Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2022:3830

Rechtbank Overijssel
19-12-2022
22-12-2022
AK_21_2004
Omgevingsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Afwijzing aanvraag om een omgevingsvergunning voor een overkapping met ingebouwd schuurtje; rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is geweigerd; slechts verwezen naar bouwverbod uit de privaatrechtelijke koopovereenkomst; rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 21/2004


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen


[eisers] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A.J. Pol),

en

het college van burgemeester en wethouders van Raalte (verweerder)

(gemachtigden: drs. H.L.G. Verouden en mr. C. van Olst).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om een omgevingsvergunning voor een overkapping met ingebouwd schuurtje (hierna: overkapping).

Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 20 juli 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 oktober 2021 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing gebleven.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

  1. Eisers hebben in juli 2018 een huis gekocht aan de [adres] te Raalte. De vorige eigenaren van het huis hebben op 12 februari 2018, een paar maanden voor de verkoop van het huis, een naastgelegen perceel gekocht van de gemeente (hierna: het perceel). Dit perceel heeft de bestemming “Groen” in het bestemmingsplan Raalte Kern. De eigendom van het perceel is, samen met de eigendom van het huis, overgegaan naar eisers.

  2. Eisers willen een overkapping realiseren op het perceel. Zij hebben daarom op 9 juni 2021 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor een overkapping met een kleine opbergruimte (schuur) voor tuingereedschap.

3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. De aanvraag ziet op de activiteit “bouwen”. Op het perceel bevindt zich geen bouwvlak. De aanvraag is daarom in strijd met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kent geen binnenplanse afwijking om binnen de bestemming “Groen” gebouwen buiten het bouwvlak toe te staan. Hoewel de gewenste overkapping wel aan de criteria van artikel 4 van bijlage II van het Bor1 (kruimelgevallenregeling) voldoet, heeft verweerder besloten om geen gebruik te maken van deze afwijkingsmogelijkheid.

4. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing.

5. Verweerder is in het bestreden besluit bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.

7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Heeft verweerder de weigering van de omgevingsvergunning voldoende gemotiveerd?

8. Eisers voeren aan dat de weigering onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft op grond van de kruimelgevallenregeling de bevoegdheid om de afwijking van het bestemmingsplan toe te staan. Verweerder heeft dit slechts geweigerd onder verwijzing naar het bouwverbod, zoals opgenomen in de koopovereenkomst van het perceel. Daarbij is niet gemotiveerd of sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.

9. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, omdat er sprake is van een te bouwen gebouw op gronden met de bestemming “Groen” en dat gebouw niet ten dienste zal zijn van die bestemming. Tevens is het bouwplan in strijd met die bestemming omdat volgens het bestemmingsplan gebouwen alleen binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd, terwijl op deze gronden geen bouwvlak aanwezig is. Eisers hebben dit ook ter zitting erkend.

10. Verweerder kan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2º, van de Wabo2 een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van een bestemmingsplan als het beoogde gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat onder meer sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening als een goed woon- en leefklimaat als gevolg van het project niet is gewaarborgd.3 Het besluit om aan een activiteit in afwijking van het bestemmingsplan al dan niet medewerking te verlenen is een bevoegdheid van verweerder, waarbij verweerder beleidsruimte heeft. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht.4

11. De rechtbank overweegt dat verweerder is nagegaan of op grond van de kruimelgevallenregeling kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. De overkapping voldoet aan de criteria van de kruimelgevallenregeling uit artikel 4 van bijlage II van het Bor, maar verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op grond hiervan af te wijken van het bestemmingsplan. Verweerder heeft ter onderbouwing verwezen naar het bouwverbod uit de koopovereenkomst tussen de gemeente Raalte en de vorige eigenaren van het perceel. In artikel 16 van deze koopovereenkomst is een bouwverbod opgenomen. Het is de koper op grond van dit artikel niet toegestaan een bouwwerk op te richten op het perceel en bij nietnakoming hiervan verbeurt de koper per overtreding ten behoeve van de gemeente een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,-. Omdat dit een kwalitatieve verplichting is op grond van artikel 16, derde lid, van de overeenkomst, geldt dit bouwverbod ook voor eisers.

12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is geweigerd. Verweerder heeft de afwijking van het bestemmingsplan – die op grond van de kruimelgevallenregeling wel mogelijk is – afgewezen en daarbij slechts verwezen naar het bouwverbod uit de privaatrechtelijke koopovereenkomst. Verweerder heeft echter in het geheel niet onderbouwd waarom de afwijking van het bestemmingsplan in strijd wordt geacht met een goede ruimtelijke ordening. Het perceel heeft de bestemming “Groen”, maar het gebruik als tuin wordt gedoogd, ondanks dat dit (ook) in strijd is met het bestemmingsplan. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat tegen dit strijdig gebruik van het perceel als tuin niet wordt opgetreden.

13. De rechtbank wijst voorts nog op het volgende. De rechtbank acht de kans minimaal, zo niet uitgesloten, dat een (feitelijk) gebruik conform de bestemming “Groen” zal herleven zolang de grond niet in eigendom is van de gemeente. De rechtbank ziet daarvoor bevestiging in de houding van verweerder om niet handhavend op te treden tegen het huidige – met de bestemming strijdige – gebruik van het perceel. De rechtbank acht, gelet op de gewijzigde eigendomssituatie van het perceel, de kans gerede dat bij een bestemmingsplanherziening of -wijziging de betreffende grond niet meer een openbare bestemming als “Groen” zal krijgen, maar eerder een meer op het huidige gebruik toegespitste bestemming zal krijgen. In dat geval is de kans aannemelijk, vanuit planologisch opzicht, dat het bouwvoornemen van eisers niet kan worden tegengehouden.

14. De rechtbank is niet gebleken dat verweerder ook deze omstandigheden (kenbaar) heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of de door eisers benodigde afwijking redelijkerwijs kon worden geweigerd. Verweerder zal in het licht van dat wat hiervoor is overwogen, nader moeten motiveren welk (planologisch) belang nog wordt gediend met de weigering van de toepassing van de afwijkingsmogelijkheid en daarmee met de weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Overig

15. Voor zover eisers stellen dat de overkapping vergunningsvrij is op grond van artikel 2 van bijlage II bij het Bor, overweegt de rechtbank dat eisers in dit geval zelf een aanvraag om een omgevingsvergunning hebben ingediend. Ter beoordeling ligt daarom voor de rechtbank slechts de vraag voor of verweerder de aanvraag om een omgevingsvergunning heeft mogen weigeren. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eisers niet, ook niet desgevraagd ter zitting, aannemelijk hebben gemaakt dat de beoogde overkapping vergunningsvrij is.

16. Al het overige dat eisers hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de aanvraag is geweigerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden. Eisers hebben geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Zoals de gemachtigde van eisers ter zitting heeft bevestigd, kan zijn bijstand niet worden aangemerkt als een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van 19 oktober 2021;

- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eisers moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 Besluit omgevingsrecht.

2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:969.

4 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1697.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.