4 De beoordeling
Rechtsmacht
4.1.
Nu de eisende partij Syrmos Levantis een rechtspersoon is naar buitenlands (Grieks) recht en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter heeft, moet ambtshalve eerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord op grond van artikel 4 van de toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), omdat gedaagde [gedaagde] zijn woonplaats in Nederland heeft .
4.3.
In hun processtukken hebben beide partijen zich beroepen op bepalingen van het Nederlands burgerlijk wetboek (hierna: BW). Daarnaast heeft Syrmos Levantis zich ter zitting beroepen op bepalingen van het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende lichamelijke zaken (hierna: het Weens Koopverdrag), waarna [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld om zich hierover bij akte uit te laten. In zijn akte betwist [gedaagde] dat het Weens Koopverdrag van toepassing is.
4.4.
Het Weens Koopverdrag is onderdeel van het Nederlands Recht. Op grond van artikel 1 Weens Koopverdrag is dit verdrag in beginsel van toepassing op de koopovereenkomst tussen partijen, nu sprake is van een internationale koop van een roerende zaak (een vrachtwagen) tussen twee partijen die zijn gevestigd in staten die partij zijn bij het Weens Koopverdrag. Op grond van artikel 6 Weens Koopverdrag kunnen partijen de toepassing van dit verdrag uitsluiten of daarvan afwijken.
4.5.
[gedaagde] beroept zich op de uitsluiting van de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag, zoals opgenomen in artikel 12 van de algemene voorwaarden van [gedaagde] . Deze algemene voorwaarden zijn volgens [gedaagde] van toepassing op de koopovereenkomst, omdat deze algemene voorwaarden op de website van Twente Trucks staan. Daarnaast is in diverse door [gedaagde] aan Syrmos Levantis gezonden e-mails en op de factuur een verwijzing naar de voorwaarden opgenomen. Ook hangen de algemene voorwaarden aan de muur van het kantoor van Twente Trucks, waar Syrmos Levantis tweemaal is geweest. Syrmos Levantis betwist dat de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing zijn, omdat de voorwaarden niet ter hand zijn gesteld, er niet correct naar is verwezen en de voorwaarden zijn opgesteld in een voor Syrmos Levantis niet begrijpelijke taal.
4.6.
De vraag of de algemene voorwaarden deel zijn gaan uitmaken van de koopovereenkomst, wordt volgens vaste jurisprudentie beantwoord aan de hand van het Weens Koopverdrag (Hoge Raad 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4837). Dit geldt ook wanneer in de betreffende algemene voorwaarden de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag wordt uitgesloten. Op grond van artikel 8 Weens Koopverdrag en de regels 2 en 3 van de door de Adviesraad van het Weens Koopverdrag afgegeven Opinie nr. 13 (CISG-AC Opinion No. 13, Inclusion of Standard Terms under the CISG, hierna: de Opinie) maken algemene voorwaarden alleen deel uit van een koopovereenkomst, wanneer partijen dit tijdens of voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst, uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn overeengekomen én de wederpartij (Syrmos Levantis) ten tijde van het aangaan van de overeenkomst een redelijke mogelijkheid had om kennis te nemen van de algemene voorwaarden. Uit de regels 5 en 6 van de Opinie volgt dat daartoe de (verwijzing naar de) voorwaarden helder en begrijpelijk moeten zijn voor een redelijke persoon van een gelijke hoedanigheid als de wederpartij in dezelfde omstandigheden. Daarvan is geen sprake als de (verwijzing naar de) algemene voorwaarden zijn opgesteld in een taal waarvan redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat de wederpartij deze begrijpt.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de (verwijzing naar de) algemene voorwaarden van [gedaagde] in de Nederlandse taal zijn opgesteld, dat partijen tijdens de onderhandelingen hebben gecommuniceerd in de Engelse taal en dat geen van de vertegenwoordigers van Syrmos Levantis de Nederlandse taal machtig was. [gedaagde] mocht dan ook niet redelijkerwijs van Syrmos Levantis verwachten dat zij de Nederlandse (verwijzing naar de) algemene voorwaarden zou begrijpen. Daardoor heeft Syrmos Levantis geen redelijke mogelijkheid gehad om kennis te nemen van de algemene voorwaarden van [gedaagde] . Om die reden zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde] geen onderdeel gaan uitmaken van de koopovereenkomst. Gelet op het voorgaande, kunnen de overige stellingen en verweren van partijen in dit kader onbesproken blijven.
4.8.
Nu de algemene voorwaarden van [gedaagde] niet van toepassing zijn op de rechtsverhouding van partijen en daarnaast niet is gebleken van een (andere) uitsluiting van het Weens Koopverdrag door partijen, wordt het geschil beoordeeld op basis van het Weens Koopverdrag, waar nodig aangevuld met Nederlands recht.
4.9.
Syrmos Levantis vordert primair een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden op 13 september 2018, althans alsnog ontbinding van de koopovereenkomst en als gevolg van deze ontbinding, terugbetaling van de koopprijs door [gedaagde] . Daartoe stelt Syrmos Levantis dat zij de koop heeft ontbonden op 13 september 2018, omdat zij niet heeft gekregen wat haar toekwam op basis van de koopovereenkomst en [gedaagde] daarmee is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst.
4.10.
Hiertegen voert [gedaagde] aan dat sprake is van een rechtsgeldige koop en dat Syrmos Levantis eigenaar is geworden van de vrachtwagen. [gedaagde] betwist dat sprake is van een wezenlijke tekortkoming in de zin van artikel 25 Weens Koopverdrag, nu hij niet kon voorzien dat de vrachtwagen in beslag zou worden genomen door een latere signalering via het Schengen Informatie Systeem (hierna: SIS). Nu geen sprake is van een wezenlijke tekortkoming, was Syrmos Levantis niet bevoegd om de koopovereenkomst te ontbinden, aldus [gedaagde] .
4.11.
Op grond van artikel 49 lid 1 sub a Weens Koopverdrag kan een koper de overeenkomst ontbonden verklaren als sprake is van een wezenlijke tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen door de verkoper. Voor de kwalificatie van een tekortkoming als wezenlijk, gelden op grond van artikel 25 Weens Koopverdrag twee vereisten. Ten eerste moet de schade voor de benadeelde partij zodanig zijn dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mocht verwachten. Ten tweede moet dit schadelijke gevolg voor de tekortschietende partij redelijkerwijze voorzienbaar zijn geweest.
4.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vrachtwagen op 20 juni 2018 door de Griekse douane in beslag is genomen, omdat de vrachtwagen in het SIS als gestolen geregistreerd stond. De onderliggende aangifte van diefstal is gedaan op 17 november 2017 door het Italiaanse bedrijf Iccrea Bancaimpresa s.p.a., die de vrachtwagen had verhuurd aan het bedrijf R.B. Transporti E. Logistica s.r.l.. Ter zitting verklaarde [gedaagde] de vrachtwagen op 27 september 2017 te goeder trouw in Italië te hebben gekocht van de vermeende eigenaar van het bedrijf R.B. Transporti E. Logistica s.r.l. voor een marktconforme prijs. Daarbij heeft [gedaagde] het chassisnummer en de documentatie van de vrachtwagen gecontroleerd, waarop R.B. Transporti E. Logistica s.r.l als eigenaar stond genoemd. Volgens [gedaagde] heeft het RDW deze documentatie op echtheid gecontroleerd en zijn geen ‘bellen gaan rinkelen’ bij de douane tijdens de export van de vrachtwagen uit Italië, noch bij het RDW in het daaropvolgende proces van toekenning van een Nederlands kenteken aan de vrachtwagen.
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een wezenlijke tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst, gelet op het volgende. Als gevolg van de inbeslagname lijdt Syrmos Levantis aanzienlijke schade. Zij kan namelijk niet over de gekochte vrachtwagen beschikken, waardoor zij niet alleen de mogelijkheid van het gebruik van de vrachtwagen is verloren, maar ook de koopprijs heeft betaald zonder daarvoor het gebruiksgenot van de vrachtwagen terug te krijgen. Daardoor wordt haar in aanmerkelijke mate onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mocht verwachten. Voor beide partijen was immers duidelijk dat Syrmos Levantis de vrachtwagen van [gedaagde] wilde kopen en deze naar Griekenland wilde exporteren om deze te gebruiken in haar bedrijfsvoering. Vanwege deze verwachtingen wist [gedaagde] dat de export van de vrachtwagen naar Griekenland essentieel was voor Syrmos Levantis. Vanwege deze kenbare, essentiële omstandigheid gaat het verweer van [gedaagde] inhoudende dat de gevolgen voor hem niet voorzienbaar waren, niet op. Dat [gedaagde] te goeder trouw was bij het kopen en verkopen van de vrachtwagen doet aan het voorgaande niets af, omdat dit geen relevante omstandigheid is in de beoordeling of sprake is van een wezenlijke tekortkoming.
In kennis stellen van tekortkoming
4.14.
De kantonrechter gaat er van uit dat Syrmos Levantis [gedaagde] tijdig in kennis heeft gesteld van de tekortkoming, zoals artikel 39 Weens Koopverdrag vereist, nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken.
4.15.
[gedaagde] stelt zich in geval van ontbinding van de koopovereenkomst op het standpunt dat Syrmos Levantis de vrachtwagen aan hem terug moet leveren en voor zover zij daartoe niet in staat is, de koopprijs van de vrachtwagen van € 17.750,00, in mindering dient te worden gebracht op de door [gedaagde] aan Syrmos Levantis terug te betalen koopprijs. Syrmos Levantis heeft hierover aangevoerd dat teruggave van de vrachtwagen onmogelijk is, omdat deze wordt vastgehouden door de Griekse douane. Volgens Syrmos Levantis staat dit de ontbinding niet in de weg, omdat deze omstandigheid haar niet kan worden aangerekend.
4.16.
Op grond van artikel 82 lid 1 Weens Koopverdrag verliest een koper het recht om de overeenkomst ontbonden te verklaren, als het voor hem onmogelijk is om de zaken goeddeels in dezelfde staat terug te geven als waarin hij deze heeft ontvangen. Lid 2 sub a van datzelfde artikel geeft hierop een uitzondering, voor het geval de onmogelijkheid om de zaken terug te geven (in goeddeels dezelfde staat), niet is te wijten aan zijn handelingen of nalaten.
4.17.
Het feit dat de vrachtwagen in beslag is genomen door de Griekse douane, maakt het onmogelijk voor Syrmos Levantis om de vrachtwagen aan [gedaagde] terug te leveren. De inbeslagname is te wijten aan de aangifte van diefstal van R.B. Transporti E. Logistica s.r.l. en daarmee niet aan handelingen of nalaten van Syrmos Levantis. In dit kader is door [gedaagde] nog aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de vrachtwagen in de toekomst zal worden vrijgegeven aan Syrmos Levantis. Dit betreft echter een onzekere toekomstige gebeurtenis, die bovendien gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Syrmos Levantis onvoldoende is onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
4.18.
Uit het bovenstaande volgt dat Syrmos Levantis bevoegd was om de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, zoals zij bij e-mail van haar gemachtigde op 13 september 2018 (productie 4 bij dagvaarding) heeft gedaan. Het gevolg van deze buitengerechtelijke ontbinding is dat partijen van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst zijn bevrijd (artikel 81 Weens Koopverdrag). Dat betekent op grond van artikel 84 lid 1 Weens Koopverdrag dat [gedaagde] de koopprijs van € 17.750,00 moet terugbetalen aan Syrmos Levantis, vermeerderd met rente vanaf het tijdstip waarop de koopprijs werd betaald, zijnde 6 juni 2018. Het verweer van [gedaagde] dat de wettelijke rente pas verschuldigd is vanaf het moment van verzuim, is dus onjuist en wordt verworpen. Voor de hoogte van de door Syrmos Levantis gevorderde ‘wettelijke rente’ wordt aangesloten bij de rentevoet ter plaatse van verkoper [gedaagde] , die de rente als genoten voordeel moet afdragen. Aldus is toewijsbaar de rente ex artikel 6:119 BW.
4.19.
Ten aanzien van de op hem rustende ongedaanmakingsverbintenis tot terugbetaling voert [gedaagde] nog aan dat de koopprijs van de vrachtwagen van € 17.750,00 daarop in mindering moet worden gebracht. Daartoe stelt [gedaagde] dat sprake is van waardevermindering van de vrachtwagen doordat Syrmos Levantis ‘de vrachtwagen heeft ontvangen, mogelijk geen bezwaar heeft gemaakt tegen de inbeslagname en er geruime tijd zal zijn verstreken alvorens het onderhavige geschil tussen partijen onherroepelijk zal zijn beslecht.’
4.20.
Deze omstandigheden kunnen naar het oordeel van de kantonrechter echter niet leiden tot een vermindering van de ongedaanmakingsverbintenis van [gedaagde] . Hoe vervelend het ook is voor [gedaagde] dat de vrachtwagen niet terug kan worden geleverd, in deze omstandigheden geldt op grond van artikel 84 lid 2 Weens Koopverdrag dat de koper aan de verkoper de waarde dient te vergoeden van elk voordeel dat hij van de zaak heeft genoten. [gedaagde] heeft niet gesteld en evenmin is gebleken, dat Syrmos Levantis voordeel heeft genoten van de vrachtwagen. Voor een vergoeding door Syrmos Levantis aan [gedaagde] , al dan niet in de vorm van een vermindering van de ongedaanmakingsverbintenis, is dan ook geen grond.
Aanvullende schadevergoeding
4.21.
De door Syrmos Levantis gevorderde aanvullende schadevergoeding bestaat uit dertien posten, onder te verdelen in vier categorieën:
a. reis-, verblijf- en vervoerskosten van Syrmos Levantis in verband met de koop van de vrachtwagen in juni 2018;
b. reis- en verblijfkosten van Syrmos Levantis in verband met de comparitie in de onderhavige procedure in mei 2019;
c. kosten voor een Griekse advocaat in verband met de strafzaak in Griekenland als gevolg van de inbeslagname;
d. kosten voor de Nederlandse advocaat, tolk en vertaler van producties in de onderhavige procedure.
Daarbij heeft Syrmos Levantis ter zitting toegelicht dat de advocaatkosten moeten worden toegewezen op basis van het liquidatietarief en gemaximeerd moeten worden omdat [gedaagde] had moeten weten dat de onderhavige procedure voor hem niet succesvol zou aflopen.
4.22.
[gedaagde] voert verweer tegen de gevorderde schadevergoeding. Hij is van mening dat de gevorderde kosten niet onder artikel 6:96 BW vallen en dat de kosten uit juni 2018 voor het ophalen van de vrachtwagen niet zeker zijn, omdat niet vast staat dat deze kosten anders niet waren gemaakt. De overige kosten hebben betrekking op de onderhavige procedure en vallen onder artikel 241 Rv, aldus [gedaagde] . Verder wijst [gedaagde] er op dat hij de schade onmogelijk heeft kunnen voorzien, zoals voor vergoeding is vereist op grond van artikel 74 Weens Koopverdrag.
4.23.
Op grond van artikel 45 lid 1 Weens Koopverdrag kan een koper in geval van een tekortkoming in de nakoming door verkoper, schadevergoeding eisen zoals voorzien in de artikelen 74 t/m 77 Weens Koopverdrag. Artikel 74 Weens Koopverdrag gaat uit van de schade die wordt geleden als gevolg van de tekortkoming. De schadevergoeding mag echter niet hoger zijn dan de schade die de tekortschietende partij bij het sluiten van de overeenkomst voorzag of had behoren te voorzien als mogelijk gevolg van de tekortkoming, gegeven de feiten die zij kende of behoorde te kennen. De vergoeding van proceskosten is niet geregeld in het Weens Koopverdrag en wordt daarom beheerst door het Nederlands recht.
4.24.
Ten aanzien van de onder 4.21. genoemde categorie a., bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen causaal verband tussen de tekortkoming en de schade. Deze kosten heeft Syrmos Levantis immers gemaakt als gevolg van haar beslissing om de vrachtwagen in Nederland te kopen en niet als gevolg van de (latere) tekortkoming door [gedaagde] . Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.25.
Datzelfde geldt voor de onder 4.21. genoemde categorie b. Deze kosten zijn het gevolg van de beslissing van Syrmos Levantis om haar bestuurders aanwezig te laten zijn ter zitting in de onderhavige procedure en niet als gevolg van de tekortkoming door [gedaagde] . Ook deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
4.26.
Betreffende de onder 4.21. genoemde categorie c., is de kantonrechter van oordeel dat Syrmos Levantis deze kosten onvoldoende heeft onderbouwd. Zo is door Syrmos Levantis niet toegelicht waarom deze kosten zijn gemaakt, welke werkzaamheden de Griekse advocaat heeft verricht en hoe deze werkzaamheden zich verhouden tot de tekortkoming van [gedaagde] . Dit kan ook niet worden afgeleid uit de overgelegde stukken (productie 7 bij de akte houdende producties van Syrmos Levantis), omdat deze grotendeels zijn opgesteld in de Griekse taal. Ook deze kosten worden afgewezen.
4.27.
Betreffende de onder 4.21. genoemde categorie d. geldt dat dit proceskosten zijn voor de onderhavige procedure, welke worden beheerst door het Nederlands recht. Deze gevorderde kosten zijn inbegrepen in de proceskostenveroordeling. Er is dan ook geen grond voor een toewijzing van deze kosten, naast de proceskostenveroordeling, zoals hierna weergegeven.
4.28.
Uit het voorgaande volgt dat de primaire vordering van Syrmos Levantis toewijsbaar is, voor zover deze ziet op de verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en de terugbetaling van de koopprijs, vermeerderd met rente, door [gedaagde] . Om die reden wordt aan de subsidiaire vordering niet meer toegekomen.
Buitengerechtelijke kosten
4.29.
Syrmos Levantis vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 952,50. Daartoe stelt zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden te hebben verricht. Over deze kosten stelt [gedaagde] dat Syrmos Levantis geen btw hoeft af te dragen, omdat sprake is van een grensoverschrijdende dienst.
4.30.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, nu het verzuim van [gedaagde] na 1 juli 2012 is ingetreden. Syrmos Levantis heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is lager dan het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De omstandigheid dat Syrmos Levantis geen btw hoeft af te dragen, is hierbij niet relevant omdat niet is gesteld of gebleken dat Syrmos Levantis btw heeft berekend over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
4.31.
Voor zover Syrmos Levantis heeft bedoeld een veroordeling van [gedaagde] in de werkelijke kosten van rechtsbijstand te vorderen, overweegt de kantonrechter als volgt. Een dergelijke vordering is volgens vaste jurisprudentie (Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360) alleen onder buitengewone omstandigheden toewijsbaar. Daarvan kan sprake zijn in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen, bijvoorbeeld door het voeren van een verweer dat, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, achterwege had moeten blijven in verband met de belangen van de wederpartij. Hiervan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake, nu het verweer van [gedaagde] niet is gebaseerd op onjuiste feiten of omstandigheden, of op stellingen waarvan [gedaagde] op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Voor een veroordeling van [gedaagde] in de werkelijke proceskosten is daarom geen plaats.
4.32.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van Syrmos Levantis begroot op:
- Dagvaarding: € 98,01
- Griffierecht: € 952,00
- Salaris gemachtigde: € 960,00 (2 punten x tarief € 480,00)
- Totaal: € 2.010,01
De door Syrmos Levantis gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 120,00 aan nakosten salaris. Verder is tegen de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten geen verweer gevoerd, zodat deze wordt toegewezen met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.