4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt, behoudens na te melden partiële vrijspraak, op grond van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen1 zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Feit 1: medeplegen van oplichting van DUO
De door verdachte bij DUO ingediende aanvragen voor studiefinanciering
Een medewerker van DUO heeft op 9 oktober 2018 aangifte gedaan van fraude met studiefinanciering. Ter ondersteuning van de aangifte heeft DUO een USB-stick met hierop informatie over 48 aanvragers aan de FIOD ter beschikking gesteld. Uit die informatie volgt onder meer dat de op naam van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] aanvragen voor studiefinanciering zijn gedaan, terwijl die personen bij de universiteiten, waar zij een opleiding zouden volgen, onbekend zijn en/of dat de aanvragers aldaar géén studie volgden.2
Bij de aanvragen die op naam van [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] zijn gedaan, is het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] gebruikt.3 Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer is vermeld toen verdachte op 14 juni 2018 een vliegticket voor een enkele reis van Amsterdam naar Curaçao boekte.4 Verdachte was daarnaast via het genoemde telefoonnummer bereikbaar voor zijn voormalige werkgever. Ook stond het genoemde telefoonnummer onder de voornaam van verdachte, namelijk ‘ [verdachte] ’, als contactpersoon in de telefoon van [medeverdachte 3] opgeslagen.5 Verder moest de studiefinanciering blijkens de aanvraagformulieren op naam van [naam 4] (daterende van 9 juni 2018), [naam 5] (daterende van 12 juni 2018), [naam 6] (daterende van 6 juni 2018) en [naam 7] (daterende van 12 mei 2018) worden overgemaakt naar bankrekeningen die op naam staan van verdachte, namelijk [rekeningnummer 1] of [rekeningnummer 2] , en zo geschiedde.6
Uit WhatsApp-berichten volgt dat ‘ [naam 10] ’ DigiD-inloggegevens van personen, waaronder [naam 1] en [naam 2] , van ‘ [naam 11] ’ heeft ontvangen. ‘ [naam 10] ’ stuurde de gegevens vervolgens door naar ‘ [naam 9] ’. ‘ [naam 9] ’ is de persoon die de studiefinanciering op naam van [naam 1] en de anderen heeft aangevraagd. In de telefoon van [medeverdachte 1] staat het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] opgeslagen als contactpersoon ‘ [naam 9] ’. Volgens [medeverdachte 3] is ‘ [naam 9] ’ de bijnaam van verdachte. Daarnaast heeft ook verdachte zelf verklaard dat hij ‘ [naam 9] ’ of ‘ [naam 9] ’ wordt genoemd.7 [medeverdachte 1] zelf maakt gebruik van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] en gebruikte de WhatsApp-naam ‘ [naam 10] ’.8
Verder volgt uit WhatsApp-chats (al dan niet via een geluidsfragment) tussen ‘ [naam 9] ’ en [medeverdachte 1] dat de personen op wiens naam de aanvragen worden gedaan, de inlogcodes/sms-verificatiecodes en andere persoonsgegevens (zoals een foto van een ID-kaart of een BSN-nummer) ter beschikking hebben gesteld, zodat ‘ [naam 9] ’ en/of [medeverdachte 1] (via een tussenpersoon) kon(den) inloggen om de studiefinancieringsaanvraag in te vullen en in te dienen. De door DUO uitgekeerde geldbedragen zijn vervolgens overgemaakt op de bankrekening van verdachte of diens toenmalige-partner [medeverdachte 2] .9 ‘ [naam 9] ’ en [medeverdachte 1] hadden veelvuldig contact over de uitbetalingen van de studiefinanciering, waarbij een aantal verschillende rekeningnummers is gebruikt.10 Zo heeft ‘ [naam 9] ’ in de avond van 15 augustus 2018 aan ‘ [naam 10] ’ geschreven: ‘Awo gedaan papa’. Uit de aanvraagformulieren voor studiefinanciering blijkt vervolgens dat zowel de aanvraag op naam van [naam 1] als die op naam van [naam 2] op 15 augustus 2018 bij DUO zijn ingediend. Een dag eerder, op 14 augustus 2018, is de aanvraag op naam van [naam 3] bij DUO ingediend.11 Uit een WhatsApp-gesprek van 14 augustus 2018 volgt dat [medeverdachte 1] om 9:32:04 uur een sms-verificatiecode aan ‘ [naam 9] ’ heeft verzonden, waarna om 09:32:18 uur met betrekking tot het BSN-nummer van [naam 3] succesvol middels DigiD op ‘Mijn DUO’ is ingelogd.12
Op basis van het voorgaande, en mede gelet op de verklaring van verdachte dat hij de studiefinanciering van [naam 4] en [naam 5] op zijn bankrekening heeft ontvangen,13 stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] en de naam ‘ [naam 9] ’.
Het aannemen van een valse hoedanigheid & medeplegen
De rechtbank komt, op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, tot het oordeel dat verdachte in de periode van 12 mei 2018 tot en met 24 augustus 2018 samen met anderen DUO meermalen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Door verdachte en/of zijn mededaders is daartoe steeds gebruikgemaakt van een valse hoedanigheid door zich voor te doen als een persoon die recht heeft op studiefinanciering. Om een aanvraag voor studiefinanciering te kunnen doen, moet een aanvrager inloggen op ‘Mijn DUO’. Dit betreft een persoonsgebonden domein op de website van DUO. Hiertoe zijn de persoonlijke DigiD-inloggegevens van de aanvrager benodigd. Die inloggegevens werden door verdachte en/of zijn mededaders aan elkaar verstrekt en voor de studiefinancieringsaanvragen gebruikt. De personen, waaronder [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] , op wier naam al dan niet met terugwerkende kracht studiefinanciering werd aangevraagd, zijn bij de aanvragen gepresenteerd als studenten. Hoewel zij in werkelijkheid geen recht hadden op studiefinanciering, heeft DUO de studiefinanciering wél gestort. Die geldbedragen zijn voor een groot deel direct uitbetaald op bankrekeningen van onder meer verdachte en/of zijn mededaders. Hieruit volgt dat verdachte en zijn mededaders bij DUO een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wilde(n) roepen met betrekking tot de persoon van de aanvragers (qua hoedanigheid) om daarvan misbruik te maken. Hierbij is aldus gebruikgemaakt van het oplichtingsmiddel ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’, wat maakt dat sprake is geweest van een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen en dit handelen daarom als oplichting in de zin van artikel 326 Sr kan worden geduid. Verdachte en zijn mededader(s) hebben op een nauwe en bewuste wijze samengewerkt, zo blijkt uit de communicatie die tussen verdachte en zijn mededader(s) heeft plaatsvonden. De intellectuele en materiële bijdrage die verdachte heeft geleverd, was daarbij van voldoende gewicht om verdachte als medepleger aan te merken. Immers, verdachte heeft niet slechts studiefinanciering op zijn bankrekening(en) ontvangen, maar hij heeft in ieder geval via [medeverdachte 1] de DigiD-inloggegevens van personen ontvangen en op naam van die personen de (digitale) aanvragen voor studiefinanciering ingediend. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder omschreven.
Feit 2: valsheid in geschrift
De door DUO ontvangen studiefinancieringsaanvragen
DUO heeft de volgende (digitale) aanvraagformulieren voor studiefinanciering14 ontvangen, waaruit volgt dat:
- -
[naam 1] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean (een onderwijsinstelling met BRIN-nummer 88YJ);
- -
[naam 2] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan een onderwijsinstelling met BRIN-nummer 88YJ;
- -
[naam 3] met ingang van 1 februari 2018 een voltijdsopleiding HBO Business Administration volgt aan een onderwijsinstelling met BRIN-nummer 88EA;
- -
[naam 4] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan een onderwijsinstelling met BRIN-nummer 88YJ;
- -
[naam 5] met ingang van 1 oktober 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean, en
- -
[naam 7] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan de University of the Dutch Caribbean.
Gebleken is echter, zoals de rechtbank reeds eerder bij het hiervoor besproken feit heeft overwogen, dat [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 7] bij de universiteiten waar zij een opleiding zouden volgen onbekend zijn en/of dat zij géén studie volgden.15
Hoewel de naam van de onderwijsinstelling niet in de aanvragen op naam van [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] is vermeld, stelt de rechtbank aan de hand van de BRIN-nummers van de onderwijsinstellingen en op grond van de overige inhoud van het procesdossier vast dat de in de tenlastelegging weergegeven onderwijsinstellingen corresponderen met de in de aanvragen vermelde BRIN-nummers.
Een valselijk opgemaakt geschrift
De rechtbank stelt voorop dat op grond van een digitaal ingevuld aanvraagformulier voor studiefinanciering aan de aanvrager door DUO studiefinanciering kan worden toegekend. Een digitaal ingevuld aanvraagformulier voor studiefinanciering is daarom aan te merken als een geschrift in de zin van artikel 225 lid 1 Sr, omdat aan zo’n aanvraagformulier in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit moet worden toegekend.
In de door verdachte ingevulde en ingediende aanvraagformulieren op naam van
[naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 7] is vermeld dat deze personen een hbo-opleiding volgden (aan de University of the Dutch Caribbean of de Universiteit van Curaçao), maar dit was niet het geval en verdachte wist dit. Het is verdachte geweest die het gehele digitale aanvraagproces heeft doorlopen, waarbij hij deed alsof de tenaamgestelde de aanvraag zelf indiende en ondertekende. Dit brengt met zich dat verdachte de aanvraagformulieren op naam van de genoemde personen niet alleen valselijk heeft opgemaakt, maar ook dat hij DUO doelbewust wilde misleiden door de aanvraagformulieren als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. DUO was niet van de valsheid op de hoogte. Verdachte had aldus het oogmerk tot misleiding. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3: opzettelijk gebruikmaken van een valse “Verklaring collegegeld/cursusgeld”
De door DUO ontvangen “Verklaring collegegeld/cursusgeld”
DUO voert controles uit op de rechtmatigheid van toegekende studiefinanciering. Een medewerker van DUO heeft naar aanleiding daarvan op 13 juni 2019 aan de Capabel Hogeschool verzocht om te verifiëren of de ‘onlangs’ door DUO ontvangen “Verklaring collegegeld/cursusgeld” van verdachte door de onderwijsinstelling is ondertekend en of de in dit formulier ingevulde informatie juist is. Uit de voornoemde “Verklaring collegegeld/cursusgeld” volgt dat verdachte sinds 15 juni 2017 tot en met 20 mei 2019 voor de hbo-opleiding Toegepaste Psychologie stond ingeschreven aan een onderwijsinstelling, namelijk ‘Capabel Hoogeschool’. Het formulier lijkt te zijn ondertekend door [naam 8] , waarbij eveneens gebruik lijkt te zijn gemaakt van een stempel van de Capabel Hogeschool in Utrecht. In de Verklaring collegegeld/cursusgeld staat verder vermeld dat verdachte een bedrag van € 6.000,-- aan collegegeld verschuldigd was over de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1 juni 2019. De Capabel Hogeschool had de afgifte van een dergelijk door haar ondertekend formulier eerder, omstreeks mei 2019, geweigerd vanwege een betalingsachterstand van verdachte. [naam 8] heeft op 13 juni 2019 aan DUO laten weten dat de door verdachte bij DUO ingediende “Verklaring collegegeld/cursusgeld” niet door hem, namens de onderwijsinstelling Capabel Hogeschool is ondertekend en dat de in het formulier ingevulde informatie voor wat betreft de inschrijving onjuist is.16 Dit leidde op 24 juli 2019 tot een aangifte door [naam 8] .17 Verdachte heeft op 26 februari 2020 bij de politie verklaard dat hij een tijdje aan de Capabel Hogeschool heeft gestudeerd.18
Opzettelijk gebruikmaken van een valse “Verklaring collegegeld/cursusgeld”
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 13 juni 2019 een ingevulde Verklaring collegegeld aan DUO heeft doen toekomen. Op grond van een ingevulde “Verklaring collegegeld/cursusgeld” kan aan de aanvrager, in dit geval verdachte, door DUO studiefinanciering worden toegekend. Een “Verklaring collegegeld/cursusgeld” is daarom aan te merken als een geschrift in de zin van artikel 225 lid 1 Sr, omdat aan zo’n formulier in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit moet worden toegekend. Uit de bij DUO ingediende “Verklaring collegegeld/cursusgeld”, waarin overigens ook de personalia van verdachte zijn vermeld, volgt dat [naam 8] van Capabel Hogeschool het formulier heeft ondertekend, maar dit was niet het geval en verdachte wist dit. Capabel Hogeschool had eerder juist vanwege een betalingsachterstand van verdachte geweigerd een dergelijk ondertekend formulier af te geven. Omdat het valse geschrift op het vlak van studiefinanciering uitsluitend een voordeel voor verdachte kan opleveren, concludeert de rechtbank dat de verdachte dit aan DUO heeft doen toekomen. Dit brengt met zich dat verdachte de “Verklaring collegegeld/cursusgeld” niet alleen vals heeft opgemaakt, maar ook dat hij het ondertekende formulier als echt en onvervalst opzettelijk gebruikte om DUO te misleiden. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu er géén wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er ten aanzien van dit feit tussen verdachte en een ander een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan.
Feit 4: medeplegen van gewoontewitwassen
Een geldbedrag van € 50.569,--
Het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] behoort toe aan verdachte. Dit rekeningnummer is opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 12] (16 juli 2018), [naam 13] (6 augustus 2018), [naam 14] (2 juli 2018), [naam 6] (6 augustus 2018) en [naam 7] (12 mei 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 50.569,-- naar de bankrekening van verdachte is overgemaakt.19 Uit de door een medewerker van DUO op 9 oktober 2018 gedane aangifte van fraude met studiefinanciering volgt dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.20 Verdachte heeft van het genoemde geldbedrag € 9.800,-- overgeboekt naar de bankrekening van [naam 15] voor de aankoop van twee puppy’s en ten minste € 12.000,-- contant opgenomen. Daarnaast heeft hij een gedeelte van het geldbedrag gebruikt om online te gokken.21
Een geldbedrag van € 64.478,--
Ook het bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] behoort aan verdachte toe. Dit rekeningnummer is opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 16] (4 juli 2018),
[naam 4] (9 juni 2018), [naam 5] (12 juni 2018), [naam 17] (16 juli 2018), [naam 18] (18 juni 2018) en [medeverdachte 1] (20 juli 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 64.478,-- naar de bankrekening van verdachte is overgemaakt.22 Uit de door een medewerker van DUO op 9 oktober 2018 gedane aangifte van fraude met studiefinanciering volgt dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.23 Verdachte heeft van het genoemde geldbedrag onder meer € 2.500,-- overboekt naar de bankrekening van [medeverdachte 1] en ruim € 63.000,-- contant opgenomen. Daarnaast heeft hij een gedeelte van het geldbedrag gebruikt om online te gokken.24
Een geldbedrag van € 78.873,--
De bankrekeningnummers [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] behoren toe aan [medeverdachte 2] , de toenmalige partner van verdachte.
Het rekeningnummer [rekeningnummer 3] is opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 3] (14 augustus 2018), [naam 19] (3 juli 2018), [naam 20] (30 juli 2018), [naam 2] (15 augustus 2018), [naam 21] (31 juli 2018), [naam 22] (5 juli 2018), [naam 23] (21 augustus 2018) en [naam 24] (31 juli 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 56.053,-- naar de bankrekening van [medeverdachte 2] is overgemaakt.25
Daarnaast is het rekeningnummer [rekeningnummer 4] opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 25] (14 augustus 2018) en [naam 26] (9 augustus 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 22.820,-- naar deze bankrekening van [medeverdachte 2] is overgemaakt.26
Uit de door een medewerker van DUO op 9 oktober 2018 gedane aangifte van fraude met studiefinanciering volgt dat de genoemde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.27 Verdachte heeft op 27 februari 2020 bij de politie verklaard dat hij een deel van de ontvangen gelden aan een persoon heeft afgedragen en een deel voor zichzelf heeft gebruikt: “Ik gebruikte hiervoor ook de rekening van mijn ex-partner”.28 Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte haar bankrekening heeft gebruikt.29 Uit onderzoek is verder gebleken dat er forse bedragen contant zijn opgenomen en dat verdachte een bedrag van € 1.300,-- heeft uitgegeven aan een tas en een bril bij Louis Vuitton.30
Een geldbedrag van € 54.326,--
Het bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] behoort toe aan [medeverdachte 3] . Dit rekeningnummer is opgegeven in de aanvraagformulieren (met de daarbij vermelde aanvraagdata) voor studiefinanciering die op naam van [naam 27] (25 juli 2018), [naam 28] (11 augustus 2018), [naam 29] (21 augustus 2018), [naam 30] (2 augustus 2018), [naam 31] (3 augustus 2018) en [naam 32] (18 juli 2018) bij DUO zijn ingediend en waarna een totaalbedrag van € 54.326,-- naar de bankrekening van [medeverdachte 3] is overgemaakt.31 Uit de door een medewerker van DUO op 9 oktober 2018 gedane aangifte van fraude met studiefinanciering volgt dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.32 Van het genoemde totaalbedrag is € 5.270,-- overgemaakt naar het aan verdachte toebehorende bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] . Daarnaast is in totaal € 48.800 contant opgenomen.33 Uit de verklaring van [medeverdachte 3] blijkt het volgende: “Ik heb gezien dat dit door DUO op mijn rekening is gestort. Zodra deze bedragen op mijn rekening waren gestort, heb ik het bedrag gepind. Ik heb het geld van de rekening afgehaald en aan [verdachte] gegeven, zoals ik met hem had afgesproken.”34 Ook heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij geldbedragen via internetbankieren naar het voormelde rekeningnummer van verdachte heeft overgemaakt: “Als ik een bedrag ontving van € 11.300,--, dan pinde ik € 10.000,-- en vervolgens maakte ik € 1.300,-- over van mijn bankrekening naar de bankrekening van [verdachte] .”35
Een geldbedrag van € 500,--
Op 22 februari 2019 is door DUO een bedrag van € 2.106,94 overgemaakt voor studiefinanciering overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 6] t.n.v. [naam 33] . Uit onderzoek is gebleken dat dit bedrag ten onrechte door DUO is uitgekeerd. Immers, ‘de aanvrager’ stond blijkens een inschrijfcontrole niet ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Van het door DUO uitgekeerde bedrag heeft verdachte € 500,-- gepind en € 500,-- overgemaakt naar zijn eigen bankrekening, zo heeft verdachte zelf ook op 27 februari 2020 bij de politie verklaard.36 Deze overboeking maakt desondanks geen onderdeel uit van de bewezenverklaring, aangezien het niet valt binnen de ten laste gelegde periode. In zoverre wordt verdachte partieel vrijgesproken.
Een gewoonte maken van het (mede)plegen van witwassen
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode een uit enige misdrijven afkomstig totaalbedrag van € 248.246,-- heeft overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt en dat verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Van dit witwassen heeft verdachte een gewoonte gemaakt, omdat in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van frequente witwashandelingen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu er in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er ten aanzien van het witwassen van de eerdergenoemde geldbedragen van € 50.569,-- en
€ 64.478,-- tussen verdachte en een andere in de tenlastelegging genoemde persoon een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan gericht op de verboden gedraging. De andere personen zijn hierover niet gehoord door het onderzoeksteam. Verdachte heeft gezwegen, zodat wettig en overtuigend bewijs voor medeplegen ten aanzien van de twee laatstgenoemde bedragen ontbreekt. Het is met name niet uitgesloten dat de andere personen van niets wisten en door verdachte zijn misleid en voorgelogen. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van deze bedragen als pleger aanmerken, nu deze variant impliciet is opgenomen in de tenlastelegging.
De rechtbank oordeelt anders voor wat betreft de overige ten laste gelegde geldbedragen. In die gevallen is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen op grond van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen is. Immers, verdachte had die geldbedragen zonder de hulp van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] niet kunnen witwassen en zij wisten, zo blijkt uit hun verklaringen, ook dat de door DUO op hun bankrekeningrekening gestorte bedragen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte en deze laatstgenoemde andere personen hebben dan ook met vol opzet op een nauwe en bewuste wijze samengewerkt, waarbij ook verdachte een materiële bijdrage heeft geleverd die van voldoende gewicht is om hem als medepleger aan te merken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 12 mei 2018 tot en met 24 augustus 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door met genoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk, en in strijd met de waarheid,
aanvragen van studiefinanciering in het persoonsgebonden domein op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs in te vullen en/of in te dienen waarmee verdachte (samen met zijn mededaders) deed voorkomen dat personen, waaronder:
- [naam 1] ;
- [naam 2] ;
- [naam 3] ;
- [naam 4] ;
- [naam 5] ;
- [naam 6] , en,
- [naam 7] ,
– al dan niet met terugwerkende kracht – aanspraak hadden of maakten op studiefinanciering, waardoor voornoemde Dienst Uitvoering Onderwijs werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
2.
hij in de periode van 12 mei 2018 tot en met 15 augustus 2018 in Nederland, digitale
aanvraagformulieren voor studiefinanciering op naam van
- [naam 1] ;
- [naam 2] ;
- [naam 3] ;
- [naam 4] ;
- [naam 5] , en,
- [naam 7] ,
– zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, door op/in voornoemde digitale aanvraagformulieren – in strijd met de waarheid – te vermelden dat
- [naam 1] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean;
- [naam 2] met ingang van 1 september 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean;
- [naam 3] met ingang van 1 februari 2018 een voltijdsopleiding HBO Business Administration volgt aan de Universiteit van Curaçao;
- [naam 4] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan de University of the Dutch Caribbean;
- [naam 5] met ingang van 1 oktober 2017 een voltijdsopleiding HBO Sport, Management & Ondernemen volgt aan de University of the Dutch Caribbean, en/of
- [naam 7] met ingang van 1 april 2018 een voltijdsopleiding HBO Bank en Verzekeringsmanagement volgt aan de University of the Dutch Caribbean,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 13 juni 2019 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse Verklaring collegegeld/cursusgeld van Capabel Hogeschool inzake [verdachte] – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid bedoelde Verklaring collegegeld/cursusgeld is ondertekend door [naam 8] van Capabel Hogeschool, en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, die Verklaring collegegeld/cursusgeld heeft doen toekomen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs, terwijl hij, verdachte wist dat dit geschrift bestemd was tot gebruik als ware dit geschrift echt en onvervalst;
4.
hij in de periode 12 mei 2018 tot en met 24 augustus 2018 in Nederland, alleen en/of tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, een voorwerp, bestaande uit een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van € 248.246, heeft overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat deze geldbedragen - (on)middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.