4.4
Het oordeel van de rechtbank
1
De rechtbank zal eerst de structuur van (buitenlandse) entiteiten en de geldstromen daartussen, alsmede de positie van verdachte hierin, vaststellen. Aan de hand van deze uitgangspunten zal de rechtbank vervolgens het ten laste gelegde feit beoordelen.
De structuur van de entiteiten
Verdachte was, door middel van zijn holding [holding] BV, aandeelhouder van [bedrijf 1] BV, [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3] BV. Deze bedrijven hielden zich bezig met de productie, de ontwikkeling en de verkoop van telecommunicatie artikelen. Deze producten, die door [bedrijf 1] BV werden ontwikkeld, werden via de [omschrijving] -ondernemingen over de hele wereld verkocht. Verdachte heeft daarnaast in de periode van 2007/2008 een constructie opgezet met buitenlandse entiteiten.2
2008 & 2009
Het bedrijf [bedrijf 4] Ltd. (hierna: [bedrijf 4] ), zijnde de feitelijk in Nederland gevestigde werkmaatschappij van verdachte, is een vennootschap ingeschreven in het Verenigd Koninkrijk. Verdachte was directeur van [bedrijf 4] .3 Via een aaneengeschakelde structuur van buitenlandse entiteiten4 – waarbij de ‘bovenliggende’ rechtspersoon steeds de aandelen in bezit had van de rechtspersoon daaronder – hing [bedrijf 4] uiteindelijk onder [bedrijf 5] .5 Zo was [bedrijf 5] houder van alle aandelen van [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6] ), [bedrijf 6] was in het bezit van de aandelen van [bedrijf 7] Ltd. (hierna: [bedrijf 7] ), [bedrijf 7] bezat alle aandelen in [bedrijf 8] Ltd. (hierna: [bedrijf 8] ) en [bedrijf 8] was aandeelhouder van [bedrijf 4] . Verdachte stond als ‘advisor’ en begunstigde van de [bedrijf 5] geregistreerd.6
De inkoop van [bedrijf 4] verliep via [bedrijf 9] Ltd. (hierna: [bedrijf 9] ), die vervolgens weer inkocht bij diverse Aziatische leveranciers.7 [bedrijf 6] was tevens de enig aandeelhouder van [bedrijf 9] .8 Zoals gezegd was verdachte de uiteindelijk begunstigde van die foundation, waardoor de verdachte ook het volledige belang in [bedrijf 9] had.
Zoals hiervoor vermeld, kocht [bedrijf 4] haar goederen in bij [bedrijf 9] en [bedrijf 9] kocht deze bestelde goederen weer in bij verschillende Aziatische leveranciers. Op basis van onderzoek van facturen en het in auditfiles aangetroffen inkoopboek en bankboek is berekend dat [bedrijf 9] in de periode van 10 oktober 2007 tot en met 27 augustus 2010 een winstpercentage had van gemiddeld 91,03%, hetgeen heeft geresulteerd in een brutowinst van € 2.515.194,30.9
Verdachte had als (economisch) aandeelhouder en (feitelijk) bestuurder van zowel [bedrijf 9] als [bedrijf 4] zeggenschap over het reilen en zeilen van beide vennootschappen. Verdachte kon dus feitelijk zelf bepalen waar de winst op de verkopen zou komen te liggen: [bedrijf 9] kocht in en verkocht aan [bedrijf 4] , [bedrijf 4] verkocht vervolgens weer door aan derden. Als [bedrijf 9] met een hoge winstmarge de ingekochte goederen doorverkocht aan [bedrijf 4] , zou de winst in [bedrijf 9] vallen. Als daarentegen de goederen tegen een relatief lage prijs aan [bedrijf 4] zouden worden verkocht en door [bedrijf 4] met een hoge winstmarge zou doorverkopen aan derden, zou de winst in [bedrijf 4] vallen.10 [bedrijf 4] wordt, als Nederlandse werkmaatschappij van verdachte, wel vermeld in zijn aangiften IB. Als de winst in [bedrijf 4] zou vallen, zou dit dus gevolgen (in negatieve zin) hebben gehad voor de aangiften IB van verdachte.
Verdachte heeft echter de winst op de verkopen in [bedrijf 9] laten vallen: [bedrijf 4] betaalde (door verdachte bepaalde) hoge inkoopprijzen aan [bedrijf 9] , waardoor de winst in [bedrijf 9] uitkwam op een percentage van gemiddeld 91,03%. Deze winst is in de vorm van dividend in opdracht van verdachte vanaf de Tanzaniaanse bankrekening van [bedrijf 9] overgemaakt naar de Luxemburgse [bankrekening] .11
In 2008 en 2009 werd er in 25 transacties in totaal een bedrag van € 766.124,20 vanaf de Tanzaniaanse bankrekening op naam van [bedrijf 9] overgemaakt naar de Luxemburgse [bankrekening] . Deze transacties hebben allemaal de vermelding “dividend” of een afgeleide daarvan. Behoudens een in verhouding klein bedrag werden die bedragen binnen één of twee weken vanaf de [bankrekening] doorgeboekt naar Belgische bankrekeningen op naam van verdachte, maar nu met de omschrijving “gift” of zonder omschrijving, maar in ieder geval werden die bedragen niet aangeduid als ‘dividend’. In 2008 en 2009 tezamen is vanaf de [bankrekening] in totaal € 760.694,61 overgemaakt naar de Belgische bankrekeningen op naam van verdachte. Daarnaast werd vanaf de [bankrekening] in totaal € 5.429,59 overgemaakt naar een rekening bij de VP Bank in Luxemburg op naam van [bedrijf 10] Ltd. Het [adviseur] is een onderdeel van de [rechtspersoon 2] .12
Verdachte heeft hierover verklaard dat het dividend uit [bedrijf 9] , zo goed als belastingvrij, via de structuur, uiteindelijk op zijn Belgische bankrekeningen bij hem terechtkwam. Al het geld dat hij via [bedrijf 9] ontving, was dividend. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij degene was die [bedrijf 9] aanstuurde, hij steeds de opdrachten gaf om betalingen te verrichten en dat [bedrijf 9] alleen een ‘doorsluisluikje’ was.13
2010
In 2010 werd de hiervoor uiteengezette structuur aangepast, vanwege een verandering van de wetgeving om belastingontwijking via trusts en foundations tegen te gaan.14 In de eerder opgezette structuur werd [bedrijf 6] als het ware vervangen door [bedrijf 11] Ltd.15 De door [bedrijf 6] gehouden aandelen in [bedrijf 7] zijn daarbij overgenomen door [bedrijf 11] Ltd. en de aandelen van [bedrijf 11] Ltd. zelf werden alle gehouden [bedrijf 12] Ltd. Verdachte is een van de aandeelhouders van [bedrijf 12] Ltd.16 De opzet van de structuur was dat de aandeelhouder (verdachte) de gelden middels een 'Letter of Wishes' zou krijgen uitbetaald.17
Uit het onderzoek van de inbeslaggenomen administratie is gebleken dat er leningsovereenkomsten zijn opgesteld, waarin [bedrijf 9] als geldverstrekker werd aangemerkt en verdachte als lener.18 In 2010 is er vier keer een bedrag overgemaakt (met een totaal van
€ 65.000,--) vanaf de Tanzaniaanse bankrekening van [bedrijf 9] naar de Belgische bankrekening van verdachte, met als omschrijving “loan prepayment” of “advance payment of loan”.19 Verdachte heeft in 2010 in totaal € 49.750,-- contant opgenomen van deze Belgische bankrekening.20
Verdachte heeft hierover verklaard dat dit betalingen waren van dividend uit [bedrijf 9] , die onder de noemer van ‘lening’ werden uitbetaald aan hem en waar nooit een cent van is terugbetaald aan [bedrijf 9] en waar ook geen rente over werd betaald.21
Gedurende de jaren 2007 tot en met 2010 is er in totaal € 1.062.453,40 overgemaakt naar diverse Belgische bankrekeningen op naam van verdachte. Het overgrote deel van dit bedrag is gelopen via de Tanzaniaanse bankrekening op naam van [bedrijf 9] .22 Het geld dat binnenkwam op de Belgische bankrekeningen werd door verdachte nagenoeg allemaal contant opgenomen.23 In de periode van eind 2007 tot en met 2010 heeft verdachte ruim
€ 900.000,-- gepind.24 Verdachte heeft hierover verklaard, dat hij dit contant opgenomen geld vervolgens weer op zijn Nederlandse bankrekening stortte en dat hij dit deed omdat hij niet bij de Belastingdienst in zicht wilde komen.25
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat de hiervoor uiteengezette structuur klopt en daarover verklaard dat hij deze op advies van [adviseur] op deze manier heeft opgezet.26 De vraag of verdachte op dat advies mocht vertrouwen, zal de rechtbank later beoordelen.
De aangiften inkomstenbelasting
Niet ter discussie staat dat verdachte zijn belastingconsulent [adviesbureau] BV de in de tenlastelegging genoemde aangiften Inkomstenbelasting voor hem heeft laten opmaken.27 De rechtbank overweegt ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde aangiften Inkomstenbelasting als volgt.
In de aangifte Inkomstenbelasting (hierna: IB) over 200828 en 200929 heeft verdachte niet opgegeven dat hij deelnemer was in een constructie met belangen vanuit een Foundation en dat hij beschikte over buitenlandse bankrekeningen, te weten die bij de Belgische Fortis bank en in 2009 ook bij de Belgische ING bank. Ook heeft verdachte voordelen genoten uit aanmerkelijk belang en dit niet als `regulier inkomen uit aanmerkelijk belang' aangegeven in box 2 van de aangiften inkomstenbelasting van betreffende jaren.30
In de aangifte IB over het jaar 201031 heeft verdachte niet opgegeven dat hij beschikte over buitenlandse bankrekeningen, te weten de op zijn naam staande rekening bij de Belgische KBC bank. Verdachte had een volledig economisch belang in [bedrijf 9] , maar heeft dit niet als `regulier inkomen uit aanmerkelijk belang' aangegeven in box 2.32
Verdachte heeft verklaard dat hij niet tegen zijn belastingconsulent heeft gezegd hoe de structuur van entiteiten precies in elkaar zat en ook niet dat hij bankrekeningen in België op naam had staan.33 Verdachte heeft hiermee gehandeld in strijd met de op hem rustende zorgplicht om de Belastingdienst de juiste en volledige gegevens over zijn inkomsten te verstrekken. Door het onjuist en onvolledig doen van de aangiften IB heeft de Belastingdienst niet de gelegenheid gehad om informatie bij verdachte op te halen of om nader onderzoek te doen naar de juistheid van de heffing. Nu uit het hiervoor overwogene volgt dat verdachte meer inkomen heeft gegenereerd dan dat hij bij de Belastingdienst heeft opgegeven, kan worden vastgesteld dat die jaren te weinig inkomstenbelasting is geheven.
Tussenconclusie
De rechtbank is op basis van het hiervoor overwogene van oordeel dat verdachte de aangiften IB over de jaren 2008, 2009 en 2010 onjuist en onvolledig heeft laten doen, waardoor telkens te weinig belasting is geheven.
Opzet
Tot slot dient de rechtbank te beoordelen of verdachte opzet had op het doen van onjuiste aangiften IB. Onderdeel van die vraag is ook of verdachte mocht vertrouwen op de advisering van [adviseur] . De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte heeft meermalen verklaard dat hij de hiervoor besproken structuur van (buitenlandse) entiteiten heeft opgezet met het doel om minder belasting te betalen.34 Verdachte stelt dat hij zich daartoe heeft laten adviseren door [adviseur] . Hij heeft verklaard dat zij hem het verschil tussen belastingontwijking en belastingontduiking hebben uitgelegd en hem ervan hebben verzekerd dat dit een legale manier was om belasting te ontwijken.35 De rechtbank is van oordeel dat het voor verdachte op zijn minst duidelijk was dat door het opvolgen van het advies van [adviseur] de grenzen werden opgezocht en dat verdachte, zoals de raadslieden van verdachte het hebben uitgedrukt, “scherp aan de wind kon varen”.
Wat daar ook van zij, uit het dossier komt naar voren, dat verdachte de uitgezette route niet heeft gevolgd. Verdachte heeft de winst in [bedrijf 9] rechtstreeks van de Tanzaniaanse bankrekening op naam van [bedrijf 9] naar de Luxemburgse [bankrekening] laten overmaken onder de omschrijving “dividend”.36 Daarbij heeft hij de geadviseerde route niet gevolgd; de winstuitkering uit [bedrijf 9] verliep immers niet via de aandeelhouder van [bedrijf 9] , [bedrijf 6] , en vandaar door naar de aandeelhouder van [bedrijf 6] , [bedrijf 5] , een trustfonds waarvan verdachte de uiteindelijke begunstigde was.
Ter zitting heeft verdachte voorts verklaard dat [adviseur] hem niet heeft geadviseerd over hoe hij zijn aangiften IB moest invullen en wat hij daarin wel of niet moest opnemen.37 Uit het dossier blijkt dat belastingconsulent [adviesbureau] BV niet betrokken was bij het opzetten van de structuur, en daarvan noch van de Belgische rekeningen, op de hoogte is gesteld door de verdachte.38 Verdachte gebruikte de Belgische bankrekeningen en haalde het geld daarvan contant op, omdat hij naar eigen zeggen het geld niet teveel in het zicht van de Belastingdienst wilde hebben, zodat er niet teveel vragen gesteld zouden worden.39 Hij wilde naar eigen zeggen de link doorbreken.40 Verdachte heeft over de Belgische bankrekeningen verklaard dat hij die op eigen initiatief aldaar heeft geopend. In een e-mail bericht van 23 maart 2007 valt ook te lezen dat verdachte er expliciet op wordt gewezen dat het bankgeheim in België niet zo goed is als in landen als Luxemburg of Zwitserland.41 De verdachte heeft, zoals gezegd, voorts verklaard dat het bij de betalingen naar zijn Belgische bankrekening eigenlijk om dividend ging.
Het feit dat verdachte op fiscaal gebied geadviseerd werd door anderen, te weten [adviseur] en belastingconsulent [adviesbureau] BV, doet hieraan niets af. Verdachte heeft niet vooraf onderzoek gedaan naar de deskundigheid van [adviseur] en ook (de legaliteit van) de uitvoering van de door [adviseur] geadviseerde structuur heeft verdachte niet aan anderen voorgelegd. Mede gelet op het hiervoor overwogene, concludeert de rechtbank dat verdachte wist dat er – minst genomen – een aanmerkelijke kans bestond dat de daaruit voortvloeiende inkomsten belastbaar waren. De rechtbank acht daarbij van belang dat – wat er ook zij van de deskundigheid van [adviseur] als adviseur en de eventuele (il)legaliteit van de geadviseerde structuur van entiteiten alsmede de omstandigheid dat verdachte niet de uitgezette route van [bedrijf 9] via [bedrijf 6] en [bedrijf 5] heeft gevolgd – verdachte heeft verklaard dat zij hem niet hebben geadviseerd over hoe hij zijn aangiften IB moest doen. Verder heeft verdachte belastingconsulent [adviesbureau] BV, die namens hem wél de aangiften IB deed, niet volledig ingelicht over de structuur van entiteiten, het Panamese trustfonds en de buitenlandse bankrekeningen. Door alsnog als hiervoor uiteen gezet te handelen, heeft verdachte bewust de kans aanvaard dat een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en uit sparen en beleggen (box 3) in zijn aangiften IB werd opgegeven.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 23 maart 2010 tot en met 8 maart 2012, in Nederland,
telkens opzettelijk
een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (digitale) aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren:
- 2008, en
- 2009, en
- 2010
onjuist en onvolledig heeft laten doen, immers heeft hij, op de ingediende (digitale) aangiften een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en uit sparen en beleggen (box 3) doen/laten opgeven,
terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.