Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder de weigering van de omgevingsvergunning voldoende gemotiveerd?
8. Eisers voeren aan dat de weigering onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft op grond van de kruimelgevallenregeling de bevoegdheid om de afwijking van het bestemmingsplan toe te staan. Verweerder heeft dit slechts geweigerd onder verwijzing naar het bouwverbod, zoals opgenomen in de koopovereenkomst van het perceel. Daarbij is niet gemotiveerd of sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
9. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, omdat er sprake is van een te bouwen gebouw op gronden met de bestemming “Groen” en dat gebouw niet ten dienste zal zijn van die bestemming. Tevens is het bouwplan in strijd met die bestemming omdat volgens het bestemmingsplan gebouwen alleen binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd, terwijl op deze gronden geen bouwvlak aanwezig is. Eisers hebben dit ook ter zitting erkend.
10. Verweerder kan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2º, van de Wabo2 een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van een bestemmingsplan als het beoogde gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat onder meer sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening als een goed woon- en leefklimaat als gevolg van het project niet is gewaarborgd.3 Het besluit om aan een activiteit in afwijking van het bestemmingsplan al dan niet medewerking te verlenen is een bevoegdheid van verweerder, waarbij verweerder beleidsruimte heeft. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht.4
11. De rechtbank overweegt dat verweerder is nagegaan of op grond van de kruimelgevallenregeling kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. De overkapping voldoet aan de criteria van de kruimelgevallenregeling uit artikel 4 van bijlage II van het Bor, maar verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op grond hiervan af te wijken van het bestemmingsplan. Verweerder heeft ter onderbouwing verwezen naar het bouwverbod uit de koopovereenkomst tussen de gemeente Raalte en de vorige eigenaren van het perceel. In artikel 16 van deze koopovereenkomst is een bouwverbod opgenomen. Het is de koper op grond van dit artikel niet toegestaan een bouwwerk op te richten op het perceel en bij nietnakoming hiervan verbeurt de koper per overtreding ten behoeve van de gemeente een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,-. Omdat dit een kwalitatieve verplichting is op grond van artikel 16, derde lid, van de overeenkomst, geldt dit bouwverbod ook voor eisers.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is geweigerd. Verweerder heeft de afwijking van het bestemmingsplan – die op grond van de kruimelgevallenregeling wel mogelijk is – afgewezen en daarbij slechts verwezen naar het bouwverbod uit de privaatrechtelijke koopovereenkomst. Verweerder heeft echter in het geheel niet onderbouwd waarom de afwijking van het bestemmingsplan in strijd wordt geacht met een goede ruimtelijke ordening. Het perceel heeft de bestemming “Groen”, maar het gebruik als tuin wordt gedoogd, ondanks dat dit (ook) in strijd is met het bestemmingsplan. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat tegen dit strijdig gebruik van het perceel als tuin niet wordt opgetreden.
13. De rechtbank wijst voorts nog op het volgende. De rechtbank acht de kans minimaal, zo niet uitgesloten, dat een (feitelijk) gebruik conform de bestemming “Groen” zal herleven zolang de grond niet in eigendom is van de gemeente. De rechtbank ziet daarvoor bevestiging in de houding van verweerder om niet handhavend op te treden tegen het huidige – met de bestemming strijdige – gebruik van het perceel. De rechtbank acht, gelet op de gewijzigde eigendomssituatie van het perceel, de kans gerede dat bij een bestemmingsplanherziening of -wijziging de betreffende grond niet meer een openbare bestemming als “Groen” zal krijgen, maar eerder een meer op het huidige gebruik toegespitste bestemming zal krijgen. In dat geval is de kans aannemelijk, vanuit planologisch opzicht, dat het bouwvoornemen van eisers niet kan worden tegengehouden.
14. De rechtbank is niet gebleken dat verweerder ook deze omstandigheden (kenbaar) heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of de door eisers benodigde afwijking redelijkerwijs kon worden geweigerd. Verweerder zal in het licht van dat wat hiervoor is overwogen, nader moeten motiveren welk (planologisch) belang nog wordt gediend met de weigering van de toepassing van de afwijkingsmogelijkheid en daarmee met de weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
15. Voor zover eisers stellen dat de overkapping vergunningsvrij is op grond van artikel 2 van bijlage II bij het Bor, overweegt de rechtbank dat eisers in dit geval zelf een aanvraag om een omgevingsvergunning hebben ingediend. Ter beoordeling ligt daarom voor de rechtbank slechts de vraag voor of verweerder de aanvraag om een omgevingsvergunning heeft mogen weigeren. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eisers niet, ook niet desgevraagd ter zitting, aannemelijk hebben gemaakt dat de beoogde overkapping vergunningsvrij is.
16. Al het overige dat eisers hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 19 oktober 2021;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: