Inleiding
Bij besluit van 27 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder 1 aan [restaurant]
op grond van artikel 2.25 van de geldende Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
-
een vergunning verleend voor het houden van een evenement op 7 mei 2023 (Weizenmiddag 2023); en
-
op grond van artikel 3 van de Zondagswet ontheffing verleend van het verbod tot
het verwekken van gerucht dat op een afstand van meer dan 200 meter van het punt van verwekking hoorbaar is.
Verweerder 2 heeft bij het primaire besluit op grond van artikel 4.6 van de geldende APV ontheffing verleend van het verbod om buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit op 6 maart 2023 een bezwaarschrift ingediend en verzocht om handhaving. Zij heeft de voorzieningenrechter gelijktijdig verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 17 maart 2023 heeft verweerder het verzoek tot handhaving afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2023 heeft verweerder 1 de bij het primaire besluit verleende vergunning voor het houden van het evenement “Weizenmiddag 2023” met inachtneming van artikel 1.6, lid b, van de APV gemeente Dinkelland 2023 gewijzigd. Deze wijziging ziet op het verplaatsen van de fietsenstalling.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 april 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot en haar gemachtigde.
Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door [naam 1]
en [naam 2] . [restaurant] is vertegenwoordigd door zijn eigenaar [naam 3] .
Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt
de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening dient sprake te zijn van een spoedeisend belang. Gelet op het feit dat de ‘Weizenmiddag 2023’ zal plaatsvinden
op 7 mei 2023 en niet aannemelijk is dat verweerders op het door verzoekster ingediende bezwaarschrift vóór die datum zal hebben beslist, is de voorzieningenrechter van oordeel
dat sprake is van een spoedeisend belang.
3. Verzoekster heeft aangevoerd dat de vergunning in feite net als met een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 8.10, tweede lid, samen met artikel 8.9
van de Wet Milieubeheer (Wm) had moeten worden geweigerd. Verzoekster is wederom overvallen door de hele situatie. Er is geen inspraak vooraf geweest. Het is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur om een ontheffing/vergunning te verlenen voor een activiteit die gaat plaatsvinden in de periode dat er nog niet op het bezwaarschift kan zijn beslist gelet op de doorlooptijden.
De belangen van verzoekster worden ernstig geschonden. De geluidsvoorschriften bij
de bestreden ontheffing/vergunning zijn te ruim en niet handhaafbaar. Er zijn nu twee soorten geluidvoorschriften van kracht. Die van de ontheffing van 27 februari 2023 en
de voorschriften van de van kracht zijnde geluidvoorschriften als bedoeld in het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Die van 27 februari 2023 zijn veel ruimer en bieden te weinig bescherming tegen lawaai en die zijn bovendien niet handhaafbaar. Er is geen plausibele reden aan te wijzen om in de bestreden ontheffing ruimere geluidsvoorschriften op te nemen dan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Een belangenafweging ontbreekt.
Meerdere ‘andere festiviteiten’ vinden jaarlijks plaats, maar deze worden niet gemeld als ‘andere activiteit’ in de verordening van Dinkelland. Zo kan nooit worden nagegaan of de twaalf stuks andere festiviteiten opgebruikt zijn.
Tot slot is gesteld dat er sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Deze strijd is niet opgenomen in de vergunning of erin verwerkt. Het bestemmingsplan laat onderhavige activiteit niet toe.
4. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat er geen gronden zijn aangevoerd tegen de ontheffing van de Zondagswet, zodat slechts ter beoordeling staat of verweerder 1 de evenementenvergunning heeft kunnen verlenen.
5. De door verweerder 1 verleende evenementenvergunning heeft betrekking op een evenement dat buiten het pand van [restaurant] plaatsvindt, namelijk op het terras en in een op het terrein te plaatsen tent. Reeds op grond hiervan gelden naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit Milieubeheer, maar is verweerder bevoegd om zelf geluidsnormen voor te schrijven. In de vergunning zijn geluidsvoorschriften opgenomen die zijn gebaseerd op gebruikelijke geluidsvoorschriften bij evenementen en die naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk zijn. Verweerder heeft bij de vorige editie van het evenement, de Weizenmiddag 2022, op 29 mei 2022 geluidsmetingen gedaan. Uit die metingen blijkt dat binnen de gestelde geluidsvoorschriften gebleven kan worden.
Voor het terras geldt de bestemming horeca categorie 1. Voor de voorzieningenrechter is onvoldoende vast komen te staan dat de ruimtelijke uitstraling van het evenement gelet op de aard en omvang, in het bijzonder ook het relatief kortdurende en incidentele karakter ervan, zodanig is dat daardoor strijd met het geldende bestemmingsplan ontstaat en om die reden een omgevingsvergunning noodzakelijk is.
6. Op grond van vorenstaande heeft verweerder 1 op grond van de APV de gevraagde evenementenvergunning kunnen verlenen.
7. Voor de door verweerder 2 verleende ontheffing van het verbod om buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt heeft verweerder naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kunnen volstaan met een verwijzing naar de ten tijde van het evenement ‘Weizenmiddag 2022’ gedane geluidsmetingen, nu voor de ‘Weizenmiddag 2023’ dezelfde geluidsvoorschriften gelden als voor het evenement in 2022.
8. De verwijzing door verzoekster naar de uitspraak van 7 april 2023 in de bij de rechtbank bekende procedure Awb 22/817 kan niet tot een ander oordeel leiden, nu deze uitspraak ziet op evenementen die hebben plaatsgevonden ruim voor het thans vergunde evenement.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de door verzoekster betwiste vergunningen geen stand zullen houden.
10. Op grond hiervan bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.