2 De tenlastelegging
De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte als werkgever in strijd heeft gehandeld met bepalingen van de Arbeidsomstandighedenwet, waardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemer(s), onder wie [slachtoffer] , ontstond of te verwachten was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 18 januari 2022 te Kampen, in elk geval in Nederland,
als werkgever in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet,
al dan niet opzettelijk, handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met voormelde wet en/of de daarop berustende bepalingen,
immers heeft zij, [verdacht bedrijf] B.V. , toen aldaar aan of nabij de [adres] te Kampen, zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid onder g van genoemde wet, door één of meer van haar werknemers in de zin van genoemde wet,
arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid uit – zakelijk weergegeven – handelingen ten behoeve van het (af)lassen van, althans andere werkzaamheden heeft verricht aan, stalen constructies (ook wel spanten genoemd), terwijl niet was/werd voldaan aan:
- artikel 5 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet,
immers heeft [verdacht bedrijf] B.V. bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet voldaan aan de verplichting schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie vast te leggen welke (specifieke) risico’s het (af)lassen van stalen constructies (spanten) met zich brengen en/of had verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid nagelaten schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie vast te leggen welke risico’s het niet borgen van de stalen constructies met zich brengen, en/of
- artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet,
immers heeft [verdacht bedrijf] B.V. nagelaten ervoor te zorgen dat werknemers doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, te weten het (af)lassen van en/of andere werkzaamheden aan stalen constructies en de daaraan verbonden risico’s en/of de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn (waren) deze risico’s te voorkomen of te beperken, en/of
- artikel 8 lid 4 van de Arbeidsomstandighedenwet,
immers heeft [verdacht bedrijf] B.V. niet, althans onvoldoende toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de in artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet genoemde risico’s bij het uitvoeren van werkzaamheden aan de stalen constructies, en/of
- artikel 3.2 lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit,
immers heeft [verdacht bedrijf] B.V. nagelaten dat bedoelde arbeidsplaats zodanig werd ontworpen en/of gebouwd en/of uitgerust en/of in bedrijf gesteld en/of gebruikt en/of onderhouden dat gevaar voor de veiligheid en/of de gezondheid van slachtoffer en/of van een of meer andere werknemers, bij het verrichten van werkzaamheden aan stalen constructies zoveel mogelijk was voorkomen,
terwijl daardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer werknemers, waaronder voor [slachtoffer] ontstond of te verwachten was.
10 De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van € 75.000,00 (zegge: vijfenzeventigduizend euro);
- bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding [benadeelde 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,00 (bestaande uit affectieschade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,00, (zegge: vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af voor het overige;
schadevergoeding [benadeelde 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,00 (bestaande uit affectieschade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,00, (zegge: vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af voor het overige;
schadevergoeding [benadeelde 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,00 (bestaande uit affectieschade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,00, (zegge: vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af voor het overige;
proceskosten gezamenlijke benadeelde partijen voornoemd
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de gezamenlijke benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , gemaakt, tot op heden begroot op € 660,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
schadevergoeding [benadeelde 4]
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. D. van den Berg en mr.
M.S de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder en mr. C.L. Struik, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.
Buiten staat
Mr. D. van den Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.