspersoon (gelijkgestelde entiteit), 'fosfaatfraude' heeft gepleegd. Deze fraude zou erin hebben bestaan dat verdachte samen met anderen zogenoemde grondgebruikersverklaringen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, dan wel gebruik heeft gemaakt van een valse grondgebruikersverklaring (feiten 1 en 2), en dat zij zogenoemde 'vervoersbewijzen dierlijke meststoffen' (VDM's) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst (feit 3), en van die valselijk opgemaakte VDM's gebruik heeft gemaakt (feit 4).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 15 januari 2015 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân en/of te Franeker, gemeente Franekeradeel, (thans gemeente Waadhoeke) en/of Triemen, gemeente Kollumerland en gemeente Nieuwkruisland, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een grondgebruikersverklaring (DOC- [nummer 1] ) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers, heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s) op die grondgebruikersverklaring ingevuld dat gebruikgever [naam 1] aan gebruiker [Verdacht bedrijf] (een) perce(e)l(en) kadastraal bekend gemeente Veenwouden, sectie(s) D en/of F en/of H, kadastrale nummer(s) [nummer 2] en/of [nummer 3] en/of [nummer 4] en/of [nummer 5] (met een totale oppervlakte van 8.00.14 hectare), in gebruik heeft gegeven, gedurende een gebruiksperiode die liep van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, terwijl in werkelijkheid gedurende voornoemde gebruiksperiode, die grond bij (een) ander(en) in gebruik was, te weten ene [naam 2] en/of ene [naam 3] en/of ene [naam 4] en/of ene [naam 5] , (relaas pv pagina 63 en 64) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
2.
zij op of omstreeks 10 juni 2015 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân, althans
in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de gecombineerde opgave 2015 (DOC- [nummer 6] tot en met DOC- [nummer 7] ) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s) op die gecombineerde opgave 2015, opgegeven dat zij, verdachte, op peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, (een) perce(e)l(en) grasland met de volgnummers [nummer 8] en/of [nummer 9] en/of [nummer 10] in gebruik had, terwijl in werkelijkheid dat/die perce(e)l(en) grasland met voornoemde volgnummer(s) op die peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, bij (een) ander(en) in gebruik was/waren, te weten ene [naam 2] en/of ene [naam 3] en/of ene [naam 4] en/of ene [naam 5] , (relaas pv pagina 63 en 64) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
zij op of omstreeks 10 juni 2015 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de gecombineerde opgave 2015 (DOC- [nummer 6] tot en met DOC- [nummer 7] ) als ware het echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) die gecombineerde opgave 2015 heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en bestaande die valsheid hierin dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) op die gecombineerde opgave 2015, heeft opgegeven dat zij, verdachte, op peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, (een) perce(e)l(en) grasland met de volgnummers [nummer 8] en/of [nummer 9] en/of [nummer 10] in gebruik had, terwijl in werkelijkheid dat/die erce(e)l(en) grasland met voornoemde volgnummer(s) op peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, bij (een) ander(en) in gebruik was/waren, te weten ene [naam 2] en/of ene [naam 3] en/of ene [naam 4] en/of ene [naam 5] , (relaas pv pagina 63 en 64)
3.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 april 2015 tot en met 31 juli 2015 te Franeker, gemeente Franekeradeel, (thans gemeente Waadhoeke), en/of te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, tien, althans één of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, waaronder
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd op 20 april 2015, (nummer [nummer 11] , levering/vervoer van ongeveer 198 ton mest), (DOC- [nummer 12] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015, (nummer [nummer 13] , levering/vervoer van ongeveer 156 ton mest), (DOC- [nummer 14] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015, (nummer [nummer 15] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 16] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 18] ),
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) op dat/die vervoersbewij(s)(zen) dierlijke meststoffen, ingevuld en/of doen invullen,
- dat zij, verdachte, leverancier van die mest was, en/of
- dat zij, verdachte, die mest had vervoerd naar en/of gelost op, de losplaats(en) vermeld op dat/die vervoersbewij(s)(zen) dierlijke meststoffen, en/of
- dat [naam 1] afnemer van die mest was,
terwijl in werkelijkheid die mest op haar, verdachtes bedrijf, was gebleven, althans niet was vervoerd naar en/of gelost op de losplaats(en) zoals vermeld op dat/die vervoersbewijs(zen) dierlijke meststoffen en/of niet was afgeleverd, aan die afnemer [naam 1] , met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 april 2015 tot en met 08 augustus 2015 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van tien, althans één of meer vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), waaronder
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd op 20 april 2015, (nummer [nummer 11] , levering/vervoer van ongeveer 198 ton mest), (DOC- [nummer 12] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015, (nummer [nummer 13] , levering/vervoer van ongeveer 156 ton mest), (DOC- [nummer 14] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015, (nummer [nummer 15] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 16] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 18] ),
- zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware dit/die echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
- op 27 april 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 20 april 2015 (nummer [nummer 11] ) heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 19] ), en/of
- op 27 april 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015 (nummer [nummer 13] ) heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 20] ), en/of
- op 28 juni 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015 (nummer [nummer 15] ) heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 21] ), en/of
- op 08 augustus 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] ) heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 22] ), en
bestaande die valsheid hierin dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) op dat/die
vervoersbewij(s)(zen) dierlijke meststoffen, heeft ingevuld en/of heeft doen invullen,
- dat zij, verdachte, leverancier van die mest was, en/of
- dat zij, verdachte, die mest had vervoerd naar en/of gelost op, de losplaats(en) vermeld op
dat/die vervoersbewij(s)(zen) dierlijke meststoffen, en/of
- dat [naam 1] afnemer van die mest was,
terwijl in werkelijkheid die mest op haar, verdachtes melkbedrijf was gebleven, althans niet
was vervoerd naar en/of gelost op de losplaats(en) zoals vermeld op dat/die
vervoersbewijs(zen) dierlijke meststoffen en/of die mest niet was afgeleverd aan die afnemer
[naam 1] .
4 De bewijsoverwegingen
4.1
Inleiding
Verdachte wordt kort gezegd verdacht van het valselijk opmaken van grondgebruikersverklaringen en gecombineerde opgaven, dan wel het opzettelijk gebruik maken van een valselijk opgemaakte gecombineerde opgave. Door op papier meer land in gebruik te hebben dan in werkelijkheid het geval was, zou verdachte een grotere hoeveelheid mest kunnen verantwoorden en in het verlengde daarvan een grotere hoeveelheid vee kunnen hebben. Op die manier zou de fraude een economisch voordeel voor verdachte hebben opgeleverd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor alle haar ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte zijn de onder 1 en 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feiten ontkend. De raadsman heeft vrijspraak van deze feiten bepleit. In het bijzonder is daartoe betoogd dat verdachte geen opzet had op - kort gezegd - het plegen van fraude.
De vennoot van verdachte, medeverdachte [naam 6] , heeft de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten bekend. Om die reden heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden. Door of namens verdachte zijn met betrekking tot deze feiten geen bewijsverweren gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde
1
Verdachte wordt onder 1 en 2 verweten dat zij een grondgebruikersverklaring valselijk heeft opgemaakt respectievelijk een gecombineerde opgave valselijk heeft opgemaakt, dan wel gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakte gecombineerde opgave. Deze verwijten lenen zich voor gezamenlijke bespreking nu voornoemde documenten telkens betrekking hebben op percelen grond die medeverdachte [naam 1] aan verdachte - volgens deze documenten - in gebruik heeft gegeven.
Het dossier bevat een grondgebruikersverklaring2 en een gecombineerde opgave3 waarin is vermeld dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde percelen van medeverdachte [naam 1] in gebruik heeft gekregen in 2015. Vennoot [naam 6] heeft ter terechtzitting een verklaring afgelegd die er, zakelijk weergegeven, op neerkomt dat hij ten tijde van het aangaan van de grondgebruikersovereenkomst ervan uit is gegaan dat [naam 1] over deze percelen mocht beschikken. Verder heeft [naam 6] verklaard dat hij niet bij de betreffende percelen is geweest en deze nooit daadwerkelijk heeft gebruikt, maar dat hij de overeenkomst met [naam 1] is aangegaan om meer mest te kunnen verantwoorden.4
De rechtbank ziet geen aanleiding om in zoverre aan de verklaringen van vennoot [naam 6] te twijfelen en zal daarom bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van de hiervoor geschetste gang van zaken. De rechtbank leidt daaruit af dat [naam 6] in elk geval wist dat de grondgebruikersverklaring waarop is vermeld dat verdachte de percelen in gebruik had, niet strookte met de feitelijke situatie.
Relevant voor de beoordeling van de tenlastelegging is of vennoot [naam 6] wist dat verdachte – nu zij deze grond niet feitelijk in gebruik had - de grond niet voor haar gebruiksruimte bij de RVO mocht opgeven, en derhalve met het opmaken en gebruiken van de grondgebruiksverklaring en het GDI het oogmerk zou hebben gehad om deze als echt en onvervalst te gebruiken, en of verdachte redelijkerwijs in de veronderstelling mocht verkeren dat zij als gebruiker van de gronden in de zin van de Meststoffenwet (Msw) kon worden aangemerkt. In dat verband is de rechtspraak van de CBB over de invulling van het begrip “tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond” van artikel 1, eerste lid, onder m van de Msw leidend. Uit die rechtspraak volgt dat een landbouwer landbouwgrond tot zijn bedrijf mag rekenen als deze grond in het kader van een normale bedrijfsvoering bij het bedrijf in gebruik is. Daarvoor is onder meer bepalend of de landbouwer de feitelijke beschikkingsmacht over deze gronden had, in die zin dat zij in de praktijk in staat was het teeltplan en bemestingsplan op elkaar af te stemmen en in staat was deze plannen in samenhang te realiseren (CBB 16 oktober 2017, ECLI:NL:CBB:2017:442).
Uit deze rechtspraak leidt de rechtbank af dat weliswaar niet op voorhand is uit te sluiten dat het enkele recht om te telen of te bemesten voldoende is om van feitelijke beschikkingsmacht te kunnen spreken. Immers, ook een teler kan in staat zijn om haar teeltplan – in samenspraak met de bemester – af te stemmen op het bemestingsplan en deze afstemming ook daadwerkelijk te realiseren (en vice versa). Maar wel sluit het vereiste van feitelijke beschikkingsmacht het enkele fictieve gebruik van grond uit.
Bij een professioneel bedrijf, zoals verdachte wordt geacht te zijn, moet ervan worden uitgegaan dat zij zich van dergelijke regelgeving op de hoogte stelt alvorens documenten met een bewijsbestemming op te maken.
Uit e-mailwisselingen tussen medeverdachte [naam 1] en vennoot [naam 6] komt niet alleen naar voren dat de percelen voor een aanzienlijk lager bedrag dan gebruikelijk in gebruik werden gegeven, maar ook dat vennoot [naam 6] ervan op de hoogte was dat het om een zuiver papieren constructie ging, waarbij de percelen op enig moment zijn aangepast, omdat daaraan minder risico's zaten.5
Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank er dan ook vanuit dat vennoot [naam 6] ten tijde van het opmaken van de grondgebruikersverklaring (feit 1) en het opmaken van de gecombineerde opgave 2015 (feit 2 primair) niet voornemens was de op papier in gebruik gegeven grond ook feitelijk te gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom worden geconcludeerd dat vennoot [naam 6] ten tijde van het opmaken van de grondgebruikersverklaring respectievelijk de gecombineerde opgave het oogmerk had om valselijk opgemaakte documenten te gebruiken als waren deze echt en onvervalst.
Gelet op de in de jurisprudentie ontwikkelde en bestendige criteria kan voorts geconcludeerd worden dat de verboden gedragingen, welke verdachte dienstig zijn geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf, hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van de vennootschap, zodat deze gedragingen aan verdachte kunnen worden toegerekend.6
Het opzettelijk handelen van vennoot [naam 6] kan gelet op voormelde omstandigheden aan verdachte worden toegerekend.
Overweging met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu de vennoot van verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Schriftelijke beschreiden, te weten vervoersbewijzen dierlijke meststoffen DOC- [nummer 12] ,
DOC- [nummer 25] , DOC- [nummer 26] , DOC- [nummer 14] , DOC- [nummer 16] , DOC- [nummer 23] , DOC- [nummer 24] , DOC
[nummer 18] ;
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2019, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van vennoot [naam 6] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij op 15 januari 2015 in Nederland, samen en in vereniging met anderen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een grondgebruikersverklaring (DOC- [nummer 1] ) valselijk heeft opgemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededaders op die grondgebruikersverklaring ingevuld dat gebruikgever [naam 1] aan gebruiker [Verdacht bedrijf] percelen kadastraal bekend gemeente Veenwouden, secties D en F en H, kadastrale nummers [nummer 2] en [nummer 3] en [nummer 4] en [nummer 5] (met een totale oppervlakte van 8.00.14 hectare), in gebruik gegeven, gedurende een gebruiksperiode die liep van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, terwijl in werkelijkheid gedurende voornoemde gebruiksperiode, die grond bij anderen in gebruik was, te weten [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
2. primair
zij op 10 juni 2015 in Nederland een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de gecombineerde opgave 2015 (DOC- [nummer 6] tot en met DOC- [nummer 7] ) valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij, verdachte op die gecombineerde opgave 2015, opgegeven dat zij op peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, percelen grasland met de volgnummers [nummer 8] en [nummer 9] en [nummer 10] in gebruik had, terwijl in werkelijkheid die percelen grasland met voornoemde volgnummers op die peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, bij anderen in gebruik waren, te weten [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
3.
zij in de periode van 20 april 2015 tot en met 31 juli 2015 in Nederland, samen en in vereniging met anderen, tien geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, waaronder
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd op 20 april 2015, (nummer [nummer 11] , levering/vervoer van ongeveer 198 ton mest), (DOC- [nummer 12] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015, (nummer [nummer 13] , levering/vervoer van ongeveer 156 ton mest), (DOC- [nummer 14] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015, (nummer [nummer 15] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 16] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 18] ),
valselijk heeft opgemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededaders, telkens op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen, ingevuld
- dat zij, verdachte, leverancier van die mest was, en
- dat zij, verdachte, die mest had vervoerd naar en/of gelost op de losplaats(en) vermeld op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen, en
- dat [naam 1] afnemer van die mest was,
terwijl in werkelijkheid die mest op haar, verdachtes, bedrijf was gebleven, althans niet was vervoerd naar en/of gelost op de losplaatsen zoals vermeld op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen en niet was afgeleverd aan die afnemer [naam 1] , met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken;
4.
zij in de periode van 27 april 2015 tot en met 08 augustus 2015 in Nederland telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van tien valse geschriften, waaronder
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd op 20 april 2015, (nummer [nummer 11] , levering/vervoer van ongeveer 198 ton mest), (DOC- [nummer 12] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015, (nummer [nummer 13] , levering/vervoer van ongeveer 156 ton mest), (DOC- [nummer 14] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015, (nummer [nummer 15] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 16] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 18] ),
- zijnde geschriften die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware die echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, en haar mededaders
- op 27 april 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 20 april 2015 (nummer [nummer 11] ) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 19] ), en
- op 27 april 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015 (nummer [nummer 13] ) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 20] ), en
- op 28 juni 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015 (nummer [nummer 15] ) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 21] ), en
- op 08 augustus 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] ) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 22] ), en
bestaande die valsheid hierin dat zij, verdachte, telkens op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen, heeft ingevuld,
- dat zij, verdachte, leverancier van die mest was, en
- dat zij, verdachte, die mest had vervoerd naar en/of gelost op de losplaats(en) vermeld op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen, en
- dat [naam 1] afnemer van die mest was,
terwijl in werkelijkheid die mest op haar, verdachtes melkbedrijf was gebleven, althans niet
was vervoerd naar en/of gelost op de losplaatsen zoals vermeld op die
vervoersbewijzen dierlijke meststoffen en die mest niet was afgeleverd aan die afnemer
[naam 1] .
Indien in de bewezenverklaring taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en zal haar daarvan vrijspreken.
9 De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
feit 2 primair
het misdrijf: valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen begaan door een rechtspersoon;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, als ware het echt en onvervalst, meermalen begaan door een rechtspersoon.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 4.500,- (zegge: vijfenveertighonderd euro);
- bepaalt dat deze straf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 1 (één) jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door T.J. Thurlings-Rassa, voorzitter, mrs. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2019.
Buiten staat
Mr. Thurlings-Rassa en mr. Aksu zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.